No. 96 Dinsdag 6 Maart 1923 38e Jaarg. üij is 4e Ws&ke l Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch -Vlaanderen. J. C. VINK - Axel. Binnenland. FEUILLETON. ten nv? 1 Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Galden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postgiro 60863. aOVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en V rij dagvoor middag ELF ure. 0 T.1 Kameroverzicht. De Tweede Kamer heeft de Bios coopwet van minister Ruys met 46 tegen 41 stemmen verworpen. Vóór de stemming hebben de heeren Vlie gen en Schokking namens hunne groe pen het tegenstemmen gemotiveerd. De sociaal-democraten hebben in het algemeen geen bezwaar tegen toezicht op films, maar de hier gevraagde keu- *ring gaat hun voor de volwassenen te ver. Het bezwaar van de Christelijk- historischen is, dat de gemeentelijke autoriteiten geen medezeggenschap heb ben gekregen. Voor minister Ruys, die aanvankelijk scheen te meenen dat de geheele rechterzijde achter hem stond, zal dit afstemmen een groote tegenslag geweest zijn. Donderdag heeft de Kamer een be langrijk deel van den dag verbeuzeld aan de interpellatie van den heer Van Ravestein betreffende de onderhande lingen met de Regeering van Angora en inzonderheid de opheffing der zgn. capitulatiën. Men verstaat onder de capitulaties het recht van onderdanen van vreemde mogendheden om in het buitenland door landgenoot6n te worden berecht. Een Nederlander zou dus in Turkije slechts terecht mogen staan voor Nederlanders en onze consuls oefenden inderdaad die rechtsmacht uit. Minister Van Karnebeek deelde mede, dat de juridische capitulaties zyn afgeschaft, doch dat de buitenlan- ders alleen het recht hebben behouden om door „conseillers légistes" te worden bijgestaan. Verder heeft de interpel latie geen resultaten opgeleverd. Een belangrijk gedeelte van de week heeft de Kamer voorts besteed aan de wijziging vaD de huurwetten. Minister Aalberse zette uitvoerig uiteen, dat aan de buiseigenaren een behooidijke huur toekomt en dat zij niet de eenigeB mogen zijn, die in de verhooging van inkomsten, welke se dert 1914 is ingetreden, geen aandeel hebben. Trouwens de verhooging be draagt reeds in vele gevallen 50-pet. en de gemeente Amsterdam stelde reeds in 1920 voor een vrije verhooging van 60 pet. toe te staan. Daarom ge voelde Z. E. ook niets voor het amen dement van de vryzinnig-democraten om slechts verhooging tot 35 pet. toe te laten. De geheele wijziging zou daardoor practisch zonder beteekenia worden. Het amendement werd dan ook met 41 tegen 26 stemmen ver worpen. De behandeling van de wyziging der Huurwetten is nog niet beëindigd en zal dus worden voortgezet. Donderdag is in de Kamer eene be slissing gevallen, die velen zeker met teleurstelling hebben vernomen. De heer Braat kan het, als het op deze wijze voortgaat, zeker nog ver brengen. Niettegenstaande nog slechts betrekke- lijk kort geleden de wet was aangeno men, waarbij werd bepaald, dat de zomertijd geregeld telken jate in ons land zou gelden, heeft hy met zyn vriend De Boer een wetsontwerp aan hangig gemaakt om de bedoelde wet weder in te trekken. Het verzet tegen den zomertijd groeide op het platteland steeds aan. Men vond er daar geen aanleiding voor en had er slechts on gerief van. En of het nu voor de ste delingen aangenaan en voordeelig mocht zijn, nu ja, daar had de platte landbewoner zich niets van aan te trekken. Het werd dus een stryd tus- schen stad en land en voorloopig heeft het laatste de overwinning behaald. De landbouwers kunnen des morgens niet vóór een zekeren tijd op het land aan het werk gaan, omdat de grond dan meestal nog te vochtig is. Nemen zij nu den zomertyd aan, dan zouden zij een uur later kunnen aanvangen en ook een uur later eindigen, maar dit laatste weigeren inzonderheid de landarbeiders. Men kan zeggen, dat deze weigering onredelijk is, maar men kan de menschen moeilijk dwingen. Ook kan men bij den zomertyd niet vroeg genoeg de steden van verschil lende waren, inzonderheid melk, voor zien. En als de heer Braat zegt, dat stedelingen dan maar eenvoudig een uur vroeger moeten beginnen, ziet hij geheel over het hoofd dat daarmede de toestand voor de landbouwers even ongunstig zou worden, als onder den zomertijd. De heer Abr. Staalman trachtte nog de beide uiterste partijen tot een com promis te bewegen op dezen grondslag, dat de zomertyd zou blijven behouden, doch niet zou aanvangen vóór 15 Mei eu zou eindigen vóór 1 September. Doch de heer Braat dacht er niet aan, hierop in te gaan, waarna de voorge stelde motie verworpen werd en het wetsontwerp met 51 tegen 33 st. werd aangenomen. De stemming was zeer gemengd, zoodat men kan zeggen, dat er hierbij althans van partijpolitiek geen sprake was. Vrijdag had de Tweede Kamer va- cantie om de intocht van den Koning van Zweden te kunnen bijwonen. Intrekking van Zilrerbons. In de mem. van Antwoord aan de Eerste Kamer in zake de begrooting van Financiën zegt de minister dat het in de bedoeling ligt binnenkort de gelegenheid tot het inwisselen der in getrokken zilverbons van 2.50 model 1915 en van J 1 model 1916 wederom open te stellen. Bezoek van den Koning van Zweden in ons land. Vrydag arriveerde in ons land de Koning van Zweden, die met gevolg een officieel bezoek bracht aan ons Hof. Met veel hartelijkheid en feest- vertoon is Z. M. door onze vorstelijke familie en ook door de bevolking ont vangen. In wederzydsche redevoerin gen werden vriendschapsbanden gelegd tusschen het Zweedsche en Neder- landsche Koninkrijk. Z. M. bezocht de steden Den Haag, Delft en Rotterdam en vertrok Zondag avond naar Brussel. AXELSCHBflSCOUlANT. iei ikr i d rd^ iVO] i i itfne hr?r phin mcis Da rneli e d Gus va Coi dar: Mai Su ms. Dg* m. A Apt hild bgj j-j -D 1 iri (Vrij uit het Duitsch.) Het was op den dag zijner aankomstden lichten wagen dien men hem naar het station toegezonden had, voerde hij zelve en reeds was hij Tannensee tot op een half uur afstands genaderd, toen er een ongeluk voorviel. Een wagen, welks rossen schuw geworden waren en die zijn voerman reeds verloren had, vloog heen en weer slingerend achter de wilde dieren voort. Herbert week uit en zocht zijn eigen paarden te beteugelen die ook onrustig gewor den waren, maar op hetzelfde oogenblik zwenkte het hollende span links en vloog zoo hard tegen Herberts rijtuig, dat een achterwiel gebroken werd. Aan doorrijden viel niet te denken, Herbert kon zich gelukkig achten, dat hij er ongedeerd was afgekomen en moest besluiten, den ver deren afstand te voet af te leggen en van huis af hulp te zenden. Het was geen moeilijke weg; reeds na weinige minuten voerde een voetpad van de stofferige landstraat af ofider de schaduwrijke boomen, die als uitloopers van het woud, het meer als een donkeren gordel omsloten. Hij ging vlug en met den veerkrachtigen tred der jeugdwat hem zelden overkwam, de schocyrheid rondom hem maakte indruk op hem De zoele zomerlucht streek zacht en licht door de hooge toppen der boomen en witte wolkjes trokken hoog door de blauwe lucht, zich spie gelend in het heldere meer, dat in stille schoonheid zich uitbreidde voor zijn blikken. Nog baadde zich het meer in een zee van goud, maar onder de boomen was zachte, verkwik kende schaduw en de geur der woudbloemen en kruiden vervulde de lucht. De herinnering aan de laatste onaangenaam heden die hij in de hoofdstad met zijn schuld- eischers had gehad, de veelvuldige gedachten over zijn naaste toekomst, die in hem waren opgekomen en zijn geest verduisterd hadden, dit alles viel af van zijn ziel als een grauw, leelijk gewaad hij gevoelde zich licht en vrij. Zoo wandelde hij onbekommerd voort, steeds in de schaduw der hooge boomen, waar onder hij met Constantijn gespeeld had en die hij ook late^nog had opgezocht, als de lande lijke verveling hem een boekterhanddeednemen Maar ook op anderen oefenden zij hun aantrekkingskracht uit, die prachtige stammen in den met mos begroeiden grond, want een licht gewaad schemerde door het kreupelhout en toen hij naderbij kwam, zag hij een jong meisje, dat lezend onder een eik zat. Hij maakte een lichte beweging zijwaarts, om haar trekken goed te kunnen zien en bleef toen staan, sprakeloos van verbazing. Hij kende dit, kende het maar al te goed, dat zachte, reine ovaal met die kinderlijke trekken en die uitdrukking van zielenadel en goedheid Maar er lag geen smart op dit schoone aan gezicht, de roode lippen glimlachten en het heldere voorhoofd was onbewolkt. Hij had gemeend, dat dit beeld ontstaan was in de aan schoonheidszin rijke fantasie eens kun stenaars en nu stond het voor hem, in vleesch en bloed, als een jonge, aardsche, begeerens- waardige vrouw. Gedurende eenige seconden bleef hij bewe gingloos staan, de verrassing benam hem bijna den ademmaar opeens sloeg een hond aan, een groote Newfoundlander vloog door het kreupelhout met groote sprongen op hem toe, Hel volgende oogenblik weerklonk ook een jubelkreet der kleine Hortense, die het dier gevolgd was en nu wendde ook het jonge meisje het gelaat naar hem toe. Zijn hart klopte van verrukking „Ariadne 1" riep hij luid, alles vergetend. Magdalena bloosde en het kind, dat reedsaan zijn hals hing, legde waarschuwend den vinger op den mond. „Stil Herbert," zeide zij angstig, „mama heeft het verboden, streng, zeer streng, het mag volstrekt niet gezegd worden en de schilderij is afgenomen en naar Kattenstein gebracht. Maar hoe schoon is het, Herbert, dat gij nu de wereld niet behoeft te door kruisen wellicht moet ge zelfs niet naar Londen en blijft ge hier. Alleen heet ze geen Ariadne, maar mejuffrouw Göring en ik noem haar Magdalena, mijn lieve Magdalena 1" Zij had deze laatste woorden terwijl zij Herbert naar zich toe trok, op vleienden toon gesproken en legde teederlijk haren arm om de schoone gouvernante, die was opgestaan. Gedurende het gesnap van het kind was ook Herberts zelfbehee»sching wedergekeerd, die hij sedert vele jaren ten eersten male ver loren had. Hij legde zijn zuster de hand op den mond, om haar te doen zwijgen en be groette met een uitdrukking van eerbiedige bewondering het jonge meisje, dat verlegen voor hem stond. „Vergeef mij," zei hij eerbiedig, „de ver bazing bracht mij buiten mijzelven, ik heb mij zeer onbehoorlijk gedragen. Maar het beeld waarop gij gelijkt, heeft zulk een diepen indruk op mij gemaakt dat het mij was, als stond ik er tegenover; het heelt zoo vaak mijn hart getroffen, dat ik één oogenblik meende, dat wij elkander niet vreemd konden zijn en ik noemde het met den naam en op den toon, waarmede en waarop ik het duizendmaal in stille uren heb aangesproken. Magdalena boog stilzwijgend. „Gij komt langs een onverwachten weg, heer graaf," zeide zij, zijn opmerking voorbijgaande, daar zij er geen antwoord op wist te geven. „Mevrouw de gravin ziet ongeduldig naar het rijtuig uit." Dit antwoord klonk als een hoffelijk afscheid en als zoodanig werd het ook opgenomen. „Ik heb een klein ongeval gehad met het rijtuig," zei hij, „en zal mij haasten, een be richt te voorkomen, dat mijn moeder wellicht onnoodig zou doen schrikken." Hij groette eerbiedig, liet toe dat het kleine meisje hem aan den arm hing en ging met haar heen. Herbert wist in het geheel niet, dat zijn zuster een nieuwe gouvernante had, zoo iets was. naar de meening der gravin, een zo'o onbelangwekkende omstandigheid, persoonlijk heid en betrekking eener gouvernante zoo min, dat zij zoo iets geen vermelding waardig keurde. Het eene opmerkenswaardige, namelijk, dat zij het origineel van de veelbewonderde schilderij was, hield de moeder niet geraden, hem vooruit mede te deelen, maar liever af te wachten, of deze gloeiende herinnering hem nog vervulde en of Magdalena's levende schoonheid dezeWde bekoorlijkheid voor hem zou hebben, als de schilderij. Maar het onderhoud, dat reeds bij de eerste samenkomst tusschen ouders en zoon plaats had, leerde eerstgenoemden, welk een diepen indruk de wonderlijke ontmoeting aan het meer gemaakt had op zijn licht ontvlambaar gemoed en eindigde met een stormachtig tooneel, waarbij de opperjachtmeester de overwinning behaalde. Deze wist zeer goed, dat op het oogenblik niets zoo gevaarlijk was voor de huwelijksplannen van zijn zoon, of toch stellig die zou verschuiven, als een ontijdige harts tocht van dien zoon voor de gouvernante van Hortense, hoe vergankelijk en afwisselend zijn neigingen ook pleegden te zijn. Niet dat hij geloofd zou hebben aan den werkelijken ernst eener liefde over zulke bezorgdheid zou de opperjachtmeester ten hoogste gelachen hebben. Maar Herbert had weinig tijd te verliezen; de ledige tijd, dien men hem ver gund had, moest gebruikt worden om een revue te houden over de dochteren des lands en over de geldmiddelen harer vaders, om daarmede de persoonlijke wenschen, die Her- bert wellicht koesterde en de voorkeur voor de een of andere, voor zoover dil mogelijk was, in overeenstemming te brengen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1923 | | pagina 1