n
\o. 84.
if,oensdag 28 Januari 1920.
35e Jaar
A
sa.
*s,
cr.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-V laanderen.
J. C. VINK - AxeL
nes.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag;- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 75 Cent; franco per post 877j Cent.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telefoon Mr. 56. - I'oslhoi 6.
tot 5 regels 50 Cent; voor
Greote letters worden naar
A DVERTENTIEN van 1
eiken regel meer 10 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagmiddag TWAALF are.
Nederland levert den
ex-keizer niet uit.
igen
72
St.
Mej
11
;in.
f51.
Ret ministerie van Baitenlandsehe
Zaken maakt bekend dea tekst vaa de
16 Januari jl. door den secretaris gene
raal van de Vredesconferentie aan H.
's gezant te Pargs overhandigde nota,
met het verzoek tot uitlevering van
jen ex-keizer, benevens het antwoord,
doer onze regeering daarop gegeven.
In de aaE onze regeering gerichte
iota wordt er op gewezen, dat, vermits
de in Duitschland woonachtige personen,
legen welke de verbonden en geassocieer
de mogendheden een aanklacht hebben
uitgebracht, haar krachtens artikel 228
ran het Vredesverdrag moeten worden
overgeleverd, de gewezen Keizer, in
dien hg in Duitschland gebleven ware,
onder dezelfde omstaudigheden door de
[Duitsche regeenng zou zijn overgele
verd.
Daarop volgt de verwijzing naar de
schending van de neutraliteit van
België en Luxembarg, de behandeling
vau gijzelaars, de stelselmatige ver
woesting, den onbeperkteu duikbootoor
log enz. voor welke daden de zedelijke
verantwoordelijkheid op den oppersten
leider wordt gelegd.
Verklaard wordt dat de vraag tot
uitlevering niet geldt een in beschul
digingstelling met een juridisch karak
ter, maar een daad van hooge interna
tionale politiek.
Ten slotte wordt een beroep gedaan
op den rechtvaardigheidszin van Neder
land, en wordt er op gewezen dat het
Nederlandsche volk er hoogelijk belang
bij heeft niet den schijn op zich te la
den dat het den voornaamsten bewer
ker beschermt.
De nota is geteekend door Clémen-
ceau
De vertaling vau het door onze
regeering gezonden antwoord luidt
's-Gravenhage, 21 Jan. 1920.
Bij nota verbale van 15 Januari 1920,
overhandigd aan Harer Majesteits, Ge
zant te Parijs, vragen de mogendheden,
onder verwijzing naar artikel 227 van
het Verdrag vau Versailles, aan de
Nederlandsche Regeering Wilhelm von
Hohenzollern, gewezen Keizer van
Duitschland, in hare handen te stellen,
ten einde te worden gev.onnisd.
Ter ondersteuning van dit verzoek
om uitlevering merken de mogendheden
op, dat indien de gewezen keizer in
Duitschland gebleven ware, de Duitsche
Regeering krachtens bet bepaalde bij
artikel 228 van het vredesverdrag
verplicht zou zijn geweest hem uit te
leveren.
Terwijl de Mogendheden als opzette
lijke schendingen van de internationale
verdragen en ten bewijze van de stel
selmatige ter zjjdestelling van de aller
eerste regelen van het volkenrecht, tal
van handelingen, in den oorlog, door
de Duitsche overheid gepleegd ia
herinneriug brengen, doen zij de ver
antwoordelijkheid, althans de zedelijke
verantwoordelijkheid, daarvoor opklim
men tot den gewezen keizer.
Zij spreken de meening uit, dat
Ieder oogenblik vertooDt zich bij de
dame een nieuwe luim, dagelijks licht
ze sluier en mantilla van haar hart
verder op en eindelijk zoudt ge liever
weder aan het venster staan om liefde
klachten te zingen, om nooit weder
te keeren.«
>Gij zijt wel een gestreng kritikus,
antwoordde Pröbec blozend»iD het
geen ge zegt is iets waarsmaar is
het alles waar P Neen dan moest
iedere vonk die het hart in vlam
zet, dan moest ieder zalig oogenblik
waarin een halve minuut toereikend is
voor de verstandhouding, liegen en
toch geloot ik aan zijn hemelsche af
komst, is het mij dan beter gegaan
»Ik begrijp, wat ge zeggen wil,* sprak
»Don Pedro»zulk een oogenblik is godde
lijk schoon, maar berust zeer dikwijls op
bitter bedrog. Hoor verder. Mij stonden
geen beletselen iD den weg en toch
beminde ik even vurig als eenig joug
Spaansch ridder. De eenige hinderpaal
kon Laura's hart zijn, en haar oog
had mij reeds dikwijls gezegd, dat het
't mijne gaarne ontmoette. Alle kleine
bewijzen van teederheid, die men in
Nederland zijn internationalen plicht
niet zon vervullen, indien het weigerde
zich naar de mate zijner kracht, bij
Haar aan te sluiten om de bestraffing
vau de begane misdrij ven na te streven
of die althans niet te belemmeren.
Zij doen het bijzonder karakter uit
komen van haar verzeek, dat niet een
periodieke inbeschuldigingstelling, maar
een daad vau hooge internationale
politiek beoogt, en zij doen eeu beroep
op Nederland's eerbied voor het recht
en den rechtvaardigheidszin, opdat het
niet met zijn zedelqk gezag de ver-
krachtig door Duitschland dekke de
grondbeginselen der solidariteit tusschea
de volkeren.
Da Regeering merkt op, dat de ver
plichtingen welke voor Duitschland
zouden hebben kunnen voortvloeien
uit artikel 228 van het Vredesverdrag,
niet kunnen dienen om de plichten te
bepalen van Nederland, dat bij dat
verdrag geen partij is.
De Regeering, harerzijds eveneens
bewogen door onaantastbare redenen,
kan de door het verzeek der Mogend
heden gerezen vraag niet anders
beschouwen, dan uit het oogpunt harer
eigen plichten.
Z\j is volkomen vreemd geweest aan
de omstandigheden, waaruit de oerlog
is voortgekomen en heeft, niet zonder
moeite, hare onzijdigheid tot den einde
toe bewaard. Zij staat mitsdien tegen
ever de oorlogsfeiten anders dau de
Mogendheden. Zjj wijst inet kracht
alle verdenking af als zou zij met haar
souvereia reGht en haar zedelijk gezag
schendingen van de grondbeginselen
zulke omstandigheden toont, nam Donna
Laura goedgunstig op, en na een vieren
deel jaars veroorloofde ze mij, haar
mijne liefde te verklaren. Hare ouders
hadden de zaak reeds lang opgemerkt
mijn oom gaf zijn toestemming^ en zeide,
dat hij, wegens de goede diensten welke
ik bewezen had, den koning om eene
majoorsplaats voor mij gevraagd had.
Tegelijk met het bericht mijDer bevor
dering zoude ik mijnen vader de beken
tenis mijner liefde doen en hem om
zijue toestemming vragen. Ik beloofde
dit. Ach, waarom heb ik het gedaan
Moet men niet altijd denken dat een
duivel achter ons staat, die ons dat geluk
geeft als een mooi stuk speelgoed, maar
slechts geeft om dit ons opeens te
ontnemen
Kort nadat ik zoo gelukkig geworden
was, maakte ik kennis met een kapitein
uit een Zwitsersch regiment. Ik kreeg
hem lief en ontving hem dagelijks bij
mij aan huis. Het was een schoone
blonde jongeling, met heldere, blauwe
oogen, blanke huid od blozende wangen.
Voor een soldaat, zoude hij er te teer
hebben uitgezien, als niet de beroemde
heldendadeu die bij had bedreveD,
op aller lippen gezweefd hadden. Des
te gevaarlijker vas hij voor de vrouwen.
Zijne verschijning was zoo geheel nieuw
in een land waar de zon donker kleurt
vyaaronder zwart haar, zWarte oogen
schitteren. Eu als hij vertelde van de
ijsbergen, van de eeuwige sneeuw van
zijn vaderland, dan hoorde men hem
zoo gaarne en menige dame slaakte de
bede, het ijs van zijn hart te kuunen
doen smelten.
Op een morgen kwam een vriend,
die van mijne liefde voor Laura afwist,
bij mij en gaf mg op geheimzinnige
wijze te verstaan, dat ik óf zeer g
op mijne hoede zija, óf zocder den
majoorstitel mijne nieht moest huwen,
daar er anders nog veel zou kunnen
gebeuren wat mij uiet aangenaam zou
zijn. Ik was verwonderd, onderzocht de
zaak nader en vernam, dat DoDna Laura
bij eene gehuwde vriendin nu en dan
te samen kwam met een man, die iu
een mantel gehuld iu huis sloop. Ik
dankte den vriend en ontsloeg hem van
nader onderzoek. Wel gelooide ik er
niets van, maar de angel der jaloezie en
van het wantrouwen was miju hart
binnengedrongen. Ik lette nauwkeurig
op Laura's gedrag te mijnen opzichte,
Het was niet veranderd. Zij was tegen
mij even vriendelijk en goed als te
voren, liet mij hare hand, soms haren
schooneu mond kussen maar daar
bleef het ook bij. Nu eerst bemerkte
ik, hoe koud zij steeds bleef bij mijne
omarming. Nooit drukte zij mijne -hand
weder, nooit gaf zij mij een kus terug
De twijfel kwelde mij. De vriend
kwam weer, blies door nadere berichten
het vuur sterker aau eu ik besloot de
der solidariteit tusschea de volkeren
willeu wekkenmaar zij kan geen
internationalen plicht erkennen om
mede te werken tot de daad van
hooge internationale politiek der
Mogendheden. Indien in de toekomst
door den Volkenbond eene internatio
nale rechtspraak mocht worden inge
steld, welke bevoegd zou zijn om in
bet geval van een oorlog, recht te
spreken over feiten, welke tot misdrij
ven gestempeld en aan sanctie onder
worpen zyn door een aan de pleging
voorafgaand statuut, zal het aan Neder
land staan zich bij die nieuwe orde
vau zakeu aau te sluiten.
De Regeering kan m het tegenwoor
dig geval geen anderen plicht erkennen
dan dien welken haar de watten des
Rijks en de nationale traditie opleggen.
Welnu, nóeh de op alom erkende
rechtsbeginselen gegronde fundamen
teels wetgeving des Rijks, nóch eene
eerbiedwaardige traditie van eeuwen
her, welke van dit land te allen tijde
eeu toevluchtsoord heeft gemaakt voor
hen, die in internationale conflicten
het onderspit hebben gedolven, veroor
loven aan de Nederl. Seg. gevolg te
geven aan het verlangen der Mogend
heden om den gewezen Keizer aau de
bescherming van die wetten en die
traditie te onttrekken. Het recht en
de nationale eer welke te eerbiedigen
een heilige plicht is, verzette zich
daartegen. Het Nederlandsche volk,
geleid door gevoelens waaraan in de
geschiedenis de wereld recht heeft
doen wedervaren, zou het vertrouwen
niet kunnen beschamen van hen, die zich
schreden mijner dame opmerkzamer te
bewaken. Wij aten gewoonlijk te zamen,
oom, tante, mijoe schoone nicht en ik.
Des avonds, toen mijn vriend mij ten
tweede male gewaarschuwd had, vroeg
tante aan tafel aan hare dochter, of zij
haar gezelschap wilde houden op het
balkon.
Zij antwoordde, dat zij beloofd had
hare vriendin te bezoeken. Onwillekeu
rig moet ik haar toen scherper hebben
aangezien, want zij sloeg de oogen neer
en bloosde. Eeu uur voordat het donker
werd ging zij naar hare vriendin toe.
Toen het donker werd sloop ik naar het
huis en hield de wacht, razende ijver
zucht droog mijn hart binnen, toen ik
aan de andere zijde der straat eeu
gestalte dicht langs de huizen zag nade
ren. Ik plaatste mij voor de deur. De
'gestalte kwam nader en wilde me zaéht
op zij duwen, Maar ik pakte ze aan
het gewaad vast en zei»Senor, wie
ge ook zijt, in dezen oogenblik meen ik
een man van eer voor mij te zien, en
bij uwe eer vraag ik u sta mij te woord.
Bij het hooren van mijne stem zag ik
hem verschrikken. Eeu oogenblik dacüt
hij na en zeide>Wat wilt ge?c
»Zweer me bij uwe eer ging ik
voort dat ge niet voor Donna Laura
di Fortosi dit huis betreedt.*
Wordt vervolgd