77.
Donderdag I Januari 14)20.
35e Jaar
Nieuws- en Advertentieblad
JïfUllilil
voor Zeeuwsch- Vlaanderen.
Nieuwjaar.
Binnenland.
C
B*t, biauj verscnynt eiken. öiusdas- au VrijdasaTond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Par 3 Maarden 75 Ceafefrase» iter post. 871/» Oeet.
AÊDoederiilke Nos. a Gwc-
WlüKM-UITGEVK* 1 ADVERTENTIE* van 1 tot 5 regels 50 Gent; voor
\rT vrir a i eite: regel meer 1® Cent. Qroete letters worden naar
JC. V 1.N K AXeL ?utaüaraiöltie bweÉawi.
Bureau Markt C 4. Advertentffia worsten franro ingewacht, uiterlijk tot
Telefoon Sr.ft®. - Pwrthox jjfewdac- en Vrijdagmiddag TWAALF ure.
dag
i Als dit nummer onzen lezers bereikt,
hebben we tot datum 1 Januari 1920
En is de scheurkalender, waarop terwyl
we dit schrijven nog het laatste blaadje
vacht om afgescheurd te worden, door
".leen anderen vervangen.
I We aijn weer een dag verder op ons
levenspad en na is bet wel eigenaardig,
jiat juist de verwisseling van dien
kalender oas meer aandacht doet
Cchenken aaa öeH overgang van den
tenen dag op den anderen, dat toch
§64 maal in een jaar geschiedt, zonder
nat we er zooveel bij nadenken als
Eezeu keer Menige lezer zal misschien
keggen, „dat ligt toch niet aan dien
kalenderEn toch is het eigenlijk
|2oo. Want wat zouden we ia onze
dagelijksehe beslommeringen ervau
bemerken, dat het nieuwjaar was,
lindien de kalender het ons niet zeide
iadien we de tijdrekening niet volgden
door middel van den kalender?
Gaat naar buiten en ge ziet, dat de
van 31 December of 1 Januari
Izich in niets onderscheidt van andere
dagen. We zien wel, dat de natuur
in winterkleedij gehuld is de beomeö
kaal en de velden leeg zijn, soodat
alles in sluimerend droomen verdiept
is. En al wil het toeval, dat. de akkers
niet onder een sneeuwtapijt liggeD en
de waterplassen niet door een ijskorst
zijn gedekt, omdat dit alles wisselvallig
is, toch zien we aan den regelmaat
if* waarmede de jaargetijden gaan en
^'Ikeeren, dat het winter is, evenals het
regelmatig op- en ondergaan ons het
verschil doet zien tusschen dag en
Dacht.
Maar niet kunnen we zien, welke
dag is aangebroken, of bet de laatste
of de eerste der week is, of het eeE
oudejaars- of nieuwjaarsüag is. En dat
nu zegt ons de kalender.
En gelukkig, want wat zou het leven
eentonig zijn, zonder die kalender
welke ons ieder jaar op de mijlpalen
wijst, waarby we wenschen stil te
staan.
Gelukkig ook voor ons geestelijk
leven, dat we die tijdrekening hebben
en daarbij kunnen vaststellen de ver
schillende datums, welke we wenschen
te herdenken. Verschillende datums,
zeggen we, ja. Want heeft niet ieder
zijn eigen blaadjes op den scheurkalen.
der, die hem doen denken aan de
vreugd of het leed, dat bloederwanten,
vrienden of wijzelve mochten smaken
op die dagen En zoo hebben we
naast die particuliere gedenkdagen ook
datums welke door een deel van het
volk gemeenschappelijk worden ge
vierd zoo b.v. onze Christelijke feest
dagen. Maar wel de meest merkwaar
dige dagen zijn toch 31 December en
1 Januari. Die worden door allen
herdacht, dat zijn wel de mijlpalen,
waarby het langst wordt getoefd.
Bij de eerste staat men stil em een
terugblik te werpen op den afgelegden
weg, - b§ de tweede om zichzelvcn
en anderen moed in te spreken voor
het verdere deel der reis.
Het is Oudejaar.
Als man van zaken maakt men zyn
balans op, om te zien of het afgeloopem
jaar ons winst of verlies heeft gebracht.
Maar we willen dat niet doen alleen
om onze financieele aangelegenheden te
kennen, om onze stoffelijke belangen te
schatten, neen, we maken ook onze
balans ten opzichte van ons zieleleven,
ons waarachtig heil, we willen ook den
toestand omtrent onze eeuwige belangen
kennen. En men steke daartoe ieder
voor zich de hand in eigen boezem.
We vragen onszelf afHeb ik dit jaar
wel gedaan, wat myn hand vond te
doen Waarin ben ik tekort geble
ven? Wat had ik anders en beter kunnen
doen, wat had ik kunnen nalaten of
voorkomen
Dit zijn alle vragen, welke zich op
oudejaarsavond aan ons opdringen,
omdat we voelen, dat achter ons weer
een verloden ligt, dat nooit wederkeert,
maar misschien nog is ia te halen,
wanneer we vargissiugen pleegden.
Maar dat kan ik niet alles bijhouden,
booren we iemand argeloos zeggen.
En 't is waar, zoo'n jaar is een heele
tijd als we er aan beginnen. Maar hoe
vlug zyn de 365 dagen niet gevloden.
Is het niet alsof we nog pas elkaar de
hand hebbeu toegestoken voor 1919?
En daarom gelooven wij ook, dat die
tijd kort genoeg is om even te overzien
wat we daarin meemaakten. Kort
genoeg om even te memoreeren, wat
men daarin buiten zyn zaken om
als mensch heeft gedaan voor zijn
maatschappij, zijn man, zyn vrouw,
zijn kinderen en voor zich zelve. Er
is o. i. niet veel tijd toe noodig om die
balans op te maken en te zien naar
welke zijde ze zal doorslaan.
Wat we hopen is, dat het voor ons
allen een aansporing moge zijn om,
als de schaal der goede werken in de
hoogte gaat, op denzelfden wet voort
te gaan en zoo de schaal der tekort
komingen mocht overwinnen we daarin
een spoorslag zien om ons te herstellen.
Met dezen wenseh treden we 1920 in.
1)
ij
met|
1036,
ïendil
i 5,ljj
Het is Nieuwejaar.
En nu zien we niet terug, maar we
kyken vooruit. We willen ons voor
deel doen met de zooeven opgemaakte
balans en evenals een zakenman de
oorzaken wegnemen, die ons verlies
berokkenen en middelen te baat nemen
om winst te maken, ook voor onze ziel.
En dan kan men daarbij gerust aan
nemen, dat by de beantwoording der
vragen hierboven gesteld tevens de
weg is afgebakend voor het volgend
jaar. Het is waar, we hebben allen
zwakheden en gebreken, maar die
mogen toch geen beletselen zijn om ons
by voortduring daartegen te verzette*
en zooveel mogelyk onze tekortkomin
gen aan te vullen.
Het volmaakte is niet te bereiken,
maar we moeten er toch naar streven
dat naby te komen en doen we dat,
dan is onze tred 'reeds veel verlicht
door het lofwaardige daarvan.
We gaan dan 1920 tegemoet. We
staau weer op den drempel van een
nieuw gebouw, dat we voetje voor
voetje binnentreden, onbewu»t of het
ons daarin zal meevallen of tegenvallen
ook niet wetende, ef we het gansche
gebouw wel zullen mogea zien en niet
zullen struikelen binnenskamers. Het
zyn alle gewichtige vragen, die we ons
in deze dagen met meer dan gewonen
ernst vaorleggen en den een meer, den
ander minder met zorg vervullen. Eu
ofschoon het ons niet mogelyk is em te
herekeuen, hoe ver we het levenspad
nog zullen volgen, ef te voorspellen of
dat pad met rozen, daa wel met door
nen zal zijn bestrooid, toch verdiept
men zich gaarne in bespiegelingen.
En ook dat is gelukkig. Want zonder
vooruitzicht, zonder berekening, zonder
toekomstbeeld is ook het leven van
geen waarde. Moge dan dat toekomst
beeld aan allen zooveel levensmoed
geveu, dat we ia plaats van met
bezorgdheid de toekomende tijden met
opgewektheid tegemoet gaan. En al is
het ook dat de dagen van heden daar
toe weinig reden geven en dat zoowel
geestelijke als maatschappelijke woe
lingen" nog steeds een onrustig karakter
dragen, toch kan nog veel ten goede
keerea, indien we in den strijd om het
goede schouder aan schouder staan en
men naast de stoffelijke belangen ok
waakt voor de geestelijke belangen van
het menschdom. Mogen alzoo de don
kere wolkon verdrijven en plaats maken
voor een van geluk stralenden zonne
schyn. Een helder en kloek vorstand
een wil om het goede te doen tot
walzijn van land en volk, wenschen
we ieder toe. Dat men zich niet laat
leiden door zelfzucht, maar iedereen
met liefde in het hart naar zijn ver
mogen een steentje bijdrage tot ver
betering der maatschappij.
Eu laat ons vooral hierin vertrouwen
op de hulp van den Almachtige, zon
d c weke we niets vermogen, zonder
wiens wil ook de vijanden van een
geordende maatschappij niets kunnen
uitrichten.
Daarom, geachte lezers en lezeressen
is onze korte en welgemeende wenseh
voor 1920 tot u allen
God zij met U.
Nederland en België.
In een in de Belgische Kamer
gehouden redevoering, maakte minister
Hijmaus eenige opmerkingen, Daar
aanleiding van de herziening der ver
dragen van 1839.
Bij het onderzoek is men gekomen
tot twee met elkaar lobpende paralel
loopende voorstellen; het eene omvat
de kwesties der rivieren, het Schelde-
gebied, en het kanaal Gent—Terneuzen
en de verbindingen van Antwerpen
met het achterland van den Rijn en
de Maas. Het andere omvat de vraag
stukken der defensie en de waarborgen
voor België's veiligheid.
De besprekingen, inzake het eerste
voorstel, dus die betreffende de rivieren
ontwikkelden zich in gunstige richting
en doen de hoop koesteren dat wy
waardeerbare resultaten zullen verkrij
gen met betrekking tot de wijziging
van het verdrag van 1839.
Wat betreft de vraagstukken, inzake
de defensie en België's veiligheid, deze
zyn aanleiding geworden voor langdu
rige besprekingen.
Een sub commissie vaB marine en
militair experts werd voor advies
ipleegd. Men is komen te staan
tegenover moeilijkheden van den meest
erastigen aard.
Intasschen zouden deze onderhande
lingen België er niet toe kunnen
brengen eenigerlei onzijdigheidsver-
plichting op zich te nemen, want die
aardigheid zal België verplichten,
Ditschland op elk gebied op denzelfden
voet te behandelen als de geallieerden
en het verbieden, werkelijke waarbor
gen te verkrijgen door militaire over
eenkomsten met de geallieerden.
België wil vry blijven in de keus van
zijn vrienden, van hen, waarop het
wil steunen.
Mr. Th. de Meester f
Zaterdagavond is op 68-jarigen leef
tijd ia Den Haag overleden de oud-
minister De Meester, sedert 1917 lid
van den Raad van State. Oorspronke
lijk ambtenaar, opgeklommen tol admi
nistrateur by „Financiën" en daarna
in 1898 geroepen tot den belangrijken
post van van vice president van den
Raad va» Ned.-Indië, kwam hij in de
politieke werold, doordat hij, toen hy
1905 met verlof hier vertoefde, op
aandrang van Goeman Borgesius de
leiding op zich nam van het liberale
ministerie, waarin hy de financiën
onder zijn hoede nam. En ook daarna
heeft hij zijn plaats in de Kamer
behouden.
Aansluiting van den Bond van Ned.
Onderwijzers bjj het N. V. V.
In de te Zwolle gehouden algemeene
vergadering van den Bond van Ned.
Onderwijzers werden Zondag tegelijk
behandeld de voorstellen om tot samen
smelten met het Nederl. Onderwijzers
Genootschap (N. O. G.) en tot aanslui
ting bij het Ned. Vakverbond (N. V.
V.) te geraken.
Het hoofdbestuur diende het volgen
de voorstel in
De bond draagt H.B. op onderhande
lingen aau te knoopen met het H.B.
van 't N. O. G. ten einde te komen tot
stichting van éón algemeenan onder
wijzersbond, op gemeenschappelijk pro
gram ieor samensmelting van beide
vereenigingen en te zyuer tyd aan de
leden rapport uit te brengen omtrent
het resultaat dezer onderhandelingen.
Negen afdeelingen stelden voor, dat
de Bond van Ned. Onderwijzers zich
zal aansluiten by het Nederlandsch
Verbond van Vakvereenigingen.
Het hoofdbestuur verklaarde in zjn
praeadvies, tegen dit voorstel te zijn
ornaat het van de aansluiting bij 'tN.
V. V. groote schade verwacht voor den
Bond, waartegen geen enkel voordeel
van eenige beteekenis te stellen is.
Het H.B. ontkent ten stelligste dat de
veranderde omstandigheden op de wen-