No. 38.
Vrijdag 11 Augustus 1922
38e .faarp;
Scheiden?
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaander en.
J. C. VINK - Axel.
Buitenland.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKkER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telefoon Sr. 5®. - Postbox B.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Adverlentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagvoor middag ELF ure.
De Conferentie te Londen.
Over den eersten dag der conferentie
meldt de reis-corresp. van de N. Roti.
o.a. het volgende
De stemming is zeer zuur geweest,
de partijen waren prikkelbaar en wan
trouwig en sommige deelnemers, zooals
de Belgen, voelden zich daartusschen
weinig op hun gemak.
In het bijzonder tegenover de Italianen
was Poincaré vrij wrang. Tusscheu
Lloyd George en hem vonden bitsheden
plaats, zooals bijvoorbeeld toen Lloyd
George de Franschen waarschuwde
tegen het begaan van indiscreties uit
de vergadering. Dit gaf aanleiding tot
wederzijdsche verwijten. Over het
geheel waren stemming en toon zoo
danig, dat de weinige mededeelzaamheid
naar buiten goed gemotiveerd is. Ove
rigens was reeds merkbaar, dat f.e
Eugelschen weinig ophebben met het
begin.
De Engelschen redeneeren als volgt
Wij hebben deze conferentie onwea
schelijk geacht, hielden bet tijdstip
voor onrijp de Franschen drongen aan,
hadden bepaalde voorstellen naar hun
zeggen. Goed! Als de Franschen iets
bepaalds voor te stellen hebben, zijn
wij bereid daarover te confereeren,
ondanks onze scepsis. De Franschen
hebben nu voorstellen gedaan. Wij
zullen die met elkaar onderzoeken en
alleen aanvaarden als zij practisch zijn,
geschikt om geld op te brengen en
geen schade aanrichten. Zij mogen in
de uitvoering niet meer of evenveel
kosten, dan zjj opbrengen. Ook willen
wij geen strafmaatregelen, daarvoor is
de tijd voorbij. De Franschen zullen
dus moeten bewijzen, dat hetgeen zij
voorstellen productief is. De Franschen
zelf stellen de aanneming van hun
voorstellen als voorwaarde voor de on
derhandelingen over het moratorium.
De tweede dag is geheel besteed aan
het onderzoeken door de deskundigen
van de voorstellen-Poincaré, zoodat er
feitelijk geen conferentie heeft plaats
gehad.
Reuter wil weten, dat de meerderheid
in de commissie van deskundigen tegen
het Fransche voorstel is om een douane-
grens in te stellen ten O. van de hui
dige en tegen het opleggen van be
lastingen aan de bewoners der bezette
gebieden. Het voorste! tot het in be
slag nemen van mijnen en bosschen
en betreflende het geven van aandeel
(als regel 26 pet.) in Duitsche onder
nemingen is verworpen. De inbeslag
neming van Duitsche eigendommen
werd onnoodig geacht met het oog op
de waarborgen, welke de Garantie
commissie na haar bezoek aan Berlijn
heeft verkregen.
De Parijsche corresp. van de „Maas
bode" schrijltNaar wij uit alleszins
betrouwbare ofschoon niet-Fransche,
bron vernemen, zijn de deskundigen
met uitzondering van de Fransche
volkomen tot overeenstemming ge
komen om het plan-Poincaré te ver
werpen. Zij hebben als hun meening
te kennen gegeven, dat de waarborgen,
indertijd door de Garantiecommissie
gevraagd, niet alleen als voldoende zijn
te beschouwen, doch dat het zelfs wen-
schelijk is, deze' te beperken en te
verzachten.
Het plan-Poincaré zou dus ziju ver
worpen.
Wolf seint uit Berlijn, dat de Duit
sche Kabinetsraad de sancties, voorge-
steld door de Fransche regeering, heeft
besproken.
Naar de bladen van bevoegde zijde
vernemen, neemt het Kabinet het volgen
de standpunt in Punt 1 van de Fransche
nota is ïn strjjd met het beginsel van
het clearing stelsel en met art 5 van
de bijlage tot art. 296 van het vredes
verdrag, waarin wordt bepaald, dat
het verrekenbureau van den Staat
waartoe de schuldeischer behoort bin
nen een redelijken termijn (tempus
utile) van de erkende vorderingen ken
nis te geven. De opdracht van Frank
rijk om deze kennisgevingen testaken,
is overeenigbaar met dit voorschrift.
Over punt 2 valt te zeggen, dat
Frankrijk zich bij de overeenkomst
van Aug —Sept. 1921 heeft verplicht,
de scbauevergoedingsbedragen, welke
Duitschland volgens art. 292 van het
vredesverdrag te betalen heeft, aan de
betrokken Fransche onderdanen uit te
betalen. De staking dezer betalingen
is in strijd met de overeenkomst.
Omtrent punt 3 diene, dat het
Fransche verrekenbureau volgens de
overeenkomst van April 1921 en art.
297 van het vredesverdrag het Duitsche
verrekenbureau de opbrengst uit de
liquidatie van Duitsche eigendommen
heeft mee te deelen en binnen 15
dagen te crediteeren. Wanneer deze
mededeeling wordt nagelaten, is dat
eveneens een krasse schending der
bindende verplichting.
Het in beslag nemen van de roe
rende goederen der uit Elzas Lotha
ringen verdreven Duitsche onderdanen
is in strijd met de overeenkomst van
Baden (1919). Deze goederen toch zijn
door de Duitsche regeering gekocht
voor 25 millioen franc en reeds betaald.
Opmerkelijk is, dat de Fransche com
missaris-generaal te Straatsburg, in ver
band met het Duitsche verzoek om
uitstel van betaling, reeds op 19 Juli
de staking van het transport dezer
goederen heeft bevolen, d.w.z. op een
tijdstip toen de verdere loop van zaken
nog geenszins te voorzien was
Merkwaardige praktijken met kronen-
en marken biljetten.
Het Fin. Nieuws- e& Uitl. blad bevat
de volgende waarschuwing
Het schijnt dat deze biljetten, ondanks
de lage koersen, toch nog veel aan-
trekkingskracht op zekere personen
I uitoefenen.
Van een onzer abonnenten ontvingen
wij een schrijven, waarin ongeveer het
volgende voorkomt: „fk heb een
aanbieding ontvangen, waarbij men mij
voor mijn kronenbezit zekere Oosten-
rijksche premieloten wil verschaffen en
dan die loten te Weenen laten om geen
geld te moeten betalen, noch voor
moeite, noch voor onkosten. Die heer
Het was laat in den avond en de
regen, die den gauschen dag onophou
delijk was gevallen, kletterde nog steeds
tegen de ruiten van het vertrek waar de
horlogemaker en zijn vrouw altijd zaten.
De oude vrouw legde haar Dreiwerk
neer, wierp wat hout op het vuur, nam
de blaasbalg van haar gewone plaats op
zij van den haard en blies nieuwen gloed
in de doovende sintels. Zij keek naar
haar man, die bij de tafel zat, druk bezig
met het in orde maken van een horloge.
«Thomas,* zeide ze, »gij kunt bepaald
niet goed zien bij dat lichtlaat ik een
andere lamp voor u aansteken.*
»Ik ben dadelijk klaar,* antwoordde
hij brommig, zonder van zijn werk op
te zien. Hy ging voort met zijn bezig
heid en zij begon weer te breien. Be
halve het geratel van haar naalden en
het spinnen van de zwarte kat, die in
het vuur zat te staren, was het doodstil
in de kamer, totdat de horlogemaker een
van zijn gereedschappen liet vallen de
kat sprong op, pakte het en begon er
vroolijk op den vloer mee te spelen.
«De drommel hale die kat,* bromde
de oude man.
»Nog niet, hoop ik,« zei het kleine
vrouwtje, terwijl ze kalm het gereedschap
opraapte en weer op de tafel legde
poes kreeg een extra lielkooziug en ver
zonk toen weer na dien aanval van
speelschheid in haar gewone peinzende
houding bij het haardvuur. De oude
dame boog zich voorover en streelde
haar lieveling.
Het was een ouderwetsch persoontje
met scherpe gelaatstrekken en kleine
grijze stijve krulletjes, die boven de ooren
uit haar muts kwamen kijken. Haar
oogen waren doordringend en helder,
haar vooi hoofd verstandig en haar ge-
heele gelaat drukte een vluggen geest
uit. Eindelijk stond de horlogemaker
op en ging uitrusten op de oude ge
beeldhouwde eikenhouten bank, die op
tweeërlei manier dienst deedze be
schutte door haar hoogen rug tegen de
tocht van de deur en bood tevens een
aangename, hoewel ouderwetsche zit
plaats bij het haardvuur.
De oude man nam zijn bril af en
nam die in de hand.
»Voiumnia,« zeide hij^ «dit is dus de
laatste avond, dien we samen doorbrengen,
morgen gaan we vrijwillig elk afzonder
lijk levengeen aangename gedachte
voor zoover het weer betreft. Hoort gij
hoe de regen klettert
»Ik vrees, dat gij een natte reis zult
hebben,* zeide zijn vrouw. «Misschien
herinnert gij u, dat het morgeu onze
trouwdag is. Vijf cd dertig jaar geleden
was het op dien dag ook zulk weer, de
regen viel bij stroomen neder. Dat was
geen prettig voorteeken voor ons huwe-
'"'«Neen Volumnia,* antwoordde hij,
spottend glimlachend, »mijn vrienden
wilden mij ook overhalen, niet met u
te trouwen.*
Precies hetzelfde als met mij,* zei de
oude dame droog, »mijn vrienden wilden
mij ook van dit ^huwelijk terughouden.*
«Ik wilde wel, dat gij maar naar hen
geluisterd had,* zuchtte hij, achteiover
iu de bank leunend.
Volumnia Webster haalde de schouders op.
«Omdat ik niet naar mijn vrienden
luisterde, Thomas, en gij niet naar de
uwen, hebben we vijf eu dertig jaren
van ons leven verloren dit is jammer.
Het leven is kort en wij kunnen dien
tijd niet weer inhalen. Maar naar alle
meu8chelijke berekening hebben we nog
elk een twintigtal jaren te leven, daarom
moeten wij die zoo aangenaam mogelijk
zien door te brengen. We hebben nog
overvloed van tijd om veel te doen in
die jaren.*
«Het vreemdste is,« zeide de horloge
maker, terwijl hij de zwarte kat streelde,
«dat dit denkbeeld niet eerder bij ons is
opgekomen, want ronduit gesproken
herinnert gij u wel één prettigen dag,
in mijn gezelschap doorgebracht
«Dat herinner ik mij niet,* zeide zij,
«Ja toch, ik herinner my een heerlyken
dag in Londen, dien we met boeken en
schilderijen hebben doorgebracht. Wacht,
ik vergat, dat gij daar niet bij waart.
Neen Thomas, als ik openhartig moet
zijn, dan weet ik geen aaugename her
inneringen uit ons huwelijksleven op te
halen. Wij hebben altijd zoo ver van
elkaar gestaan gij weet, ik kwam uit
een zoo geheel anderen kring als de uwe
en dat niet alleen, wij hadden ook zoo'n
verschillend inzicht in allerlei dingen.
Ik wil u niet beleedigen, Thomas, maar
gij weet wel, dat ik van hooge geboorte
ben en daar kunt gij u niet op beroemen.*
«Dat hebt gij mij al dikwijls genoeg
verteld,* antwoordde hij geërgerd. «Gij
zoudt eerder al uw plichten hebben
vergeten, dan mij daaraan te herinneren
ik ben er ten volle van doordrongen dat
uw vader zee officier was en de mijne
niet. Maar dat doet er niet toe, elk
mensch moet zijn stokpaardje hebben,
dus behoudt gij het uwe. Wij spraken
over genoeglijke dagen uit het verleden,
met waar. Gij kunt u er geen herin
neren, maar ik wel, want ik kan me
nog zeer goed een heerlijken dag voor
den geest brengen, dien we samen buiten
te Richmond doorbrachten. Later gingen
we naar de stad en kochten die klok
ginder. Dat doet er my aan denken,
dat er iets aan hapertik moet dat nog
in orde zien te maken, vóór ik naar bed
ga.«
Wordt vervolgd.)
AXELSCHE