no. 81 Vrijdag 12 Januari 1923. 38® Jaarg. FRIESCHË BAAI I Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. ij is 4# Wraks J. GRUNO'S J. C. VINK - Axel. Billijk of niet FEUILLETON. Winschoterkade 13 - GRONINGEN. I fl Se. 1. it L. Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag ELF are. Zooals men zich herinnert uit het verslag der voorlaatste Gemeenteraads zitting alhier, was door den Directeur der Provinciale Zeeuwsche Electriciteits- Maatschappij aan het Dagelijksch Be stuur onzer g-meente een rekening ge zonden van achthonderd zes en tachtig gulden, wegens verstrekte inlichtingen, teekeningen, enz., in verband met een kostenrekening voor de aansluiting onzer gemeente aan den electrischen hoofdka bel, welke van wege die Maatsch. ook door dit gedeelte van Z. VI. wordt gelegd. O. i. werd dip nota door Burg. en Weth., gesteund door den Raad, terecht bestreden en werden B. en W. door den Raad gemachtigd een eventueel aan te bieden wissel over die nota te weigeren. Tot heden werd daaromtrent niets vernomen en namen B. en W. een afwachtende houding aan. Wie echter meende, dat men nu vrij wel gerust kon zijn en dat dit zaakje, althans die nota, wel in de snippermand zou verdwijnen, heeft abuis. Uit de verklaring van mr. P. Diele- man in de jongste zitting van de Prov. Staten van Zeeland kan men wel eenigs- zins de gevolgtrekking maken, dat de P. Z. E. M. voor die nota een rechts grond zoekt. En als mr. P. Dieleman als lid van Ged. Staten en als invloed rijk commissaris van de Prov. Z. Electr. Mij. in die zitting mededeelt, dat nu de Raad van Axel besloot om niet aan het electrisch net aan te sluiten, het billijk is, dat deze gemeente de gemaakte kos- Een vonk van warmen gloed flikkerde voor ten betaalt voor gegeven inlichtingen enz., dan voelen we zoo'n beetje, dat het erom te doen is om een aanslag te wagen op de Axelsche brandkast. Afgezien van het feit, of de P. Z. E. M. misschien rechtsgrond zou hebben voor de vordering dier kosten, we laten dat aan de vakmenschen over meenen we toch, dat deze Maatschappij, die er ten zeerste belang bij heeft met hare clientèle op goeden voet te staan, door op betaling aan te dringen, stern- helder doen uitkomen en we stellen er prijs op in de gelegenheid te ziju ge steld om kennis te nemen van hetgeen dit Statenlid tegenover het gesprokene van den heer Mr. Dieleman ter verdedi ging aanvoerde en wat we hier laten volgen. De heer Van Dixhoorn, die als lid van den gemeenteraad van Axel met deze zaak op de hoogte is, sprak aldus „Mijnheer de Voorzitter, ik had niet gedacht dat het noodig zou zijn over Letter A Letter B Letter C Letter D per ons 40 cent 36 30 26 ming maakt bij de andere gemeenten, die eventueel nog op onderhandelingen wachten en dan heel voorzichtig moeten zijn bij het vragen naar inlichtingen, als ze weten, dat de stok (of liever de deurwaarder) achter de deur staat. En toch heeft een gemeenteraad uitvoe rige inlichtingen noodig om op een voorstel tot aansluiting in te gaan. De heer Ph. J. van Dixhoorn heeft dat in bovengenoemde statenzitting zoo dit onderwerp het woord te voeren. Door dhr. Dieleman is evenwel een mededeeling gedaan betreffende den stand der onderhandelingen met de ge meente Axel, welke niet geheel en al overeenkomstig de waarheid is. In de eerste plaats heeft Axel niet definitief besloten om af te zien van electrificatie, integendeel. Indertijd was door B. en W. aan den Raad voorge steld om niet in te gaan op de voor- stellen van de P. Z. E. M. Als lid van den Raad heb ik toen gevraagd is het de bedoeling van B. en W. om voor goed van de zaak af te zien, want daar zal ik me tegen verzetten, aangezien ik sterk voorstander ben van de electrificatie in geheel de provincie en speciaal van Zeeuwsch-Vlaanderen. Op mijn advies is toen het voorstel van B. en W. ge wijzigd, dat besloten werd, dat Axel nog niet kon besluiten op de voorge legde voorwaarden, over te gaan tot het sluiten van een contracht met de P. Z. E. M., en zijn nadere inlichtingen gevraagd, waaromtrent in de Raadsver gadering mededeelingen zijn verstrekt. Wij waren dan ook zeer verbaasd, toen er een vordering kwam van de P. Z. E. M. van ruim f800. Wij vonden dit geheel en al ongemotiveerd. Dit is de stand van zaken in Axel ten aanzien der onderhandelingen met de P. Z. E. M. Wij meenen, dat uit een comercieel oog punt beschouwd het niet meer dan billijk is, dat de gevraagde inlichtingen van beide zijden kosteloos worden ver strekt. Het spijt mij dat het zoover ge komen is, maar ik hoop dat er nog wel een ander licht over deze zaak zal schijnen, want ik geef de verzekering, dat de geheele raad met den Voorzitter incluis, reikhalzend uitziet naar de verwezenlijking van de electrificatie. Principieel zijn we er allen ten zeerste voor, maar door dhr. Dieleman is te recht opgemerkt, dat vele leden van den Raad, ja zelfs vele Statenleden niet vol doende technisch onderlegd zijn om te oordeelen, terwijl ieder die geroepen is - t i- l li AXELSCHEI SG01I1ANT. Q .'apitt iegvet l opge teel 1 wetv sboren 3-Iuite volgd cd in rt 1921 °g ge- rsehei dvloog joeden bru tevens irzich or hij omeir leeren hibie- g) eD odige inder u het j deD mden^ Telef. 50. Postgiro 60S63. (Vrij uit het Duitsch.) 9) 1*.~— „Wij zullen elkander geene verwijten maken Adelheid" zeide hij bedaard, „we zullen over leggen, hoe het rollende rad tot staan te bren gen is. De aankoop der schilderij, waarop ge zinspeelt, is van een dwaasheid een wijsheid geworden. Daarmede bewijs ik Wolf een teedere en broederlijke opmerkzaamheid en het opent mij zonder opzien te baren, de deuren van Kattenstein, om daar met eigen oogen eens te gaan zien, hoeveel en voor hoe langen tijd daar alles wordt opgeknapt. Of het is om te voldoen aan de luimen van een eenzamen ouden vrijer, dan wel aan de elegante be hoeften eener vrouw; of Wolf tot weelde is overgegaan en daardoor een toegevender oor deel ook over onze levensbehoeften zal vellen, of dat hij nog de spaarzame pedant is van vroeger. Het zou mij eindeloos verheugen, als over de tallooze dwaasheden en liefdes avonturen van Herbert een dichte sluier te spreiden was, en als hij het zoover kon brengen, met Wolfs genegenheid ook een beduidende toelage te verkrijgen. Maar in ieder geval moeten wij op het tegendeel voorbereid zijn Herbert moet de mogelijkheid in het oog houden, dat een nadere kennismaking met mijn broeder voor de hoop op zijn erfenis volstrekt ongunstig is en daarnaar handelen." „Ik weet wat gij bedoelt," hernam zij, „maar Herbert is nog zoo jong, nog zoo onwillig om zijn vrijheid op te geven het ware gruw zaam dit te ve'rlangen." „Hieldt gij mij vóór zeven en twintig jaar ook voor te jong?" vroeg hij spottend. „Hebt gij met bewustzijn en overleg die gruwzaamheid aan mij bedreven 99 99 99 een oogenblik in haar oogen „wij hadden ook elkander lief." „En dat doen wij nog, Adelheid," zeide hij bewogen en kuste hare hand, „daarin zijn wij zonder twijfel bevoorrecht geweest. Maar het is beter, die zoogenaamde vrijheid op te geven, dan alle gewoonten des levens, die bijna een deel van onszelven geworden zijn. Herbert zou dat volstrekt niet kunnen, want hoe hoog gij heden ook den zoon stellen moogt boven den echtgenoot, dat zult gij uzelven zeker niet kunnen ontveinzen, in moed en in vastheid van karakter bereikt hij mij niet. Het is uwe, vooral uwe taak, hem vertrouwd te maken met de verhoudingen en aanstaande bekomme ringen, hem het dwaze zijner eeuwig verande rende neigingen onder het oog te brengen, alsook de noodzakelijkheid en den waarborg van een rijk huwelijk. Wat hij aan den eenen kant verliest aan vrijheid, wint hij aan den anderen kant aan onafhankelijkheid van miju broeder. Als Herbert het bewijs levert, dat hij nooit op de erfenis gerekend heeft, verzekert hij zichzelven het beste." De gravin knikte, als ware zij overtuigd. „En hoe zal het dan gaanrmet Herberts jaar geld, waarvoor gij bezorgd waart en dat Wolf billijkerwijze uit zijn middelen zou kunnen verschaffen De arme jongen kan toch tus- schen vandaag en morgen geen bruid zoeken, verloving en bruiloft vieren, gij moet u daarom zonder omslag tot Ruben wenden, die toch minister van financiën bij uw broeder is en onbeperkte volmacht heeft." „Daarmede zou ik een nooit meer goed te maken dwaasheid begaan, dat ware onze om standigheden juist ontsluieren aan hen, voor wie ze het zorgvuldigst verborgen gehouden moeten worden, juist omdat „Wolf zich door dezen elffendigen jood geheel en al laat leiden. Hen, die ons niet zoo van nabij bestaan, hebben wij veel minder te vreezenhij is veel te trotsch en ongenaakbaar, veel te veel ver vreemd, dan dat iemand het zou kunnen wagen, hem te spreken over de omstandigheden, waarin Herbert of ik verkeeren. Maar éénen zou hij kunnen ondervragen en die eene is Ruben. Deze spitsvoudige advokaat, ik weet dit, haat mij, evenzeer als ik hem; hij zou mij het loon voor den doop die ik hem vóór veer tig jaar heb toegediend, bij deze gelegenheid met interest betalen. Neen, Ruben is de man niet om mij te helpen, nogeens moet ik den noodlottigen en steeds bezwaarlijker wordenden weg inslaan en Herbert, voor wien ik dat doe, moet dien weg vereffenen, door een huwelijk te doen. Het hoe en waar laat ik aan u over; dat is het bijzonder werk der vrouwen. En nu, moed gehouden Adelheid, niets is nog verloren, het is alleen noodig op zijn hoede te zijn." Zij slaakte een zucht van verlichting en liet het onaangename onderwerp varen, daar haar dochtertje met «en prachtigen grooten hond uit een zijgang kwam aangesprongen en hare ouders tegemoet snelde. Het kind was in haar spel nu eens voor, dan weer achteruit gegaan, tot het vooruithuppelend de trappen der ver anda bereikte en door de opene glazen deur van den salon verdween. Het kleine meisje wilde haastig het vertrek doorloopen, maar bleef plotseling als aan den grond genageld stilstaan. Voor de schilderij van Ariadne stond, in aanschouwing verdiept, een jong meisje, zoo wonderschoon als het portret ze*ve, er zoo treffend op gelijkend, dat men meenen zou, het was vleesch en bloed geworden en neder gedaald uit de lijst. Alleen de uitdrukking verschilde, de trekken der beschouwster waren meer onbevangen, meer onbewolkt en een onmiskenbare verrassing gaf haar een naïeve bekoorlijkheid. Ook het kleine meisje keek getroffen, toen Magdalena door het gerucht harer schreden opmerkzaam gemaakt, haar het gelaat toekeerde en bleef staan. „Ach Ariadne!" riep zij uit met kinder lijke verwondering de handen in elkander slaande, „Nietwaar, gij zijt toch Ariadne Magdalena lachte vroolijk en de opperjacht- meester, die juist met zijn gemalin de deur •bereikt had, stemde hiermede in. Maar de gravin onderbrak hem. „Hortense, hoe onge past," riep zij uit, terwijl zij groetend naderde. „De dame is ongetwijfeld juffrouw Göring en gij geeft dadelijk een proef, hoeveel moeite gij haar nog zult veroorzaken, eer zij een be scheiden klein meisje van u gemaakt heeft." Maar voor dit oogenblik gehoorzaamde de levendige kleine gravin nog aan geen teugel. „O, zijt ge de nieuwe gouvernante" zeide zij op teleurgestelden toon, „dat is jammer voor Herbert; want die wil de wereld door zoeken, tot hij Ariadne ik meen de levende vindt." De gravin wierp hare kleine dochter een bestraffenden blik toe, die haar deed verstom men en Magdalena schoot het lichtbewogen bloed in een purperblos naar de wangen nooit was harer schoonheid onbewimpelder en on bewuster hulde gebracht. „Wees welkom in Tannensee, waarde dame," zei de opperjachtmeester het kinderlijk gesnap snel afbrekend, „ik denk, dat uw invloed spoe dig de kleine ondeugden en overtredingen zal doen verdwijnen, waaraan Hortense zich, door haar al te levendig temperament wel eens schuldig maakt." „Wij beiden zullen wel goede vrienden wor den," antwoordde Magdalena, „en ik zal mijn best doen, uwe excellentie en mevrouw de gravin tevreden te stellen." Zij had zich bij de laatste woorden tot de dame des huizes gewend, maar het was een eenigszins gedwongen lachje, waarmede deze het trotsche hoofd toestemmend boog. Het kon Magdalena niet ontgaan, dat zij heimelijk onderzoekende vergelijkingen maakte tusschen de schilderij en de gouvernante en dat de uitslag een merkbaar mishagen op haar gelaat te voorschijn riep. eoi aan arjjg ndat oesj verd een raar aide toen ater eeft van aag le- ge- syn en. Bel or- am od. to en 'er ier in. ar, im de sd. te n- (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1923 | | pagina 1