I*t>. 31 Dinsdag 18 192^ 38® 3aara. f a Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen De twee tmrea. ar«t. 3M n. Ml "4 J. C. VINK - Axel. Buitenland. FEUILLETON. !1 \S m I- 1 \\y t A>. I dJI II L 'i "k11; AXELSCHE ANT. i>> Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond, ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. Telefoon NI*. 56- - Postbox ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiên worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrfldagvoormiddag ELF ure. Er zijn menschen, die hun hart vast houden voor de toekomst en er zijn weer anderen die hun medemenschen toe roepen toch vooral optimistisch te blij ven en die het „ende desespereert nooit" in hun vaandel schreven eD dit vaandel hoog boven hun hoofden uit dragen. We hebben inderdaad opti misme noodig, zooals we zon noodig hebben, maar zoo nu en dan moeten we ons toch wel eens geweld aan doen en met recht bonne mine a mauvaia jeu maken, wanneer wij met alleen de teekenen des tijds, maar vooral die van den komenden tijd gadeslaan. Heeft men altijd van de jeugd gespro ken als van de hoop des vaderlands en dus ook van de hoop der wereld, de tegenwoordige jeugd geeft hier en daar blijk van een geest bezield te zijn, die eer tot wanhoop, dan tot hoop zou stemmen. Nog zijn maar enkelen van de, ook al jeugdige moordenaars in handen van de politie gevallen of een nieuwe aanslag wordt gepleegd, ditmaal op Maximilian Harden, den man, dre steeds getracht heeft met onkreukbare eerlijk heid het Duitsche volk in te lichten. Met een ploertendooder heeft men ge tracht hem de hersens in te slaap, maar dank zij de soliditeit van zijn schedel, een uitwendige soliditeit, die dus volkomen in harmonie was met de inwendige, is de misdaad zonder het bedoelde resultaat gebleven. Eén der daders viel de politie in banden, eenachttienjarig jong- mensch, behoorende tot het verbond van nationaal-gezinde solden. Wanneer we van de achttien jaren, welke het jonge mensch op dit tranen dal gedurende dien tyd inderdaad een tranendal doorbracht, acht jaar af trekken, de acht jaar, welke ons van de ontzettende Augustus maand 1914 scheiden, dan zien wij dat, bij het uit breken van den oorlog, dit jongemensch nog maar een kind van tien jaar was en waar de oorlog vier jaren duurde, kan hij onmogelijk aan den lijve de verschrikkingen van den oorlog hebben gevoeld. n Hij heeft alles van „hooren zeggen", men beeft hem opgekweekt met ver giftigd voedsel en dit voedsel is, helaas, dit dient erkend, niet uitsluitend van binnen de grenzen gekomen. Deze jeugdige moordenaars zijn slachtoffers van den blinden haat en het lage eigen belang van ouderen. Ze worden op gehitst en in hun onvolgroeide hersenen worden ideeën gezaaid, welke tot de afgrijselijkste misdaden voeren. Maar niet alleen buiten onze grenzen, ook daar binnen moeten wij deze feiten constateeren. Niet, dat we de bewijzen daarvoor hier gaan uitwerken, maar we voegen dit er alleen maar bij, om te voorkomen, dat men ons zegt, dat ook in ons land tal van jeugdige heet hoofden loopen, die geen haar beter zijn. Intusschen vormt nog altyd de poli tieke moord op Minister Rathenau de hoofdschotel van het wereldmenu. Een der moordenaars heeft reeds bekend en verschillende medeplichtigen bevinden zich in arres'. Het vermoeden, dat de actie uitging van de vroegere z.g. Ehrhart-brigade beeft zich bewaarheid. Ten huize van een der gearresteerden heeft de politie een lijst gevonden met 75 namen, welke behooren tot de organisatie C. In de meeste gevallen zijn dit jonge kooplie den, reserve officieren en studenten. Ook heeft men bij verschillende ver dachten brieven gevonden van kop stukken der all deutsche partij, zoodat terecht mag worden verondersteld, dat deze partij achter de schermen tot het drama heeft meegewerkt. Er is o. a. bij een der hoofdschuldi gen een brief gevonden van Von Jagow, een der aanvoerders bij de Kapp-Putsub, waarbij bij dezen uitnoodigt bij hem te komen eten in de vesting waar hij geïoterneerd is. De politieke gevolgen konden echter wel eens anders zijn, dan de volvoer- dera van dit drama zich hebben voor gesteld, want ondanks het feit, dat er een zekere onrust door den moord ont staan is, blijkt uit betoogingen en sta kingen wel, dat de regeering bij haar krachtige pogingen om den toestand meester te blijveD, mag rekenen op een grooten steun uit de bevolking. De beweging, vooral in de arbeiders wereld is 'groot. De stakingen zijn niet van de lucht, o.a. het krantenbe- drijf te Berlijn lag Zondag geheel stil. Alleen de Rote Fahne" verscheen nog, Het feit, dat men in zoo korten tijd de hoofdschuldigen heeft kunnen achter halen, wijst er wel op, dat de autori teiten nu met vaste hand wenschen in te grijpen. Ook in Frankrijk wil men zich niet onbetuigd laten in het plegen van aanslagen en alsof bet aanstekelijk werkt, heeft men er de vorige week een aanslag gewaagd op het leven van den President der republiek, bij gele genheid, dat deze een feest bijwoonde te Parijs. Van achter de politieatzet- ting klonk eensklaps een schot tusschen de dichte menigte, doch het trof geen doel. De kleeding der dame, achter wie de dader zich had verscholen, werd geschroeid door het vuur uit den loop der revolver. De dader scheen zeer opgewonden. Het bericht van den aanslag wekte groote ontroering. De President zeide zeer getroffen te zijn door de betoogingen van sympathie, die hem uit het volk toeklonken. De dader, die direct werd gevat verklaarde alleen een vijandige gezind heid te willen uiten, maar een der drie door hem afgevuurde kogels trof heel licht een vrouw onder de menigte, hetgeen bewijst, dat de dader niet in de lucht, maar in de richting van het rijtuig heeft geschoten. De dader is een 23 jarige anarchist, die reeds wegens anarchistische propaganda is veroor deeld. Hij schijnt ziekelijk en gede genereerd te z.m en geen medeplich tigen te hebben. Hij heeft verklaard, op het rijtuig van den President te hebben willen schieten, doch dat het niet zijn bedoeling is geweest, iemand te dooden. De aanslag had plaats toen de stoet van Longchamps, na een schitterende (Naar Emile Souvestre.) 3) - Of zij die verandering opmerkte, weet ik niet, maar zij werd van hare zijde vriendelijker en spraakzamer Als zij zich alleen bevond, leunde zij dikwijls op het hek en deed mij vragen over de wijze van bloemen te kweeken. Van lieverlede duurden die gesprekken langer, zij sprak met mij over u, over moeder, over mijn oom, den leeraar, die mij in mijn eerste jeugd onderwees. Als wij lang hadden' gesproken, zoDg zij mij eenige schoone Duitsche liederen voor, die ik al luisterende van haar leerde. Weldra kwam zij alle dagen terug, en ik werd eraan gewoon, zonder het zelf te weten. Als de avond viel, had ik behoefte haar te zien, evenals men behoefte heeft aan adem en rust. Zij scheen ook met vreugde te komen. Eens, toen de gansche familie Koffmann afwe zig was, verscheen zij vroeger. Den- zelfden morgen had onze schoone roode cactus gebloeid zoodra zij kwam, deelde ik haar het heugelijke nieuws mede. Wat zou ik hem gaarne zien,* zeide zij. »Wie verhindert u te komen was mijn antwoord. Mijne ouders zullen u goed ontvangen.* »0, neen, men zou my bij u kunnen zien ingaan, en als mijn oom het wist, zou hij het mij nooit vergeven.* Een denkbeeld kwam bij op, ik ging mijn dubbele ladder halen en zette haar tegen het terras. »Klim hier af,« zei ik tegen juffrouw Elizabeth, niemand zal u zien, en gij kunt onzen cactus bewonderen.* Eerst weigerde zij, maar ik bad haar zoo lang, dat zij eindelijk toegat. Kor ten tijd daarna bloeiden er andere zeld zame planten in de bloeikrast, en zij kwam ze op dezelfde wijze zien. Ein delijk werd zij eraan gewend, om aldus van tijd tot tijd in onzen tuin te komen. Ik leerde haar de bloemen kennen, en dikwijls bleven wij vrij laat te zamen onder het groen. Die bijeenkomsten maakten mij onuitsprekelijk gelukkig ik herinner mij niet zulke verrukkelijke uren te hebben doorgebracht, sinds den tijd, dat ik de woning van mijn oom sti ontvluchtte, om den een of anderen roman aan de oevers van den Rijn te lezen. Ik vroeg mijzelven niet af, waarom het mij in het bijzijn van juf frouw Elizabeth zoo wèl was om het hart, ik genoot dat bijzijn, zooals de kinderen den zonneschijn genieten, ik was droevig, als ik haar niet zsg, vroo- lijk zoodra zij verscheen. Ook met haar was het evenzoo en dikwijls bekenden wij het ons onderling, hoezeer wij el kanders bijzyn behoefden. Op zekeren avond had juffrouw Eli zabeth mij in het breede verhaald, hoe ongelukkig zij was bij haar oom ik was getroffen door hare woorden, en wij waren later dan gewoonlijk bij elkander gebleven, toen we opeens stemmen hoor den op het terrasmen riep Elizabeth. »Mijn God dat is mijn oom,* zeide het verschrikte jonge meisje. Opnieuw deed zich de stem hooren op geringer afstand en met toornige uit drukking. >Ziet hij mij hier, dan ben ik verloren,* hervatte zij. »Williams, waar zal ik mij vemergen Ik trok haar mede onder het prieel, door den wijngaard gevormd bijna op hetzelfde oogenblik verscheen de heer Koffmann met een zijner zonen op het het terras. Waar of die ongelukkige zich toch verstoken heeft?* riep hij uit. >Hier is zij niet en toch ligt haar borduurwerk daar op het gras.* vMisschien is zij wel hij onzen buur man,* merkte de zoon lachende aan. Elizabeth huiverde en verborg zich in mijn armen, maar de heer Koffmann haalde de schouders op. »Er komt hier geen gekscheeren te pas,* zeide hij op knorrigen toon, »ga zien, of zij ook bij geval in de kioska is, ik zal nog eens in den tuin zoeken Met deze woorden verwijderden zij zich. »Zy zijn weg,* zeide ik aan het jonge meisje. Maar ze hoorde hem niet, zjj had haar gelaat tegen mijn schouder gedrukt en was in snikken losgebroken. Ik voelde mij tot in de ziel getroffen, en haar handen in de mijne nemende, sprak ik »In Gods naam, juffrouw Elisabeth, wees niet zoo bedroefd.* »Ach, hoe zal ik voor mijn oom durven verschijnen lispelde zij. »Klim spoedig naar boven en hij zal niets weten.* »lk zal nooit durvenbedenk, als hij daar eens was als hij mij eens zag.* Welnu, is het dan nog zulk een groot kwaad, dat gij onzen tuin zijt gekomen om bloemen te zien Hij zal mij niet gelooven, ik ken hem, Williams, hij is in staat mij weg te jagen.* Het denkbeeld, dat mijnheer Koffmann zijn nicht zou kunnen wegzenden, wekte vreugde in plaats van schrik bij mij op. Ik weet niet recht, wat ik in dat oo genblik voorzag, maar ik kon mij niet weerhouden uit te roepen Welnu, zooveel te beter!* Juffrouw Elizabeth zag mij verwonderd aan. »0, indien gij wildet,* voer ik voort, »mijn ouders zijn zoo goed!... en gy zoudt gelukkiger wezen bij ons dan in uwe familie.* 'A delu %jn - L ieve mil- awe lon- den ou- en t de ran in op un er- kt, H- en uit rat en •te ils ijl ID :s- et n, n e> i- 8, n n u t- au i)ii 1 1 Jttj 7a r,aldr dietji, e-er t/a .rit «er ,_ati de in 21 jog pen efu- 11 ÖD8 t. z.h_ D bij ri fur. elen ,cuAe~ P zh'D an »e sti >r in.,1 kf> iinB risv ,sc;e rui k# jtar. j tof i •tij M7s vine e 0 up n«' eDI '81 kif tw* Ie ff cHi 51 6» {tl er j .deril n ei -1 Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1922 | | pagina 1