No. 4.
Dinsdag 17 1923.
39e .laarg.
ij is de Wsake
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
F E JJL L E T ON.
Ou blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. dB. - Postgiro 60363.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiön WGrden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag ELF nre.
Kameroverzicht.
De minister Ruys de Beerenbrouck
en De Geer hebben deze week de po
litiek onzer Regeering in de Eerste
Kamer verdedigd. De eerste besprak
enkele bijzondere punten en verklaarde
o.m. dat onze weermacht voldoende
moet zijn om onze neutraliteit te hand
haven.
Merkwaardig was het beroep van
minister Ruys op de Rechterzijde om
opofferingsgezind te zijn en niet onder
ling te kibbelen. Daardoor gal Z.E.
dus ronduit toe, dat de tegenwoordige
Regeeringspartijen geenzins eensgezind
zijn in vele vragen en dat hare begin
selen geen vast richtsnoer voor de
Regeering geven. Wil men in vrede
blijven leven, dan zal de toestand du»
zóó moeten worden, dat nu eens de ééne
en dan weer de andere partij haar zin
krijgt. Wat blijft er op die wijze over
van de beginselen, die leven bij de
partijen
De Bioscoopwet bewees opnieuw het
gebrek van eensgezindheid en, waar
Z E. vrijhandel bepleitte, stond hij te
genover een groot deel der rechterzijde,
terwijl hij allen van links aan zijne
zijde vond. Ook verder moet minister
Ruys velen van rechts hebben teleur
gesteld. Waar blijven de Zondagswet,
het verbod van lijkverbranding, de in
voering van de doodstraf, de verbreking
van den financieelen band tusschen
Kerk en Staat Alle woorden van den
(Vrij uit het Duitsch.)
33)
Zij deed de gravin met ongewone schuchter
heid het verzoek om een verlof van acht tot
veertien dagen. Dit verlof werd gegeven na
korte bezinning. De gravin overlegde bij zich-
zelve, dat ten tijde der verhuizing Magdalena
het beste gemist kon worden en gaf haar ver
langen te kennen, dat het jonge meisje dit
verlof niet zou verlengen.
„Ik verheug mij, dat gij toch niet zoo geheel
alleen staat, als gij het voorstelt," merkte de
dame op. „Ik maakte daaruit op, dat gij geen
enkele vriendelijke gastvrije plaats op aarde
bezat, dan die, welke de jonge schilder u
heeft aan te bieden en daartoe is de tijd nog
niet gekomen."
Had de gravin opgekeken van het boek,
waarin zij verstrooid zat te bladeren, dan zou
'haar de verwarring niet ontgaan zijn, die zich
teekende op Magdalena's gelaat, want daar zij
niet gewoon was iemand te misleiden, deed de
bewuste logen een schaduw van schrik en
schaamte over haar reine trekken vallen.
„Het is een gehuwde vriendin mijner jeugd,
die mij uitnoodigt," hernam zij, „ik durfde
niet hopen, dat zij zich mijner nog zou her
inneren."
„Ziet gij wel, men mag niet wanhopen," zei
de gravin. „Dus veertien dagenik verzoek
u, niet langer, juffrouw Göring."
„Ik zal stipt op tijd terug zijn, mevrouw
de gravin."
„Ligt de plaats aan den spoorweg vraagde
de dame nog.
Magdalena bevestigde dit en noemde een
kleine stad.
„Des te beter; ik houd er niet van, dat de
gouvernante mijner dochter te ver alleen reist
Minister konden het feit niet ongedaan
maken, dat als de rechterzijde over
deze principieele punten eensgezind
dacht, de oplossing spoedig zou zijn
gevonden.
Minister de Geer besprak uitvoerig
den financieelen toestand van het land.
Hij gaf toe, dat de belastingdrnk veel
te zwaar is, maar weet dit aan buiten
ons liggende factoren.
Wat bezuiniging betreft, stelde Z.E.
zich op het standpunt, dat men de
plannen niet mag verwerpen, alleen
omdat daardoor zekere belangen wor
den geschonden. Deed men dit, dan
zou er van de geheele bezuiniging niets
terecht komen.
Dat de verschillende leden door de
redevoeringen van de Regeeringstafel
niet tevreden waren gesteld, spreekt
van zelf. De heer Van Lanschot be
pleitte nogmaals protectie. De heer de
Vos van Steenwijk verweet minister
Ruys zeer conservatief te zijn, waar
deze geen inmenging van de Staten-
Generaal in de Kabinetsvorming wil
de toestaan.
Van belang was voorts het debat dat
werd gevoerd over het militaire vraag
stuk. De heer Van Embden verdedig
de nogmaals het standpunt, dat men
voor de militaire uitgaven een vast
bedrag hij noemde 30 millioen
moest aannemen, waarboven men dan
ook in geen geval zou gaan. Het ideaal,
n.l. een weermacht die aan alle aan
vallen het hoofd kan bieden, is voor
ons toch onbereikbaar. De heer Iden-
burg wilde van dit alles niets hooren
en nu eens deze, dan weer een andere reis
gelegenheid gebruikt en in wachtkamers en
postkantoren onbeschermd toeft."
„Ik zelf zou daartoe den moed niet hebben,
mevrouw de gravin," hernam Magdalena, „of
de bittere noodzakelijkheid zou mij moeten
dwingen, of een hooger doel mij leiden."
„En wanneer wenscht gij te gaan vroeg
de dame.
„Als gij het mij toestaat, mevrouw de gravin,
dan morgen vroeg. Ik behoef geen bijzondere
toebereidselen voor de reis te maken."
„Goedinformeer dan naar het vertrek van
den trein en laat den koetsier zeggen, wanneqr
het rijtuig voor moet zijn."
De gravin verdiepte zich weer in het boek
en Magdalena ging naar de slaapkamer, waar
het kleine meisje reeds wachtte. Nooit was
zij zoo verstrooid geweest als dezen dag;„de
kleine keek haar met verwonderde oogen aan,
als zij nu deze, Jan gene vraag verkeerd be
antwoordde.
Eindelijk was de tijd verstreken, die Mag
dalena heden zoo zwaar drukte. Met een
gevoel van verlichting nam zij de boeken bij
elkander.
„Voor lang!" zei het kind.
Magdalena knikte in gedachten verzonken
en keek naar buiten op het landschap, waar
de herfst regeerde.
„Ik ben treurig, omdat gij heengaat," zei het
kleine meisje, „ik heb u toch zoo lief, zoo lief
Ik wilde, dat gij hier bleeft."
Magdalena streelde feeder "het jeugdige ge
laat, dat zich vast tegen haar had aangevleid.
Alleen zeide zij„Ik kom weer."
Na het eten doorschreed zij nog eenmaal
den tuin, zij ging tot aan de boomen bij het
meer, die een zwijgend dak gewelfd hadden
over haar jeugdig geluk. Nu waren zij kaal;
ongehinderd blikten wolken en zonnestralen
neder op de verlatene plaats, rondom stilte,
verwelken en sterven.
Zij had de zalige herinnering aan haar geluk
hier willen versterken, zij nam niets mede dan
en-wil oDder alle omstandigheden onze
neutraliteit kunnen handhaven.
Vrijdag kou worden aangevangen met
de behandeling van de afdeelen der
Staatsbegrooting. Allereerst kwam het
dep. van Binn. Zaken en Landbouw aan
de beurt. De heer Heerkens Thyssen
drong er op aan, aat de werkeloos
heidslasf&n niet door de gemeenten
maar geheel door het Rijk moesten
worden gedragen, maar Minister Ruys
bleef bij zijne meening dat de gemeente-
zorg vóór moet gaan. Verder meende
deze afgevaardigde dat de Regeering
hare bemoeiingen ten aanzien van de
huishouding der gemeente veel te ver
uitstrekt.
Bij de begrooting van Financiën
klaagde de heer Haazevoet over de
wyze van uitvoering van de tabaks
wet, die voor de belanghebbenden vele
bezwaren meebrengt.
By de begrooting van Marine voerde
mevrouw Pothuis-Smit het woord na
mens de socialistische fractie, waarbij
natuurlyk de gebruikelijke bezwaren
werden ter sprake gebracht. De heer
Verkouteren had gaarne gezien dat de
vereeniging van de departementen van
Oorlog en Marine was voortgezet. Het
debat over de Marinepolitiek wilde Z.
E. uitstellen tot de behandeling van de
Vlootwet.
De kosten der werkloozenzorg.
Op de vragen van den heer H. Colijn
betreffende het verstrekken van gege
vens nopens de uitgaven ten behoeve
van de werkloozenzorg heeft Minister
een gevoel, treurig tot stervens toe.
Het laatste gedeelte van den namiddag en
de avond gingen voorbij met inpakken, waar
bij de kamenier der gravin haar behulpzaam
was en Hortense toekeek. Toen de koffer
gesloten was, trad zij met het kind aan het
venster van den helderen nachtelijken hemel
blikten duizenden sterren groetend neer.
„Een vuurpijl 1" riep de kleine Hortense in
verrukking.
„Een verschietende ster," verbeterde Magda
lena, „kent gij die niet Zij zijn zoo schoon 1
„Maar zij brengen geen geluk aan," voegde
de kamenier er bij. „Weet gij niet, juffrouw,
wat men in de volkstaal zegt Met iedere
verschietende ster valt de ster van een mensch
uit den hemel."
„Was het uw ster, Magdalena vroeg het
kind verschrikt. Magdalena dwong zichzelve
tot lachen. „Neen, mijn lieveling, mijn ster
staat vast."
„Welke) ster is dat?" vraagde de kleine
nieuwsgierig, „hoe heet ze
„Het is de liefde," dacht het jonge meisje,
en luid zeide zij: „De liefde tot alle goede
menschen en uw trouw voor mij."
NEGENDE HOOFDSTUK.
Als een vaste, opeengepakte massa legerde
zich de Novembernevel op de huizenzee van
Londen en deed de duizende en nogmaals
duizende gasvlammen van straten en pleinen,
van vensters en openbare gebouwen schitteren,
als tallooze roodgloeiende stippen.
Uit den chaos van equipages en omnibussen,
die Westminster in alle richtingen doorkruisten,
maakte zich een eenvoudige koets los en sloeg
den weg in naar een der verst verwijderde
voorsteden, waar het geruisch der reuzenstad,
het bruisen en golven van het nooit rustend
verkeer in de stilte, die hier heerschte in de
eenzame straten met hare nette huizen en
sierlijke tuinen, slechts weerklonk als de zachte
terugslag eener verre branding.
In dien wagen zaten een heer en een dame,
Ruys de Beerenbrouck voorloopig ge
antwoord, dat in 1923 bet Rijk in den
vorm van subsidiën voor werkeloozen-
kassen naar ramiDg uitgaf 2.950 000.
De gemeenten te zamen zullen dan
een gelijk bedrag betalen. Bovendien
zal het Rijk als tegemoetkoming in de
kosten der administratie der werkeloo-
zenkassen toelagen toekennen tot een
geraamd bedrag van 200.000.
Het Rijk droeg in de uitkeeringen
voor wachtgeldregelingen in 1922 bij
lste kwartaal 17.518.88
2de 12.720.81
3de 29.91121
4de 56.933.55
Totaal 117.084.45
Over Jan. en Febr. 1923 was de
rijksbijdrage ongeveer 12.400. Deze
bijdrage is 25 pCt. van het bedrag der
uitkeeringen voor wachtgeldregelingen.
Behoudens eenige uitzonderingen dra
gen de gemeenten tot eenzelfde per
centage van deze uitkeeringen bij.
31 Dec. 1922 had voor werkverschaf
fingen over 1922 het rijk toegezegd
4.453.650.
Verkiezing
van de Provinciale Staten.
In het geheele land zyn voor de
Statenverkiezing 1923 uitgebracht het
volgend aantal stemmeD
R K. Staatspartij 782969 (874745)
Anti. Rev. Partij 347757 (402277)Chr.
Hist. Unie 325241 (318669); Staatk.
Geref. Partij 31070 (26744) Herv. Geref.
Staatspartij 17715 (20431); Chr. Soc.
dicht tegen elkander aan, maar zonder een
woord te spreken. De heer was jong; de
ouderdom der dame was niet te kennen, zoo
dicht was zij omhuld door mantel en sluier,
Tusschenbeide deed een huivering, als een
zachte siddering, haar gestalte trillen en dan
trok haar geleider zorgvuldig den pels omhoog
om haar schouders en trok haar dichter naar
zich toe.
Voor een kerk, wier omtrekken spookachtig
opdoken uit het avonddonker, hield de wagen
stil; de heer fluisterde de dame eenige woorden
toe, drukte haar kleine hand, die zich uit de
omhullingen losmaakte, feeder aan zijn lippen
en verwijderde zich met den snellen zekeren
stap van iemand, die met de plaats bekend is.
Hij ging het plein over en een zijstraat in, waar
hij aanbelde aan een der huizen, die door
tyinen van elkander gescheiden waren en weldra
door een bediende binnengelaten werd.
Hij moest stellig gewacht zijn, want hij
keefde reeds na korten tijd terug, begeleid
door een geestelijk heer, die door de kerkdeur
verdween, terwijl de vreemdeling de wachtende
dame vol zorg uit het rijtuig hielp.
Hij liet den warmen pels op de bank liggen
en nu zag men, dat haar gestalte maagdelijk
jeugdig en slank was, dat een wit gewaad
haar omsloot en dat het sieraad eener Duitsche
bruid, een volle mirtenkrans, haar de blonde
lokken tooide.
De kerk was half donker; in de diepe
schaduwen der bogen en pilaren gleed de
bevende gestalte, die zwaar steunde op den
arm van den man, als een nevelbeeld daar
heen. Eerst in de naaste omgeving van het
altaar verspreidden de aangestoken kaarsen
haar licht en dat licht hief met verrassende
uitwerking, de schitterende verschijning der
jonge bruid, als een heerlijk beeld uit de don
kere omgeving. De oogen van den man rustten
met begeerige verrukking op haar, hij scheen
door haar aanschouwing al het overige te verge
ten, het feestelijk gewichtige oogenblik en de
heilige plaats. (Wordt vervolgd.)
AXELSCHE® COURANT.