No. 22.
Vrijdag 16 Juni 1922.
38e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
1
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telefoon Nr. SO. - Poitb.x O.
tot 5 regels 60 Cent; voor
Groote letters worden naar
ADVERTENTIEN van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag ELF ure.
tot
De predikant en politiek.
Hierover schrijft „De Hoeksteen" o.a.
het volgende
„In deze dagen zwermen ze weer
over 't lieve vaderland en tot in de
uiterste hoeken en gaten, waar maar
mogelijkheid bestaat een groepje men-
schen samen te trommelen, willen ze
wel komen, de dames en heeren van
de politiek. Een dorpsherbergje of een
kroegje vinden ze nu niet beneden
zich, in de maanden voor de stemming
heerscht er een bijzondere stemming
dan is er broederschap en solidariteit,
maar even gauw als de „ismen" uit
het geheugen der eenvoudigen is ook
de broederliefde met de solidariteit by
sprekers en spreeksters naar 't schijnt
verdwenen, als de dag der dagen is
geweest en de zetel op het Binnenhof
is verkregen, behouden of ontgaan.
Hier komt dadelyk tweeërlei naar voren.
Als de predikant ter vergadering aan
wezig is, zoo is het wenschelijk, ook
al weet hij zich geen man van de po
litiek, dat hij er de spreker en spreek
sters eens op wyst, dat het kiezend
volk meer verwacht dan belofte en ge
meenzaamheid in vóór-stemmings-
weken. En ten tweedeer is voor
lichting noodig, de kennis is zoo ge
brekkig. Een man, die tot de )intel-
lectueelen zich rekent en i. h. o. daar
onder worde geteld, vertelde onB laatst
„Het kapitalisme is de schuld van den
oorlog, dat staat vast", en op onze
vraag; „Kapitalisme, kapitaal, wat is
dat?" kwam er geen antwoord.
„Ja, kapitaal is kapitaal." Een ezel
is een ezel, met evenveel recht kan
men zeggen„De ezel is de schuld
van den oorlog." Er moet een einde
komen aan het napraten van politieke
termen en zinnen, die men niet be
grijpt en waarvan men de draagkracht
niet beseft.
Het geslacht der predikanten-theolo
gen is stervende en gering is het getal
der jongeren, dat nog zijn vrijen tijd
besteedt aan tekstkritiek en handschrif
ten-kwesties wij varen tegenwoordig
mee met den sociaal economischen
stroom. En zoo als van de jonge pre
dikanten geëischt wordt iets te weten
van geestelijke en maatschappelijke
stroomingen, zoo hebben ze ook de
vrijheid hun gemeentenaren eenigszins
voor te lichten, niet om poli
tieke proselieten te maken voor
eigen overtuiging, maar om wat
onkunde te verdrijven en gebrek aan
kennis weg te nemen, zoodat ook iets
anders geweten wordt dan „kapitaal is
kapitaal."
Wie tegenwoordig als pastor de ge
meente ingaat, het kan niet anders,
komt met de menschen met hun ver
schillende politieke overtuigingen in
aanraking. De pastor komt al»
zieleherder naar het lid van
de gemeente en niet naar een lid van
de een of andere partij, dat sta voorop
maar als het gesprek nu raakt de
politiek en er blykt een algeheele on
kunde van wat daar leeft als politieke
overtuiging in 'thart van het gemeen
telid, geloof het, het pastorale werk
heeft dan nog slechts weinig kans van
welslagen het gemis aan politieke
kennis maakt den pastor vleugellam,
en ook de prediker heeft groote kans
een ledige plaats te zien en geen kans
een nieuwen kerkganger te winnen.
We gaan verder moet de predi
kant ook politicus zijn, ij veraar en
strijder voor een bepaalde politiek Naar
ons oordeel niet, de predikant brengt
het Evangelie, met al zyn eischen en
beloften, en late Evangelie licht schij
nen over de dingen van het leven
de predikant is er echter niet voor
een bepaalde groep, welke ook. Elk
waarachtig menscb heeft min of meer,
van een bepaalde overtuiging, hoewel
't in onze dagen velen moeilijk valt te
kiezen voer dit of voor dat, maar de
predikant blyve in de eigen gemeente
bovenal de predikant der gansche ge
meente, niet afstootend grootere en
kleinere groepen.
Tegen een veelvuldig voorkomend
verkeerd beoordeelen zij bier nog ge
waarschuwd. Het groote publiek blyft
zwijgen als een predikant op
grond van zijn overtuigingen de
politiek der Anti-Revolutionairen of der
Christelyk-Historischen of der Liberalen
tot de zyne heeft gemaakt, maar als
zelfs de kennis van het Nieuwe Testa
ment iemand gedreven heeft naar de
zyde der S. D. A. P.-ers, dan is en
blijft het klagen „een dominee moet
zich niet met de politiek bemoeien",
natuurlijk wordt dan de S. D. A. P.-sche
bedoeld.
Dat is met twee maten meten. Een
predikant bemoeie zich niet met de
politiek, met geen enkele in dien zin
dat hij politicus wordt, of hij bemoeie
er zich wel mee, maar dan worde er
geen eenzijdig oordeel uitgesproken.
Dat op Bybelsche gronden iemand
Anti-Revolutionair is of Christelijk-His- j
torisch, het schijnt mogelyk, maar even-
zeer dat hij op die gronden zich schaart
bij de S.D.A.P., of bij een Vrijheidsbond.
Voor ons persoonlijk is het ideaal:
de predikant getuige met vrijmoedig-
heid wat het geweten, door het Evan
gelie geheiligd, hem te spreken dwingt,
maar hy houde het zich zelve steeds
duidelijk voor oogen „de predikant is
de zielszorger der gansche gemeente."
Eerste Kamerleden.
Na de heeren Cremer, Krauss en v.
Nierop heeft v. d. Feltz meegedeeld
niet meer voor een herkiezing als lid
der Eerste Kamer in aanmerking te
willen komen.
Het monument van President Steyn.
Op het binnenkort te Deventer te
onthullen monument van president
Steyn zullen, uaar het Dev. Dgbl meldt,
de volgende opschriften staanonder
aan het beeldAan President Steyn.
Het Nederlandsche volk. Terzyde op
een rotsblok Marthinus Theunis Steyn
1857 1916, Staatspresident van den
Oranje-Vrijstaat 1896—1902, Leerde te
Deventer 1877—1879 Aan de andere
zijdeGeen offer heeft hy geschuwd,
voor zijn volk, voor de trouw aan
's lands woord, voor onafhankelijkheid,
recht en taal, hy was een eer voor
onzen stam."
door Charlotte.
4)
(Slot.)
Ze trok de laden één voor één epen
en rusteloos woelden haar handen door
het weinige linnen, verkreukelden haar
zondagspakje en wierpen al haar schatjes
door elkaar, herinneringen aan een jeugd,
die ze ook ééns had, stoffelijke, ver
kleurde en verschoten blijken meestal
uit verschillende episoden van haar leven.
Het kerkboekje- viel op den grond ze
keek er niet naar om, al zenuwachtiger
als ze werd, onder haar vergeefsche po
gingen. Ze rukte in haar drift een ko
ralen halssnoer uit elkander, zoodat de
ronde, roode bolletjes over den grond
rolden, terwijl een paar fletse blauwe
mutslinten, by het snelle dichtduwen, uit
de onderste lade bleven hangen. Ze
liep nog eenigen tijd gejaagd het kleine
vertrek op en neer en begaf zich toen
naar buiten.
Het was heden erg donker in haar
breintevergeefs trachtte ze wat licht
te krijgen en wat verband te brengen
in den somberen chaos van gedachten,
die haar hersenen vulden en ze zoo
zwaar maakten, zoo vol, zoo machteloo».
De zeewind woei haar lang» de slapen
en koelde de gloeiende tinteling op voor
hoofd eu wangen wat op. Doch de onrust
bleef en de zenuwachtige ongedurigheid
werd erger, toen ze, van een der duinen,
de zee overzag en het doffe, eentonige
geruisch haar soesde en suisde in de
ooren, totdat ze zich, als getergd en ge
sard door dit zeegezang, afwendde en
weer in haar hut verdween.
Dien avond ging de ongelukkige weer
uit met haar lantaarn. In langen tijd
had ze dien nachtelijken zwerftocht niet
ondernomen, en hoewel het prachtig, stil
weder was en dus geen wilde orkaan of
woeste zee haar daartoe dreef, toch
moest ze gaan, gedreven als ze werd
door haar krankzinnige verbeelding.
Ze plaatste de lantaarn op het vochtige,
weeke zand, waar zij een eindje inzakte,
tijd om een gat te maken gunde zij
zich dit keer niet, en ze liep heen
en weer langs de kust met den helderen
sterrenhemel boven haar, de oogen maar
steeds op de joelende, juichende golven
gericht, die zilverig glansden onder zacht
schijnend, bleek maanlicht.
De oude visschersweduwe verstond
eens die taal. Ze wist, hoe onweer
staanbaar bekoorlijk zij kon zijn, die
valsche schoone zee. Opgegroeid in haar
onmiddellijke nabyheid, was ze als kind
reeds vertrouwd met die verleidelijke
stem, waarachter verraad school, zoodra
de ongevoelige haar doel had bereikt.
Dan kent zij geen genade, dan verbrijzelt
zij de ongelukkige in haar armen in
woesten hartstocht.
Thans was de weduwe het vergeten,
en ze vond de lokkende stem nooir »no
machtig dringend als thans. Ze sloot de
ooren niet en ze kon de oogen niet af
houden van het kalm bruisende meer,
zoo heerlijk schoon in den zomernacht.
Daar was rust, déar was vrede
Ze bleef staan en keek naar het kleine
lantaarnvlammetje, dat zwakjes voort-
brandde achter de groenachtige, onheldere
ruitjes. Zoo ver ze zien kon, was er
niemand in de nabyheid,geen
mensch,niets. Ze was alleen,
geheel alleen met dat geheimzinnige
vlammetje déar, en dan dat beest, dat
akelige beest, dat nu weer om het licht
fladderde, maar zoo metéén terug zou
komen, om eenige cirkelgangen te be
schryven om haar hoofd. Ze weerde
met de handen het ondier af en ging
dan weer een eindje verder.
Als reuzen staken de duintoppen af
tegen den schitterenden nachtelyken
hemelreuzen, die haar naderen, haar
verpletteren zouden metéén
Ze werd bang. Die doodsche een
zaamheid beangstigde haar een poos ze
wilde weer roepen als vroeger, als altijd,
wanneer ze haar geliefden aan deze
plaats zocht, maar ze kon nietde
woorden bleven haar in de keel zitten
en het waren onverstaanbare klanken,
die ze uitstootte.
e
l-
e
n
u
Zóó ging een uur voorbij.
Een vermoeidheid kwam over al haar
ledematen en maakte haar loom en suf.
De zenuwachtige angst verminderde ze
schonk geen aandacht meer aan hetgeen
haar omringdeze zat met haar gezicht
naar de zee gekeerd, het hoofd in de
handen en luisterde, luisterde met inner
lijk genot naar de vleitaal van straks.
Mysterieuse stemmen stegen op uit het
water, dat aan het strand, waar ze zat,
als champagneschuim bruiste ze hoorde
er onder, die haar bekend voorkwamen,
stemmen, in lang niet gehoord, maar
nooit vergeten en ze zag eensklaps dui
delijk in een roodachtigen nevel, die
voor haar oogen kwam en die scheen op
te doemen uit de baren, den donkerbe-
haarden kop van een forsche, mannelijke
figuur, die met de eene hand een knaap
in de hoogte hield, die de handen naar
haar scheen uit te strekken
»Groote God, naar haar Dat kind
de handen.... naar haar! Waren ze
daar eindelijk Hoor Ze riepen al
weer Ja, ja, ze had het goed
verstaan. Ik kom! Ik kom gilde ze,
opspringende, met een stem, heesch en
rauw, de laatste krachten samenrapende,
om die woorden uit te brengen. Met
oogen, uit wier blik de heftigste waanzin
sprak en die als bliksems heen en weer
gingen in de kassen, vloog ze een eind
de zee tegemoet en wierp zich toen met
een schreeuw voorover.
-"O
LSCHEfflCOURAlVT.:.
i-
9
I
1
l