Axelsciie Courant
BIJVOEGSEL
Vrijdag 21 Juli 1922. No. 32.
Provinciale Staten
van Zeeland.
F E UIL L E T O N.
7
VAN DE
VAN
Ia de Dinsdag voortgezette zitting
der Prov. St. van Zeeland kwam aan
de orde de behandeling der mededee-
ling van Ged. Staten inzake den toe
stand van het s.s. „Walzoorden.
Naar aanleiding van de in het afdee-
lingsverslag gemaakte opmerking, al>
zou het schip niet zeewaardig zijn ge
weest, bij de mededeeling in de najuars
zitting, wat zou blijken uit het kort
daarna door den officier van justitie
ingestelde onderzoek, merken Ged. St.
schrittelijk op, dat het besluit tot her
stelling van het s.s. Walzoorden reeds
genomen was, ,óórdat namens den otli
cier van justitie te Zierikzee een onder
zoek naar den toestand van het schip
werd ingesteld. Het schip was tot het
ondergaan der herstellingen reeds
naar de werf te Hansweert gebracht,
vóórdat het rapport van het hierboven
bedoelde onderzoek bij den voorzitter
van Ged. Staten was ingekomen.
De directeur van den Provincialen
Stoombootdienst en de kapitein van de
Walzoorden hebben beiden verklaard,
dat het schip zich in voldoenden zee-
waardigen toestand bevond. De kapi
tein heelt pertinent verzekerd, dat ny
niet met het schip zou hebben gevaren,
indien er gevaar voor verlies van levens
had bestaan.
In de atdeelingen was er n.l. op ge
wezen, dat in de najaarszitting een
lid van Ged. Staten op de meest stel
lige wijze had verzekerd, dat het schip
geheel in orde en zeewaardig was,
welke mededeeling ODjuist is gebleken.
Over de houding van bedoeld lid
van Ged. Staten werd in de eerste en
tweede atdeeling afkeurend gesproken.
In een atdeeling is toegegeven, dat de
Walzoorden veel mindm* deugdelijk was
dan vorig jaar. Namens Ged. Staten is
medegedeeld, maar ook zij waren niet
bekend met den slechten toestand van
het schipin een andere atdeeling
protesteert een lid van Ged. btaten
tegen de beschuldigingen aan het adres
van bedoeld college gericht.
Bij de openbare behandeling ging de
heer De Meij de voorgeschiedenis van
deze kwestie na. Na de eerste veitim-
raering is deze zaak tweemaal in de
Staten geweest. Bij een der gelegen
heden is gevraagd of het schip ge
schikt zou zijn om te varen tusschen
Vlissingen en Breskeus. Hierop is be
vestigend geantwoord, behalve dand-t
de haven van Breskens niet gesc t
zou zijn. In de jongstleden gehouden
najaarszitting werd de domper op ae
zaak gedaan door Ged. Staten. Tot
schade der provincie. Spr. hoopt, dat
het een les zal zijn voor Ged. btaten
om zich niet zoo tegen atdeelingson-
derzoek te verzetten. Spr. critiseert
het beleid van Ge*d. Staten in de kwestie.
De heer Van Rompu heelt gezegd,
dat het schip onderzocht was door des
kundigen. Wie zijn dat? Kan bij die
namen niet noemen, dan acht bv r. de
heele verklaring in de najaarszittiDg
uit den duim gezogen. Spr. noemt de
houding .van den heer v. Rompu in de
najaarszitting een lompheid. En nu is
er weer een mededeeling. Daar staat
te lezen, dat het casco van de Wal
zoorden vóór 2» Februari niet in orde
was. Hoe zit dat nu
Spr. meent dat hij Ged. Staten niet
van lichtzinnigheid in deze kwestie
kan vrijpleiten. Het is toch beaeime-
liik, dat een schip van de provincie
moet worden onderzocht door een veld
wachter op last van den officier van
justitie. Spr. kan niet anders dan Ged
Staten in gebreke stellen. Spr. had
het zeer op prijs gesteld als het rapport
van den officier van justitie was over-
Wat de kosten betreft, als op den
juisteu tijd een onderzoek was inge
steld, zouden die veel minder zijn ge-
W66§t
De voorz. hoopt, dat de heer de Meij
de uitdrukking lompheid niet meer
zal gebruiken.
De heer v. Rompu vindt dat in dit
weval spijkers zijn gezocht op laag
water. In de 25 jaar dat de heer de
Meij gevaren heett, weet bij wel, dat
iets zich in eens kan opdoen, het
schip is door den deskundige, den heer
v. Reoterghem vóór de overbrenging
van Wester naar Ooster Schelde vol
komen in orde bevonden. Die heeft
nu toch niet voorgelogen. Met het
schip is een soort sabotage gepleegd.
Door het schuren tegen de kaai te
Middelburg en te Zierikzee heeft het
lekkage gekregen. Daarom ging het
naar de werf. Door het beetje water
dat het schip maakte, was er geèn ge
vaar, voor niemand.
De zaak is ter oore gekomen van
üen officier van justitie. Maar vóór
dien was al besioten het schip herstel
lingen te doen ondergaan.
Spr. wijst op het s.s. „Noord-Beve-
land". Dit, moest ook worden gerepa
reerd, doch het gaat niet aan, om het
schip geheel uit te breken om te zien
ot de platen soms wat zijn ingeroest..
De platen van de „Walzoorden waren
m.M.dit is een volkomen vol-
67:
doende dikte. Willen Prov. Staten bij
elk schip een geheel onderzoek, dan
moeten zij daarvoor een hoogeren post
op de begrooting brengen. Wat de
„les" betreft, die spr. zou krijgen,
spr. is vrij oud, hij heeft geen lessen
meer noodig. Ged. St. nemen de volle
verantwoordelijkheid in deze kwestie
op zich. Er is geen oogenblik gevaar
geweest voor passagiers of bemanning
nooit of nimmer.
De heer De Meij repliceert. Hij kan
de uitdrukking lompheid niet terugne
men. Wat de sabotage betreft. Wie
kan die hebben gepleegd Alleen de
kapitein. Die beschuldiging komt van
Ged. Staten niet te pas. De kapitein
is vergrijsd in den dienst. Bovendien
is de heer van Rompu niet op de
hoogte. Het schip stootte door den
stroom tegen den steiger. Daardoor
kwam er slijtage aan de platen. Van
sabotage is geen kwestie. Spr. geloott
dat er inderdaad gevaar was voor men-
schenlevens. Een schip in den toe
stand als de Walzoorden was, is veel
minder weerbaar.
De voorz. spijt het, dat de heer De
Meij zijn uitdrukking niet heeft willen
terugnemen en hoopt, dat de leden
zich voortaan van opmerkingen van
persoonlijken aard zullen ontbonden.
Spr. stelt voor de mededeeling voor
kennisgeving aan te nemen.
Aldus besloten.
Het voorstel tot het voeren van een
rechtsgeding inzake de sch,uld, der aan
varing tusschen het stoomschip Wals
oorden van den Ooster Scheldedieust en
de sleepboot Noord-Holland, wordt z.h s.
aangenomen, evenals het. voorstel tot
toekenning van een jaarlijksch subsidie
van 750 voor den tijd van vier jaa
aan de gemeente Vrouwenpolder, te
tegemoetkoming in de kosten van herste f
van den toren der kerk te Gapinge.
-Het voorstel tot afwijzing van eei
verzoek van de Vereeniging van Han
delsonderwjjs te Middelburg om ver
hooging der verleende subsidies voo
de handelsdag- en avondschool word
na discussie z. h. s. aangenomen, r.ada
met. 23 tegen 18 stemmen was verwoi f
pen ee.n voorstel van dhr. Van Waes
berghe om de subsidie wel te verhoogen
Bij behandeling van het reglemec
op de wegen en voetpaden werd gewezei
op bet nut van, spoedige en practisch
bekendmakingen in zake het Bluite:
van de wegen bij dooi enz., door b.v
aan de grens van elke gemeente ee^
aanplakbord te plaatsen om de bepei
kingen bekend te maken.
Een voorstel van Ged. Staten om d
werkzaamheden, vroeger verdeeld ove
drie ingenieurs van den Waterstaai
thans bij twee onder te brengen wer
na discussie z. b. s. aangenomen.
Eveneens een voorstel tot overdracl»
aan de gemeente Neuzen van ee
gedeelte van den Prov. weg Neuzen
Axel.
Bij een voorstel tot afwijzing van he
verzoek van het bestuur der Heilig
Landstichting bij Nijmegen om 50
subsidie protesteerde de heer Viening
tegen een schrijven in „De Nederlander
dat dit verzoek een agressief karakte
zou dragen.
Dhr, Dieleman acht de stichtiDg (ee
openluchtmuseum) van hooge cultureel
waarde, maar bet is een particulie
kerkelijke (R. K.) stichting, waaraan d
Provincie geen steun kan verleenen.
Het voorstel werd z h.s. aangenomei
Ter verbetering van het varkensra
en schapenras werd aan desbetreffend
vereenigingen 200 subsidie toegekenc
Het voorstel tot aangaan van ee
geldleeniug van ƒ2,300,000 voor d
Prov. Electr. Mij., gaf dhr. Lindeije
aanleiding te vragen naar de vooruil
zichten. Spr. verwacht er niet vet
van en ook anderen maken zich bezorg
over die zaak.
De heer Dieleman zegt dat Gedej
Staten teleurgesteld zijn, dat zij no
niets kunnen mededeelen over de elet
trificatie van de midden- en Noordei
groep. De commissarissen hebben ern
stig er op aangedrongen hier wat me
voort te maken; er zijn onderbande
lingen met Noord-Brabant voor de elee
(Naar Emile Souvesïue.)
4)
Ik weet niet, hoe zij dit opvatte, maar
zij sidderde en keerde zich verward van
mij af; ik dacht, dat ik haar beleedigd
had en tranen kwamen mij indeoogen.
»Vergeving, Mejuffrouw,» zei ik. »Ik
heb gesproken als een gek, ik weet te
wèl dat het onmogelijk is, en dat gij
niet zoudt willen leven bij zulke arme
lieden als wij zijn.»
»Ach, voor immer!» riep zij uit en
viel in mijn armen.
De toon harer stem drong door tot in
mijn hart.
,1a it mogelijk, is het mogelijk
Gij zoudt bij ons willen wezen
Overal,... n.et u, Williams!»
Het begon mij te schemeren voor de
oogen ik voelde mij bjjkans bezwijken
onder zoo groot een geluk.
Elizabeth kon gedurende eemgen tijd
niet wederkomen haar oom had achter
docht gekregen en ging haar schreden
na Toen ik haar vele dagen later
terugzag, toonde zij zich beschroomd en
verward evenwel, zij trok niets terug
van de woorden, die zij zich had laten
ontvallen, en ik kon mij opnieuw over
tuigen, dat «jj mij beminde.
Deze toestand duurde sedert een
maandwij zagen elkander bij lange
tusschenpoozen, maar wij schreven el
kander geregeld en verborgen onze
brieven onder een der bloempotten van
het terras. Gisteren had ik er juist een
op de afgesproken plaats gelegd, toen
plotseling den heer Koffmann ontwaarde.
Ik trok mij ijlings terug en ging ons
huis binnen, teneinde geen argwaan te
verwekken.
Een weinig later terugkomende, vond
ik mijn brief niet meer. Ik dacht dat
Elizabeth hem was komen halen en
wachtte een antwoord hedenmorgen was
er echter niets onder den bloempot, <ien
ganschen dag bleet ik hopen, maar ein-
delijk, toen de avond was gevallen, kon
ik het niet langer uithoudeo. Ik ging
uit om een der dienstboden van den
heer Koffmann op te wachten en indien
het mogelijk was, te ondervragen zoo
even heb ik Jéröme gevonden en van
hem vernomen, dat Mejuffrouw Elizabeth
heden met haar oom vertrokken is.»
»Eu gij weet niet, waarheen- zij is
gegaan vroeg Martha.
»Men heeft er mij niet van kunnen
onderrichten, er is niets anders in hms
gezegd, dan dat zij niet zou terugkeeren,
maar ik zal haar overal zoeken, totdat
ik weet, waar men haar verborgen
houdt.»
»En indien gif haar met vindt,
Als ik haar niet vind,» herhaalde
Williams. »0, als ik haar niet yind
Wat drommel, dan zult gij haar
vergeten,» zeide Frantz.
>0, neen vader
Wat zult gij dan doen
De jongeling antwoordde Diets, maar
op den ouden soldaat een blik werpende,
die hem deed sidderen, verwijderde hij
zich-terstond.
William's nasporingen, om de schuil
plaats van Elizabeth te ontdekken, waren
alle viuchteloos, en hij werd weldra
genoodzaakt ze op te geven door het
gebrek aan aanwijzingen, die hem konden
reiden. Twee maanden verliepen er,
zonder eenige verandering mede te
brengen. De jonge bloemkweeker sprak
noch over zijn liefde, noch over zijn
smart, maar eiken dag werd hij somberder
en bleeker. Zijn bevreesde ouders zoch-
ten hem te vergeefs afleiding te ver
schaffen. Hij schudde treurig het hoofd
op al huu troostredenen, en als zij bleven
aanhouden verwijderde hij. zich zonder
te antwoorden. Het was een vertwijfe
ling, oppervlakkig stil en lijdzaam, maar
die echter onmogelijk kon afgeweerd
worden, die heendrong door alles wat
men haar wilde tegenstellen. hrantz
wist, dat zija zoon een van die karakters
had, die juist door hunne buigzaamheid
onoverwinnelijk zijD, en die alleen wijken
om daarna hun eersten stand te her
nemen. Hij begreep dat het een nut
teloos pogen zou wezen, die ziel te willen
genezen, die zich zoo vast aan has
smart had verbonden, en dat zijn zoo
de nicht van den heer Koffmann huwe
moest of sterven zou.
Toen de oude soldaat hier eens va
overtuigd was, had hij weldra zijn b(
sluit genomen. Hij wilde zijn buurma
reeds den volgenden dag opzoeken.
De tijd die hem nog overbleef gt
bfbikte hy om te overwegen wat h
hem zou zeggen. Hoe lauger hij er ovt
dacht, des te zekerder kwam hem de sta
oor, dien hij eerst als gewaagd bt
schouwde. Hij gaf zich zelven zulk
atdoeude redenen, Lij bestreed de tege>
werpingen, die mijnheer Koffmann zc
kunnen maken, zoo glansrijk, dat h
niet meer twijfelde aan den goede
afloop Wij allen hebben in sommig
oogen blikken dat dwaze vertrouwe
ondervonden, geboren uit een o'pgew.onde
nadenken. Onze overtuiging is dan zc
innig, dat wij haar on wederstaauba*
gelooven, en, zelven zeker, dat wij d
waarheid voor oogen hebben, nemen w
niet eens aan, dat een ander ze zo
kunnen loochenen. Het denkbeeld di
ons lang heett bezig gehouden, veraudei
dau voor ons in een tastbare daadzaal-
het is geeD stelling meer, die bestrede
kan worden, het is een openbare zekei
ttfid.
Wordt vervolgd.)
eDied(o, 1
ive-er] 1 I
ve
til-
we
n-
en
>P
n
r-
t,
n
it
it
Ilk
I
.eld c 1
.iiigenl
ti
en
de
in
in
3"