ta, 73. Woensdag 18 December 1918. 34e .laan B% Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaan deren. J. C. VINK - Axel. Aan onze lezers. NederlandBelgië. de. FEUILLETON. AXELSCHE SI COURANT. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 Maanden 60 Centfranco per post 70 -Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. Telefoon Mr. SO. - Postbox 6. tot 5 regels 50 Cent; voor Groote letters worden naar ADVERTENTIEN van 1 eiken regel meer 10 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag TWAALF ure. Tengevolge van de algemeene stijging van onkosten, zijn we tot onzen spijt genoodzaakt met ingang van 1 Januari a.s. den abonnements prijs van ons blad met 15 cent per kwartaal te verhoogen en te brengen opf 0,75 voor de abonné's binnen Axel en op f 0,85 voor de abonné's die hun courant per post ontvangen. We wijzen er met nadruk op, dat deze maatregel tijdelijk is, lelijk, en dat we dien, zoo spoedig een 0101 daling der onkosten het mogelijk |.C1™ maakt, weer zullen intrekken. DE UITGEVER. fiJi Nu in een deel der Buitenlandsche «ji pers zooveel wordt geschreven over het *0 veranderen van de grenzen tusschen Nederland en België, waardoor met g5j name een deel van Limburg of 651 Zeeuwsch-Vlaanderen onder Belgisch 710 bestuur zou komen, nu doet het ons goed te vernemen, dat er ook nog Bel gen zyn, die er anders over denken. Zoo meldt men van Joh. de Maegt(die zich door zyn sympathieke stukjes in de Midd. Crt. zoo populair heeft ge maakt), Emile Hullebroeck, den beken den zanger, Hoste en Cauwelaert. Vlaamsche schrijvers, e.a. dat ze reeds met alle kracht in de Vlaamsche pers opkomen tegen het ontnemen van gebied aan Nederland en andere klan ken omtrent ons land en ons volk doen hooren. We achtten het daarom niet overbo dig dit eens aan te halen, al was het alleen om de gespannen verhouding, die tusschen Belgeu en Nederlanders vooral iu de laatste dagen is ontstaan, te temperen. Na een korte herinnering aan een paar afscheidswoorden, die te Middel burg door de Belgen aan de Hollanders en omgekeerd gegeven werden, schrijft de heer De Maagt als volgt: Lieve Middelburgers, gij zjjt te goed, te mild, te lief. Gij weet niet wat gij voor ons doen zoudt. Uwe kalme, stoere wezen, uw „stille uiterlijk" ver bergen zooveel schatten van liefde dat wy zullen heengaan met diep berouw dat van u niet genoeg bedankt, u niet genoeg lief gehad te hebben Maar over dat alles wou ik niet schrijven Doch het is mij te machtig geworden, er terug aau denkend, en het moast er uit, voor ik zeggen zou wat ik eigenlijk te Z6ggen heb Zoo zal het later nog vaak gebeuren Dit wou ik zeggen. Ik verzekerd U onlangs dat ik duizenden Vlamingen ken, hier in Nederland, die het oer- dwaze gedoe veroordeelen, het stomme gedrijf dat een paar krankelandgenoo- ten op touw zetten om Nederlaudsch gebied in te lijven. Eu nu reeds kan ik aankomen met slaande bewijzen van mijn woorde'n. Hoor naar de stem van „Het Laatste 4,60d) 6,25c) OF NEDERLAND IN 1795. 48) Halt postiljonVier flesschen Hoch- heitner roor rekening ran August de Merle. Een voortreffelijke inval, mijnheer de Merle, zeide de ritmeester Wartel vroolijk, ik ondek daar ginds den Straats burger met onze vier flesschen en nog een verhaal zullen wij niet ver meer van onze bestemming zijD. Als mijne oude oogen mij niet bedriegen, sprak een bejaarde Duitseher met een schrander gelaat, dan zie ik I boven den nevel, aan de helling van het Schwarzwald, een slot dat mij eene gebeurtenis in het geheugen roept, die den Hemel zij dank zeldzaam is. Indien de heereD de moeite willen nemen naar mij te luisteren, ben ik bereid het voor val mede te deelendoch het is van een treurigen aard, en ik twijfel, of het wel zoo goed zal bevallen als 1 Geene plichtplegingen mijnheer, zeide Wartel, ik vermoed bij voorraad, dat wij iets belangrijks zullen hooren, maar, zooals de oude Thomas pleegt te zeggen drinken gaat voor praten. Op uwe gezondheid dus mijne heeren I En terwijl de reizigers zich laven, zullen wy insgelijks een oogen blik rust nemeD, om in een volgend hoofdstuk het verhaal van den grijzen Duitseher mede te deelen. XV. Het is voor 't minst dertig jaren geleden, dus begon de Duitseher zijn verhaal, dat op het slot, hetwelk gij daar in 't verschiet ontdekt, een grafelijke fami lie woonde. Bij het overlijden van den ouden Graaf kwamen diens uitgestrekte bezittingen voor het grootste gedeelte in handen van zijnen oudsten zoon Wilhelm de jongere broeder Godfried moest zich tevreden stellen met een gering erfdeel hem door zijn vader toegewezen. Niets is natuurlijker dan het grievende gevoel van het eene kind, dat door dwaze wet ten het andere, dat dezelfde ouders va der en moeder noemde, zoo ver in rijk dom en aanzien boven hem verheven zieter is voorzeker eene groote mate van goedhartigheid noodig, om dezelfde liefde roor den bevoorrechten broeder te blijven koesteren. Al ondekte men dan ook al uitwending geen teekenen van verkoeling, zoo begrijpt men gemakke lijk, dat in het hart van Godfried de kiem van misnoegen moest gelegd ziju doch een andere, nog smartelyker woud werd den jongsten broeder geslagen door een gebeurtenis, welke ais het gevolg van de, in den grond onrechtvaardige Nieuws", te Brussel, het blad ran Julius Hoste, die, vóór enkel® weken nog, in Den Haag, met Van Cauwelaert het weekblad „Vry België" opstelde, week blad dat de tolk was van duizenden en duizenden Vlamingen alhier. Hoor naar de stem van Eet Laatste Nieuws, dat thans weer door geheel Vlaanderen verspreid is, hoor wat het zegt, vrank en vrij, onder alle censuur toch laaien de van dankbare liefde tot Nederland „Eens zal ten volle blijken wat het Nederlandsche volk, dat zelf in de treurigste omstandighedeu verkeerde, voor onze uitgeweken landgenooteu jedaan heeft. Het Nederlandsche volk heeft iu ziju diepe geledingen met ons meegevoeld, en zoo de Nederlandsche regeering het land buiten den oorlog trachtte te houden met een beleid, dat aan sommigen al te angstvallig scheen, dan geschiedde dit in feiten en min stens gedurende ruimen tijd tot voor deel van de Entente in het algemeen en van ons land in het byzonder. Er is over Nederland veel onzin ver spreid geworden. Onwaar is het dat iu Augustus 1914 Duitsche soldaten over Nederlandsch Limburg getrokken zijn om ons land te overrompelen onwaar is het, dat gausch het Nederlandsche volk in een toestand van voorspoed en welvaart verkeert. Veel menschen zijn er in tegendeel ten onder gegaan. De kleine burgerij en de werklieden hebbeu er honger gele den. En zoo eenige kooplieden zich verrykt hebben, dan heeft men daarvan stellig aan Nederland in zyn geheel geen verwyt te maken, waar wy hior verdeeling van het onderlijk erfgoed kon beschouwd worden. Beide broeders ston den naar de hand der schoone doehter van den Graaf Rotsbach, en, hetzij de jonkvronw reeds iu haar hart aan Wil helm de voorkeur had gegeven, hetzij zijne grootere rijkdommen hem bij de ouders en de jonkvrouw den voorrang hadden verschaft Wilhelm trad, niet lang na den dood van zijn rader, met de bekoorlijke Emilia von Rotsbach in het huwelijk. Godfrieds wanhoop en haat kendeu geen palen in zijne woede vervloekte hij zijn broedor die hem van het bezit der hartstochtelijk beminde jonkvrouw beroofde, en hij lasterde zells zijnen vader in het graf, dien hij als de oorzaak van zijne grievende ongelukken beschouwde wellicht had de jongeling zich van het leven beroofd, zonder de raadgevingen van zijn vriend Siegfried, een der zonderlingste menschen, welke de natuur immer voortbracht en dien ik u nader moet leeren kennen. In grootte overtrof hjj, weinig de gestalte welke men aan dwergen toekentook was zijn gelaat mismaakt, waartoe het verlies vau een oog niet weiuig bijbracht. Hoe noemdet gij dien man vroeg Gnstaaf van Heyden niet zonder bevreem ding. Siegfried von Darlow, antwoordde de oude Duitseher. Zijne omstaudighe den waren niet ongelijk aan die van Godfried, doch men bemerkte nimmer ia oas eigen land kunnen vasttellen, hoeveel Belgen op misdadige wijze geld gewonnen hebben door een al te voor- deeligen handel te dry ven met den vijand. Tegen den onzin en de leugens, die over Nederland verspreid worden, ma ken wy front, en wy zullen niet dulden, dat er ongehinderd aan het kleine land een twist gezocht wordt die men best zou kuunen bestempelen „Une querelle d'Allemand", Waar men het thans byzonder heeft over de ontwapende Duitschers, die door Nederlandsch ge bied teruggetrokken zijn, nadat de Ne derlandsche Regeering de gezanten van de Geallieerden verwittigd had, kunnen wij slechts de opinie voorstaan, dat hoe sneller die tnchtelooze, plunderende en vechtende benden ons geteisterd land verlieten, hoe liever wy het zagen. Laat ons de zaken beschouwen zoo- als zy zyn en wel indachtig blijven, dat indien Nederland er minder dan ooit kan op uit zijn iets te doen wat aan de geassocieerden niet welgevallig is, de geassocieerden langs hun kant en het kleine, eerlijke België in het byzonder op Nederland geen verden kingen mogen laten wegen, waar er geen reden toe bestaat. Nederland en België hebben er het grootste belang by, de beste verstand houding na te streven. Dit is de taal der Vlamingen die uit Nederland naar België terug keereu I En zooals die spreken zoo zullen wij allen, allen spreken. Wy zullen zoo veel materiaal aandragen van echtheid en waarheid, zooveel bewondering voor aan zijn uiterlyk voorkomen, dat hij met zijn lot ontevreden was integendeel maakte zijne uitgelaten vroolykheid een sterk contrast met zijn toestand, alhoewel men mij naderhand verzekerd heeft, dat er oogenblikken waren, als hij onbemerkt meende te zijn, waarin hij aan zijn ver kropten spijt en wrevel lucht gaf, en vreeselijke bedreigingen uitbraakte tegen zijn oudsten broeder. Deze Siegfried haalde den jongen Graaf Godfried over om met hem naar Parijs te gaan en te beproeven of de fortuin hen daar gun stiger wilde zijn van het oogenblik af dat zij gezameulijli reisden moet de lis tige en schrandere eeooogigo zich geheel en al van Godfrieds wil hebben meester gemaakt. Hij sleepte hem mede in al de vermaken van Frankrijks hoofdstad, en in plaats van fortuin te maken, was in weinige jaren hun gering erfdeel door gebracht. Godfried was radeloos doch ziju makker, die hem immer als zijn booze engel op.zijde zweefde, spotte met zijne zwakheid, zooals hij de gegronde wanhoop van zijn vriend noemdehij bracht hem al verder en verder in den draaikolk der ondeugd, totdat hun bei den eindelijk niets meer lustte. Met opzet schynt de duivelachtige dwerg hun toestand tot die hoogte gebracht te hebben, om des te zekerder te ziju van het welslagen zijner helsche plannen. Wordt vervolqd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1918 | | pagina 1