IJLMJ 11 Ui No. 92. Zaterdag 22 Februari 1919. Me Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuw sell-VI aan deren. J. C. VINK - Axel. België's fout. Binnenland. COURANT. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 Maanden 75 Cent; franco per post 871/, Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. i Telefoon Sr/56. - Postbox 6. A D VERTENTIEN van 1 tot 5 regels 50 Centvoor eiken regel meer 10 Gent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag TWAALF ure. Onder dit opschrift zet professor J. F. Niermeyer in een artikel in de Tel. uiteen, dat wanneer België inderdaad in haar eischen heeft opgenomen den afstand van Nederlandsch grondgebied aan België, dat dan dit optreden niet anders genoemd kan worden dan een hoogst betreurenswaardige fout van de Belgische regeeringeen volkomen mis kenning van den nieuwen toestand, dien Europa en de wereld verwachten en noodig hebben. Hy noemt eveneens het motief van minister Hymans, welke de eischen doet berusten op het nationaliteiten beginsel een vergissing. Het is onnoodig de verschillen en de overeenkomsten op te gaan noemen tusschen de be woners van Nederlandsch Vlaanderen en Belgisch Vlaanderen, Nederlandsch Brabant en Belgisch Brabant, Neder landsch Limburg en Belgisch Limburg. Onnoodig, omdat in een geval als dit de nationaliteit moet worden afgeleid uit den wil der bevolking zelve. En indien iets vast staat, dan is het stellig wel het verlangen van de Nederlandsche grensbewoners om Nederlander te willen blyven. Ook van historische aanspraken op deze gebieden kan geen sprake zijn. Toch spreken sommige Belgen van een .terugkrijgen" van de bewuste gebieden, niettegenstaande die nooit tot België hebben behoord. De eenige reden, die België voor zijn eischen kan opgeven is, volgens den schrijver dat het zich beroept op het beginsel der strategiedat het zich stelt op het standpunt, voor een vol genden aanval de beveiliging geheel in eigen hand te willen hebben. En in derdaad, wanneer men dat beginsel laat gelden, dan heeft Balgië gelijk. Nederland kan in het smalle Limburg zich niet afdoende verzetten tegen ge- welddadigen doortocht van Duitsche legers. Bezit België de Maaslinie van Roermond tot Maastricht en verder Zuidwaarts, dan kan het die in gewel digen staat van tegenweer brengen. België wil dus het voorbeeld geven, den nieuwen toestand in Europa te grondvesten op de beginselen niet van het recht, niet van den volkswil, maar van de strategie. Op volkomen den zelfden grond zal dan Frankrijk kunnen opeischen het Duitsche land tot den Rijn, Italië, Duitsch Tirol tot den Bren ner en tot de Hohe Tauern. Dan zal de volkerenbond, die nieu we oorlogen wil trachten te verhoeden, bestaan uit leden, die het oorlogsbegin- süI stellen boven het vredesbeginsel, die de voorbereiding tot den krijg aanvaarden als vorm voor het staatkun dig leven, voor de verhouding tusschen de volken, voor de regeling hunner grenzen. Dan zullen opnieuw gebieden 'worden geschapen, die zich onder een vreemd juk zullen gevoelen. Het zal niet gaan. De vredesconfe rentie komt voor de pijnlijke noodzake- j iijkheid te staan, den eersten eisch te weigeren aan een staat, waaraan zij stellig (en wij niet minder) gaarne elk verlangen had ingewilligd. Wyzend op de Engelsche pers, die aan de beweegredenen tot annexatie enkele zaken vastknoopt, welke geen reden van bestaan hebbeD, en blijkbaar omtrent den aard van het begeerde land en hare bevolking niet op de hoogte zijn, berekent de heer Niermeyer, dat Zeeuwsch- Vlaanderen ongeveer 78000 bewoners telt, d. i. byna een derde van de bevolking van Zeeland, Maastricht en omstreken, die samen vormen wat de Belgen een .enclave" gelieven te noemen, tellen 44000 be woners en de tegenover Roermond ge legen gemeenten, waarmee België zijn gebied wil afronden, ongeveer 12,000. Alles samen 134,000 Nederlanders, een bevolking, bijna tweemaal zoo groot als die van het eiland Wight, of een vijf tigste deel van die van Nederland. Uit de bewoordingen, die de .Daily Chronicle" bezigt, heeft de N. R. Crt. reeds afgeleid, dat men ons een ruil van grondgebied zou willen voorstellen, en ons misschien een deel van Duitsch- land zou» willen aanbieden. De aan duiding schijnt mij zoo vaag, dat ik er niet op in zou gaan, wauneer mij niet reeds vroeger dergelijke geruchten ter oore waren gekomenmen zou Kleef en misschien ook Oost Friesland aan Nederland willen aanbieden. Mijn ant woord was: Dit had een eeuw geleden kuuuen gebeuren, en met Kleef mis schien nog later. Nu kan het niet meer. Herhaaldelijk is reeds uiteengezet, dat de Scheldekwestie en de Maas kwestie door België en Nederland mop ten worden opgelost in gemeen overleg en kunnen worden opgelost, zonder eenigen afstand van grondgebied, indien men samen maatregelen wil treffen. Het zij herhaald Wil men in België een blijvende verwijdering uitlokken, dan moet man aansturen op afstand van grondgebied onzerzijds". Nederland zal aan Balgië niet alleen Maastricht niet afstaan, noch Terneuzen of Sas van Gent, Axel of Hulst, maar zelfs niet Retranchement of Neeritter. Het zal aan België geen 134.000 Neder landers overgeven geen enkel gehucht, geen huis, geen vierkanten meter en geen mensch. Ja toch, één mensch kan België krijgen: een Kamerlid. Het is deze vier jaren niet altijd gemakkelijk geweest, in Nederland een vriend der Balgen te zijn en te blij ven. Het Nederlandsche volk werd niet in de stemming gebracht om bewondering te toonen voor hun heldenmoed. Maar misschien mag gezegd, dat De Telegraaf en zijn medewerkers pal hebben gestaau tegen Belgische en Nederlandsche acti visten, tegen de flaters van Den Haag met zand en grint, interneeringskampeu en wat al meer. Nu zijn de flaters van JDen Haag helaas overtroffen door een flater van Brussel. Moge men daar nog tot injceer komen. Het is voor beide volken zoo dringend noodig. Maar moet het anders wezen op de uitspraak der vredesconferentie zijn wij volkomen gerust. Stel u voor, dat deze thans, nu een nieuwe wereld geschapen moet worden, anders zou luiden dan lord Ponsonby's antwoord aan de Belgische regeering van 1830: „Geen duim Hollandsche grond zal aan België worden afgestaan". „Het Huisgezin zegt: We kennen niet precies de eischen, die België ter vredesconferentie ten aanzien van Ne- derland's integriteit heeft geformuleerd. Maar wij voelen, dat het iets tegen ons in het schild voert. Dit gevoel hebben wij van het begin at aan gehad, ondanks de officieuse geruststellingen van minister Hymans ondanks de waardeerende ofificieele dankbetuigingen, ondanks de hofifelyke ontvangst, aan de bijzondere zending onzer Koningin- bereid, ondanks het eereburgerschap aan onzen minister president Van Vollenhoven verleend. Wij zijn altyd blijven missen het openhartige en verlossende woord België begeert geen duimbreed Neder- laDdschen grond! Wij kunnen geen duimbreed afstaan omdat op dien grond Limburgers ol Zeeuwen, Nederlanders, wonen, die zich Nederlanders voelen en Nederlan ders wenschen te blijven, en die wij niet aan een vreemde natie kunnen versjacheren. Indien België met ons kwesties wenscht te regelen, is het adres daar voor Den Haag en niet Parys. De grondfout is, dat België naar de vredesconferentie heeft gebracht, wat in Den Haag had kunnen en moeten worden behandelddat Belgie in het geding scheidsrechters heeft betrokken, die met de zaak niets hebben te maken, terwijl de wederpartij, het slachtoffer, buiten de deur staat. Deze manier van optreden is boven alles hinderlijk en kan alleen als bewijs dienen, dat Belgie zicfl moreel zwak gevoelt en door pressie en afdreiging hoopt te verkrijgen wat het recht het niet zou toewijzen. De betrekkingen tusschen Belgie en Nederland mogen officieel goed heeten en blijven heeten, door Belgie's toedoen wordt tusschen beide landea een kloof gegraven, die in jaren niet is te over bruggen. Het „Hbld. van Antwerpen" zegt: „Wij, Belgen willen geen geweld ple gen. Ook in deze aangelegenheid willen wij de werel-d bewijzen, dat wij gematigd en bezadigd onze overtuiging uitspreken zonder het tot betoogingen te laten komen. Dergelijke demonstra ties, zooals die te Maastricht, zijn mis plaatst. Wij he.chten er niet de minste waarde a m omdat zij enkel de gemoe deren ophitsen en een kalm en waardig overleg slechts kunnen benadeelen. Dat Nederland er niet op uit is zich Duitsch gebied toe te eigenen lijkt ons goed begrijpelijk, zoo de bevolking in kwestie het zelf ook niet verlangt. Ook wij zijn er ni6t voor Duitsch gebied by België te zien inlijven, vooral niet in dien deze bewoners er niets voor over hebben. Zoo ook moet Belgisch houding tegen over Holland zijn. Wanneer wij over wonnen en bezette streken van een vijand ons niet eens willen toeëigenen hoe kan dan in ons de lust opkomen de hand te willen leggen op het land van een bevriende bevolking, indien de hoogere belangen niet van België alleen, maar ook van Nederland het niet schynen te blijken Zelfvertrouwen. Minister Van Karnebeek legt dit wel in zijne houding tegenover België, aan den dag. Terecht, want met fierheid kunnen wij ons goed recht handhaven tegenover hen, die ons belagen. Wat België precies beoogt, is zelfs thans nog niet volkomen duidelyk het communi qué van het Belgische ministerie van buitenlandsche zaken (Maandag 17 Februari verschenen) munt uit door vaagheid en onduidelijkheid. Is het echter niet ergerlyk, dat onze regeering op zoo'n communiqué moet afgaan en nog steeds geen ofificieele kennisgeving van Belgische zyde ontvangen heeft? Hoe het zij, onze regeering heeft terecht gemeend, dat die ofificieele bekendma king (het kranten-communiqué) haar tot plicht stelt, aan de Belgische regee ring nadere inlichting te vragen nopens de mededeelingen, door haar in Parijs gedaan. In verband hiermede is aan het gezantschap te Brussel de opdracht gegeven, een daartoe strekkenden stap bij de Belgische regeering te doen. Tevens zyn .de Nederlandsche ver tegenwoordigers in de hoofdsteden der betrokken vijf groote mogendheden uitgenoodigd, 's Ministers verklaring (het antwoord op de vragen van mr. Loefifj officieel ter kennis te brengen van de regoeringen dier mogendheden". Onze gezanten zullen dus nog eens nadrukkelijk doeh uitkomen, dat Neder land tegenover eischen, die op gebieds- afstand van welken aard ook mochten gericht zijn, met den meesten nadruk en beslist afwijzend zou moeten optreden. Zóó werd het op 14 Februari gezegd en dat is het standpunt aller echte Nederlanders, zegt de N. RoLt. Crt., waaruit het bovenstaande is overge nomen. Bij Kon. besluit is op zijn verzoek eervol ontslag verleend aan den vice* admiraal W. Naudin ten Cate, als mi nister van Marine, met dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten door hem aan de Koningin en aan den Lande bewezen en tijdens de ontsten tenis van een minister van Marine het beheer van het dep. van Marine, ad interim, opgedragen aan den minister van Binnenl. Zaken, jhr. mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck. In een dezer dagen gehouden vergadering van den Nationalen Bond van Brandstoffencommissies werd mede gedeeld, dat de brandstoffendistributie waarschijnlijk zal blyven bestaan tot April 1920. We kunnen ons dus troos- teo dat we ondanks allen aanvoer van

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1919 | | pagina 1