99.
Vrijdag 16 Maart 1923
Nieuws- en Advertentieblad
38®Jaarg.
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
IJ is 4e. Wrake.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
Dy dit blad behoort een by voegsel.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
.eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk r,ot
Dinsdag- en Vrydagvoormiddag ELF ure.
Geen steun aan die geen steun
verdienen.
Naar aanleiding van eenige vragen
van het Tweede Kamerlid, den heer van
den Tempel aan den Minister van
Binnenl. Zaken omtrent het vallen van
werklooze bouwvakarbeiders buiten de
steunregeling, "omschreven in een circu
laire d.d. 4 December 1.1., heeft de
Minister thans onderstaand antwoord
gezonden, dat om zijn inhoud en zake
lijke motieven o. i. wel onder de alge-
meene aandacht mag worden gebracht.
De Minister geeft te kennen, dat hi
niet kan besluiten tot het verleenen van
steun aan bouwvakarbeiders, op de
volgende gronden
a. In de laatste jaren zijn vele arbei
ders naar de bouwvakken overgegaan.
Het is daarom voor de Regeering zeer
twijfelachtig, of de werkloosheid in de
bouwvakken in het algemeen wel in
de eerste plaats is een gevolg der
crisis, dan wel van terugkeer naar
normale toestanden.
b. Voor opneming in de steunrege
ling als nieuwe groep van werkloozen
komen in de eerste plaats in aanmer
king zij, wier verdiensten in de laatste
tijden van dien aard zijn geweest, dat
behoefte aan ondersteuning in het
algemeen kan worden ondersteld. De
werkelijke verdiensten van de bouwvak
arbeiders in het algemeen zijn, naar
bekend is, in de laatste jaren zoo hoog
geweest, dat, bij betrachting van een
gepaste zuinigheid, dadelijke behoefte
aan steun ais regel bezwaarlijk kan
„worden aangenomen. De Regeering
heeft er overwegend bezwaar tegen hen
te doen steunen, die bij inachtneming
van de noodige spaarzaamheid in eigen
onderhoud hadden kunnen voorzien.
c. Voor den Minister is het zeer de
vraag, of de bouwvakarbeiders zelf niet
belangrijk zouden kunnen medewerken
ter verruiming der werkgelegenheid.
Er bestaat nog groote behoefte aan
woningen en andere gebouwen, doch
de hooge loonen maken, dat in die
behoefte niet voorzien kan worden.
Offerden de bouwarbeiders in het alge
meen iets van hun verdiensten op,
waarbij de voor hen toegestane werk
tijdverlenging gelegenheid biedt de week-
inkomsten te verhoogen, dan zou onge
twijfeld meer gebouwd worden.
De Minister beëindigt zijn beantwoor
ding als volgt
«Deze beslissing heeft in zooverre
algemeene beteekenis, dat tot nu
toe de bouwvakarbeiders niet in de
steunregeling zijn opgenomen. Hij is
desniettemin en ondanks de bedenking,
genoemd onder a, ad vraag 2, bereid,'
ook voor de bouwvakarbeiders in be
paalde gemeenten een steunregeling te
treffen, zoodra hem gebleken zal zijn,
dat in die gemeenten, een redelijke
verhouding is tot stand gebracht tusschen
de loonen van de bouwvakarbeiders en
tusschen die der werklieden uit andere
groepen, voor wie in den laatsten tijd
een steunregeling is getroffen. Hij is
genegen bij de beoordeeling van die
loonen rekening te houden met alle
omstandigheden, die een eenigszins
hDoger loon voor de bouwvakarbeiders
kunnen wettigen. Komt een steunrege
ling ook voor de bouwvakarbeiders tot
stand, dan zaj zekerheid dienen te wor
den verkregen, dat geen steun wordt
verleend aan hen die in de laatste jaren
zooveel hebben verdiend, dat steun uitr
de openbare kas niet gerechtvaardigd
zoude zijn".
Zeeuwsch Huldeblyk aan
H. M. de Koningen.
Gelijk bekend, heeft zich destijds in
ons land gevormd een Nationaal Comité
voor het inzamelen van gelden voor
een huldelijk, aan te bieden aan Hare
Majesteit de Koningen bij gelegenheid
van haar 25-jarig regeeringsjubileum
dit huldeblijk zou dan bestaan in de
restauratie van het Koor de Niewe Kerk
te Delft, alsmede in een klein particu
lier geschenk.
Intusschen zou de Zeeuwsche bevol
king het wellicht op prijs stellen, daar
naast (doch niet in wedijver daarmede)
van hare bijzondere genegenheid jegens
het Vorstenhuis te doen blijken. Dat
Hare Majesteit blijken van genegenheid
ook uit onze streken zal waardeeren,
valt stellig te verwachten, mits het ge
schenk niet van kostbaren aard zij,
doch zijne waarde ontleent aan de om
standigheid, dat arm en rijk, groot en
klein in dit gewest voor een gering be
drag zal hebben bijgedragen.
De burgemeesters der verschillende
gemeenten betuigden in beginsel hun
sympathie met dit plan. Een algemeen
Comité vormde zich, waarvan deel uit
maakten de heeren P. Dumon Tak, C.
A. van Woelderen, jhr. W. Z. van Teij-
!'n^n' Haienius> P- S. Buteux,
J. N. Elenbaas, J. W. A. Stüte, P. W.
Maarleveld, E. Buzeijn, K. J. A. G.
baron Collot d'Escury, F. J. L. M van
Waesberghe, C. IJsebaert, (als plaats
vervangers der drie laatstgenoemden
waren aangewezen de heeren A. Wolfert,
P.'L. de Wael en J. Truijman, respectie
vel ij k burgemeester van Hoek, Stoppel
dijk en Boschkapelle), C. J. Boogerd,
J. C. van der Have en A. F. Hanssens,
respectievelijk burgemeester van Middel
burg, Vlissingen, Oostkapelle en Seroos-
kerke (W#), Qoes, Oost en West Souburg,
Kruiningen, Colijnsplaat en Kats, Bier
vliet, Eede, Hontenisse, Hulst, St. Jansteen,
Kerkwerve, Oosterland en Stavenisse.
Under leiding van den Commissaris
uer Koningin had in den loop der vorige
week met leden van dit Comifé eene
conferentie plaats in het gebouw der
Provinciale Griffie.
AXELSCHE,,
AJVT.
Telef. óO. - Postgiro 60363.
(Vrij uit het Duitsch.)
Daarenboven wist Constantijn wat van invloed
zou zjjn op het besluit van zijn vriend, het
was daarom nauwelijks te vreezen, dat hij
daardoor zijn eigenbelang in gevaar zou brengen
of dat hij zich zou compromitteeren.
En Magdalena Slechts een weinig stiller
en peinzender was zij geworden, sedert de
geruchten over Herbert en de gravin luider
weerklonken en haar oor hadden bereikt. Nu
was zij het vaak, wier blikken Herbert hei
melijk volgden en niet altijd gelukte het aan
zijn stomme liefde, om den angst te bezweren,
die haar had aangegrepen.
De avonden, reeds merkbaar langer geworden,
veranderden ook eenigszins het karakter der
gezelligheid, waar nu de gouvernante af en
toe buitengesloten was. Dikwijls had er een
officieel diner plaats, dat door Afagdalena niet
werd bijgewoond, dewijl zij met Hortense at
en dronk aan het bal, dat de oude generaal
Voltz aan zijn levenslustige kleindochter gaf
en waarvan de familie eerst laat in den nacht
terugkeerde, had zij uit hoofde van haar
plichten niet kunnen deelnemen, ook al ware
zij uitgenoodigd.
Maar dat deze kleine oplettendheid haar
niet vverd bewezen, veroorzaakte Magdalena
een diepe, zij het ook ongerechtigde smart.
Het bewees haar, dat al de kleine vriend
schapsbewijzen en voorrechten, die zij had
genoten, een gunst of luim van het oogenblik
geweest waren, dat zij inderdaad en in waar
heid nooit behoord had bij hen met wie zij
leefde en werkte, dat geen plicht aan den eenen
kant, geen erkentenis van de andere zijde de
klove hadden gedempt, veroorzaakt door het
vooroordeel der hoogere standen.
Het was niet het lagere gevoel van gekwetste
ijdelheid, maar de diepe smart der ervaring,
dat zij ook gescheiden was van hem, die haar
toch zoo na aan het harte lag en dat zelfs de
geheime band. die haar omstrengeld hield,
vaneengerukt moest worden voor die ketenen,
welke hij bereid was zich openlijk en gewillig
aan te leggen.
Een aanstaande feestelijkheid, zorgen voor
het toilet en beraadslagingen met haar kame
nier. namen de gravin geheel in beslag en de
tafel, waaraan Herbert ontbrak, omdat hij op
de patrijzenjacht was, werd vroeger dan ge
woonlijk afgenomen.
De zon scheen met zomerschen glans op de
boomen en bloemen, reeds door den herfst
gekust zijn omarming had ze alleen ver
sierd, nog niet ontbladerd nog heerschte daar
een vroolijk leven, vrij van weemoed, want de
vogels zongen een lustig reislied.
Magdalena trad naar buiten in den helderen
gouden dag; de naaste ure behoorde haar toe
en langzaam sloeg zij den weg in naar het
meer. Stil was het, maar niet eenzaam, een
zachte wind voerde af en toe het geklingel tot
haar van de klokjes der kudden, die graasden
op de naaste weide in het woud. Het juichen
der knapen, die vlug en met bekwaamheid
rondroeiden op het meer, bereikte haar oor en
een paar malen weerklonk het geknal eener
buks door het stille woud.
In haar nabijheid bewoog zich niets de
eekhoorntjes speelden boven haar in de wie
gelende twijgen en sprongen van tak tot tak,
zonder zich te bekommeren om hare nabijheid
een goudgekleurde kever liep van den zachten
bemosten grond over haar sierlijken voet
de wezens, die anders de nabijheid der inen-
schen schuwen, schenen haar aan tezienvoor
een levenloos standbeeld.
Zij lachte er om, maar met een vreemdsoor
tige uitdrukking van smart, die deze zachte
lippen tot dusverre niet hadden gekend. Zij
leefde dit zeide haar het kloppend hart,
maar waarvoor Het was niet meer de droom
van glans en heerlijkheid, die haar gedachten
vervulde, het was een andere droom, en die
droom neigde ten grave
Dicht bij haar lag een frissche ruiker
rozen, in weerwil van den herfst, iiefde, in
weerwil van het scheiden, fluisterde een ge
heime stem haar toe, en ten eersten male
„bezweek Martha voor de verzoeking." Zij
nam een half ontloken knop en stak dien in
haar ceintuur.
Langen tijd zat zij daar zoo zonder iets
te doen en in gedachten verzonken, tot een
gerucht als van brekende takken haar stoorde
en toen zij het hoofd omwendde, maakte Her-
bert zich baan door het kreupelhout.
Hij zag er verhit uit, hij moest van. het veld
dwars over de landstraat gekomen zijn om het
slot te vermijden en het geheime plekje in het
woud te bereiken. Zooals hij daar stond, de
jeugdige, veerkrachtige figuur, door den grauwen
jachtrok eng omsloten, was hij een beeld van
mannelijke schoonheid en kracht. Een zachte
uitroep begroette Magdalena het schoone
standbeeld kreeg leven en de verschrikte eek
hoorntjes sprongen weg.
Tevergeefs beproefde zij tot zichzelve te
komen, het stond haar op het voorhoofd en
op dc gloeiende wangen te lezen, dat zij zich
met hem had beziggehouden en hij verlustig
de zich in de verlegenheid, die duidelijk op
haar trekken te lezen stond Nu ontdekte zijn
blik de roos, die rustte aan het witte gewaad
en een straal van gelukkigen triomf flikkerde
in zijn oogen hij boog lachend en dankend
het hoofd.
Maar Magdalena bloosde, als ware zij betrapt
op een geheime schuld, zij maakte een beweging
met de hand, als wilde zij de roos van haar
plaats verwijderen en drukte ze besluiteloos
slechts des te vaster aan haar hart.
„Doe dat niet," bad hij zacht en greep haar
hand, „laat die onschuldige bloem op haar
plaats, het is zoo weinig wat ik begeer, ik
heb geduldig gewacht, tot gij de arme bloemen
op uw borst zoudt hechten, die bloemen, die
dagelijks voor u bloeien en verwelken. Ik
zal even geduldig wachten, tot uw hart, even-
a s deze knoppen, zich ontsluit voor de zonne-
stralen der liefde. Die dag zal komen, Mag
dalena, en dan wil ik leven en sterven als zii
in glans en licht 1"
B'i sprak vol hartstochtelijke innigheid, maar
tegelijkertijd met een zekerheid te zullen over
winnen. die Magdalena geheel meesleepte. Zij
iet de bloem op haar plaats, liet hem haar
bevende hand, die hij met kussen bedekte en
gat daarmede de eerste, zwijgende toestem
ming. Maar toen hij zich snel van zijn geweer
ontdeed, en nu, stout geworden, den arm om
haar heen legde en haar aan zijn ontstuimig
kloppend hart wilde drukken, toen kwam zij
weder tot bezinning.
„Neen, neen riep zij uit, terwijl zij terug-
we,e,k' »laat mif heer graaf, laat mij om 's Hemels
wild- Wat kan, wat mag ik voor u zijn
1 usschen ons ligt een klove en aan de andere
zijde wenkt u het geluk."
„Sprak men u daarfver hernam hij heftig en
vol bitterheid, „verried men u de vernedering
die men mij heeft toegedacht, om mij in uw
oogen te verlagen, mij te berooven van die
eigenschap, welke iedere man van eer en met
gevoel van eigenwaarde bezit Ja, het is waar,
ik ben in een moeilijk geval en daarom heb ik niet
de stoutmoedigheid gehad, om te vragen Wilt
gij met mij gaan, Magdalena, wilt gij mijn aan-
genedene vrouw worden, in goede en slechte da-
gen Want mijn weg leidt langs zorgen en gij»
moet leven in het lichtMaar wat ik ook verloor
door de,wederwaardigheden van het loten door
ingewikkelde familieomstandigheden den
trotsch van den man heb ik er niet bij verloren.
Ik strek met een vrij hart, door geen woord ge-
bonden, de hand naar uw liefde uit, opdat dit
schoone aandenken mij vergezelie op den ruwen
weg door de wereld en opdat het mij terugvoere
tot u, als het geluk mij zal toelachen en mij'n stre
ven zal beloonen. Ik ben vrij en blijf het, alleen
gebonden door de liefde tot u, maar in eeuwig-
he'd. (Wordt vervolgd).