\o. 79. Zateraag 10 Januari 1920 .'{3e «Jaar^- Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. J. C. VINK - Axel Terugblik. FEUILLETON. !*t taaa versenmtt eiken Dinsdag- era Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 Maande» 75 Gerat; fnunte per poet 87V» Cent. Alteoraderlijke Nos. 5 Cent. DRUKSTERUITGEVER Bureau Markt C 4. TeletoM Sr. S«. - Pos**»* 6. ADVERTENTIES vac 1 tot regels 50 Gent; voor eikera regel meer 1® Cent. Qroete letters word an naar plaatsruimte betekend. Ad verten ti&D worden franco ingewacht. uïterïQfc tat IMnadug- en Vrljdaemiddag TWAALF ure. ii. Als wij nu zoo achtereenvolgens de voornaamste teiten uit het afgeloopen jaar de revue laten passeeren, aldus rervolgt de overzichtschrijver van de Avp. zijn terugblik, komen ons onwille keurig in de eerste plaats in de gedachte ie portefeuille-wisselingen, die er dit jsar hebben plaats gehad in ons Kabinet liefst wel een viertal. 18 Februari legde de minister van Marine Nandin ten Cate deze porte- leuille neer. De taak was voor den Ticeadmiraal veel te zwaar; hij was absoluut niet tegen de Kamer opgewas sen las voor wat hy wenschte mede te doelen en legde toen hy begreep, dat met hem de Kamer niet kon samen werken en hy dus niet met de Kamer zijn ambt neer. Minister Ruys nam het ambt eenigen tijd waar en toen hoorde men plotseling dat mini de VrieB' vroegere compagnon mr. H. Byleveld de taak op zich zou semen door den heer Naudin ten Cate ■eergelegd. De eerste burgerminister Tan Marine. De nieuwe minister, van wien men teo goed ais niets wist, bleek van goeden wil, maar natuurlijk zonder «waringhij nam in het belang vooral van het mindere personeel verschillende maatregelen, waarvoor dit alle reden had hem dankbaar te zijn en ook wel was, maar .struikelde" over zyn kruisers toen hij begin December de marinebe grooting moest verdedigen. We behoe ven er niet laug over uit te wydan. Er is genoeg over geschreven. Wie En was het niet de schoone galerij der gebroeders Boisserée en Bertram, waar zij elkander het eerst ontmoetten herkenden Deze gastvrije lieden hadden den jongen man veroorloofd, hunne schilderijen te bezoeken zoo vaak hij slechts wilde bd hij deed dit, zoo dikwijls hij maar in de middagurca als de galery geopend werd, komen kon. Het mooht regenen of sneenwen, het wter mocht tot de heerlijkste uitstapjes iu den omtrek uitlokken, hij kwam. Dikwijls zag hg er zeer ziek uit en kwam toch. Als men echter meende, dat de heer Von Fröben de heerlijke beelden der oude Noderlauders had bestudeerd of nageteekend, dan zon raen ten onrechte zijn kunstüin te hoog hebhen geschat. Neen, hij kwam zachtjes binnen, groette zwijgend tn ging in een afgelegen vertrek voor •eo schilderij staan, dat hij lang beschouwde. Even stil verliet hij de galerij weer. De eigenaars waren te teergevoelig om hem te ondervra^ over zijne wonderlijke voorliefde voor dit beeld. Ook zij hadden het echter zal den desolatea boedel overaemen Deze vraag ia tooral gewettigd nu ook zyn collega van Oorlog er het bijltje bij heeft neergelegd. Had men het van minister Byleveld wel verwacht, van minister Alting von Geusau kwam het integendeel onverwacht. Dat is te zeggen men begreep Vrydag 19 Decern her wel dat het er ging spannen, vooral door het amend. Marchant, welks aan neming den Minister heeft deen heen gaan. De Minister die te voren heel wat had moeten hooren, was by en voor de behandeling zyuer begrooting nogal conciliant geweest, veel te con- conciliant voor iemand die naar vaste beginselen werkt. Ten slotte is het ham toch te machtig geworden en nu zitten beide departementen tonder hoofd. Zullen we nu één departemen één van Lands verdediging krijgen Men vermoedt van wel. Eindelyk legde minister Idenburg 10 November de portefeuille van Koloniën ueer, opgevolgd door den heer S. de Graaff. Uit Iudië teruggekeerd, was de heer Idenburg al overwerktalleen plichtsgevoel deed hem de portefeuille aanvaarden de taak viel hem te zwaar; een laDgdurig zomerveriof was poodig geworden en dat verlot gaf hem de vereisebte krachten niet terug om de regeertaak weer op te vatten de Minister moest zyn ambt neerleggen. Welverdiende hulde is hem by zyn aftreden gebracht. Critiek is hem nóch als Gouverneur Generaal, nóch als Minister gespaard, maar niemand zal hem den lof onthouden in elk apziebt een nobele, ridderlyke figuur te zyn geweest. natuurlijk opgemerkt, want dikwyls, bij het heengaan, koo hy slechts met moeite de tranen verbergen, die hem in de oogen kwamen. Groote biqtori6cba of aanzienlijke kunstwaarde had het schilderijtje niet. Het stelde een dame voor, in halt Spaacsche half oud-Duitsche dracht. Een vriendelijk, bloeiend gelaat met heldere, liefdevolle oogen, fijnen, sierly- ken mond «d teederen, ronden kin, trad levendis: van den achtergrond te voorschiju. Een rijkdom van lokken en een kleine hoed, met witte, prachtige vederen versierd en eenigszios schalks ter zijde gezet, omlijstte een schoon voorhoofd. Het kleed, dat alleen den schoonen, sierlijken hal9 vrijliet, was met een zwaren gouden keten behangen en getuigde zoo vel van da zedelijkheid, als van deu hoogen stand der dame. »Ten laatste wordt hij nag verliefd op dit beeld,dacht men, >evenals Kalaf op dat van de prinses Turandot, maar met veal geriDger hoop, want het beeld is wel driehonderd jaar oud en het orgineel behoort niet meer onder de levenden.» Na verloop van eeaigon tijd scheen echter Fröben niet meer de eenige aan bidder vau het beeld te zijn. Priös Von P. bezocht eens met zijn gevplg de galery. Don Pedro, de hofmeester, had de roudloopende schaar der toeschouw era Waar wy vorder nog ooa onkel woord aan het geheele Kabinet wyden daar treedt daarin zeker ia do oerste plaat» de figuur van min. v Karnobook naar voren. Diens buitenlandsch beleid hoeft terecht zoor groote alge meens waardeering ondervonden. Kon men misschien met eenig recht critiek oefenen ep zQn beslissing in zake don doortocht van een gedeelte van het Duitsche leger door Limburg of schoon de opvattingen daaromtrent nog altyd verschillen voor het overige» beleid van den Minister heeft men niets dan lot gehad en veeral voor zyn houding ten opzichte van de Belgische eischen. De verskillende meeniDgon daaromtrent door den Minis ter gedaan, toonden overtuigend aan, dat hy voet bij stuk hield tegenover de ongemotiveerde eischen van onze Zaidelijke .broeders" met Paul Hijmane aan bet hoofd dat hij met zijn kleine maar uitgelezen schare van medewsr kers onze rechten te Parys met klem en met succes verdedigde. Want dit staat nu wel vast, dat men daar van de Belgische eischen niets moest hebben en er niet aan denkt ze onbeschaamd en ongemotiveerd als ze waren toe te staan. Overleg over sommige billijke vragen is natuarlyk mogelijk, 't Zou wel eens aardig zyn geweest als had kunnen worden gepu bliceerd wat minister van Karnebeek in de jongste vergadering der Eerste Kamer heelt medegedeeld en waarvoor hy een comité-generaal het meest gewecscht achtte. Vermoedelijk zou aen Minister in de pers evengoed lof zyn gebracht als nu in de Kamer, verlaten en bekeek roor zichzelven de schilderijen, alleen de eene kamer na de aodere doorwandelend. Maar op eens als van den bliksem getroffen, bleef hij, met een kreet van vorbazjpg, voor het beeld dier dame staan. Toen de prins de galerij verliat, zocht man den hof meester lang tevergeefs. Eindelijk vond men ham, met de armen over elkander geslagen, de vurige oogen half gesloten, de lippen op elkander geperst, in diepe beschouwing voor het beeld staan. Men herinnerde hem, dat de prins reeds de trappen afging, maar do oude man scheen op dit oogenblik slechts voor één ding ooreu te hebben. Hij vroeg, hoe dit beeld hier gekomen was. Men zeide hem, dat het houderden jaren geleden door oenan beroemden meester gemaakt was en door toeval in handen der tegenwoordige eigenaars was ge vallen. >0 God, neen!» antwoordde hy, »het beeld is Dieuw, het is geen honderd jaar oudwaarheen, zag mij waarhoeu. 01 ik bezweer u, waar kan ik haar vinden De man was oud en zag er te eerwaar dig uit, dan dat men deze uiting van gevoel belachelijk had kunnen viuden. Maar toen hij opnieuw de be witing hoorde, dat het beeld oud en waarschijn lijk door Lukas Eranaeh zelve geschil derd was, toen schudde hy bedenkelijk waar hy van alle zijden na afloop va» dat comité generaal werd gelukge- wenscht. Trouwens bet geheele land, mag men wel zeggen, stond in dezen achter dn Regeering en zoowel de buitenge wone geestdrift waarmee de Koningin in Zeeuwsch-Vlaanderen en Limburg by haar bezoek in begin Maart werd begroet, als de wijze waarop de verte genwoordigers van Zeeuwsch-Vlaande ren en Limburg in Den Haag door de hoege en hoogste autoriteiten en het volk werden ontvangen, toende over tuigend, dat men niet zou hebben toe gelaten, dat de Belgen een hand naar onze landstreken hadden uitgestoken. Men mag nu wel aannemen dat zy zich voorloopig koest zullen houden, vooral waar bovendien in September bleek op welk een sehandelyke maaier de Belgiscke Regeering getracht had doer hare agenten in Zuid-Limburg stemming te doen maken voor da annexatie door België, al bad zy dat langen tyd op de meest brutale manier ontkend. Wat de overige leden van bet Kabi net betreft, .heeft ook miu. Aalberse met zyn maatschappelijk werk van vele zijden lof en erkentelijkheid mogen ondervinden, al zal van menigen maatregel in de toekomst eerst kunnen biyken ol hy werkelyk gaf wat men er van verwachtte. Minister Rays do Beerenbroek blijkt in vele opzichten eeu krachtig regeer der te zyn, goed en slagvaardig spreker eveneens. Min. de Visser heeft ook de sym pathie van velen verworven, zoowel het hoofd. »Mijne heeren,» sprak hij en legde bevestigend de haud op het hart, »mijne heeren, Dod Pedrö di San Montanjo Liger houdt u voor eerwaardige lieden. Gij zijt geen schilderijverfcoopers en wilt mij dit beeld niet als oud verkoopen ik mag door nwe goedheid deze schilde rijen sien, en gijlieden geniet de achting der provincie. Maar alles moet mq misleiden, of ik ken de dame, die op deze schilderjj wordt voorgesteld." Mét deze woorden schreed hij, eerbie dig groetend ait de kamer. Waarlijk zeide een der eigenaars van de galerij, >als wij niet zoo nauw keurig wisten, wie dit beeld geschilderd heeft, wanneer en hoe het in ons bezit kwatn, eD hoe lange jareD bet reeds in C. hing, men soa over deze dame op eau dwaalspoor geraken. Is het niet of zekere herinnering den jongen Fröben bijna dagelijks naar dit beeld drijft? En schitterde niet een jeugdig vuur in de oogen vau dezen ouden Don, toen hij betaigde, dat hij da dame kende die hier uitgeschilderd is. Het is zonderling, hoe soms de verbeelding zeer vernnfeige uien- sohen parten speelt; en ik durf alles wedden, dat de Spanjaard niet voor den laatsten keer hier geweest is.» Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1920 | | pagina 1