No. 53,
ff oensdag 9 October 1918.
34e
A
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
Binnenland.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Par 3 Maanden 60 Centfranco per post 70 Cent.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Weststr. D 11.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 50 Cent; voor
eiken regel meer 10 Cent Groote letten worde» naar
plaatsruimte berekend.
Advertentie worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrfldagmiddag TWAALF ure.
Ongerust?
We kunnen het ons voorstellen, dat
by de laatste uitbreidingen die de
Engelsch-Belgische troepen aan hun
gebied in België geven, vooral het Hol-
landsch publiek, d.w.z. zij die niet in
Zeeland, Brabant en Limburg wonen,
zich reeds eenigszins zenuwachtig ma
ken omtrent een herhaling van de vlucht
in 1914.
Die menBchen wonen ver af en maken
zich omtrent de afstanden nllusie's.
Hooren zij schieten, dan meenen ze dat
dit reeds tegen aan de grenzen is.
Daarby komt dan nog dat de Belgen
zelf tijdens hun 4-jarig verblijf in
Holland hun zucht tot overdryven ook
nog niet verleerd zijn. We hoorden
zelfs al Belgen uitroepen, ,'t is of ze
(waarschijnlijk werd het Duitsche leger
bedoeld) al achter den Overslag zitten 1"
Maar wel is het verbazend, dat men
zelfs in kranten al leest van die zenuw
achtigheid.
Wy grensbewoners zijn echter geluk
kig nog zoo kalm mogelyk, al is het
ook, dat we dagelijks in de toenemende
luchtverschijnselen eenige nadering
zouden kunnen verklaren van de troe
penbewegingen.
Toch heerscht er echter by die kalmte
in ieders gemoed een stille verwachting,
dat onze grenzen wel zullen bewaakt
worden en de toegangswegen zullen
worden versperd, eer het zoover komt,
dat onze straten en boerderijen weer
zullen worden overstroomd van men-
schen die onderdak en voedsel vragen,
NEDERLAND IN 1795.
Hoe en waardoor het mijn vriend Ju
liu» gelakte de zwaar beleedigde Lady-
tot den aftocht te bewegen, is mij nim
mer recht duidelijk geworden.
Misschien heeft hij gedreigd haar,
volgens Engelsche wetten, ter markt te
zullen brengen, wanneer zij hem dwong
haar naar dat eiland te volgen, of wel
heeft het alvermogende metaal hem uit
zijn neteiigen toestand gered. Ik nam
echter de vrijheid hem een paar dagen
na mijne zonderlinge ontmoeting het
lichtzinnige en onvoorzichtige van zijn
gedrag onder het oog te brengeu.
In den grond der zaak en met de
wetten voor u hebt gij volkomen gelijk
Hugo, kreeg ik ten antwoord. Maar wat
zal ik u zeggen wij zijn zwakke schep
sels en luisteren gretig naar de verlei
delijke taal van den eenen of anderen
schrijver, die onze driften weet te vleien.
Zoo had ik weinige weken voor mijn
noodlottigen misstap in ik weet niet
welk boek door eene vrouw geschreven
die het huwelijk beoordeelde, gelezen
Bezat ik er de macht toe, dan legde ik een
•«uwigen ban op die onvolmaakte wet,
aan welke verlangens wij met geen
mogelijkheid zouden kunnen voldoen.
Nederlandsclie bemiddeling tot een
vredesbespreking
Wolff seint uit Berlyn
De Weensche correspondent van het
Berliner Tageblatt verneemt van aut
hentieke zyde, dat de Oostenrijksch-
Hongaarsche monarchie Nederland heeft
verzocht tot vredesbesprekingen op te
wekken. Het betreft niet slechts het
verzoek van Oostenrijk-Hongarije om
den Haag als plaats voor samenkomst
van afgevaardigden van deoorlogvóeren-
de landen beschikbaar te stellen, doch het
is een uitdrukkelijk verzoek van Oosten
rijk-Hongarije aan Nederland, de oorlog
voerenden tot onderhandelingen uit te
noodigen.
Nederland heeft deze uitnoodigingen
reeds verzonden.
Het Nederl. Correspondentiebureau in
Den Haag meldt
Bij informatie aan het departement
van buitenlandsche zaken is gebleken,
dat niets bekend is van bovenstaand
Wolff-bericht.
De Midd. Crt. begint echter aan deze
tegenspraak uit Den Haag te twijfelen.
Men is in Den Haag aan ons departe
ment van buitenlandsche zaken nu
eenmaal banger dan elders om iets te
publiceeren. Eu misschien is het ook
nog niet waar, dat de uitnoodigingen
reeds verzonden zijn. Maar een Hon-
gaarsch Minister zou zulke mededeelin-
welke even als onwetende gensesheeren
voor alle ziekten hetzelfde geneesmiddel
aanbieden, even alsof zulke wetten den
pijl, door eene goede boog gespannen,
onschadelijk zouden makeD.
Een ellendige uitvlucht, zeide Gus
taaf van Heyden.
Licht mogelijk hernam de ritmees
ter, maar als verhaler staat het mij niet
vry te beoordeelen, te prijzen of te be
rispen, wat ik gehoord of gezien heb, en
laat die woorden dus geheel voor reke-
uing van de schrijfster, en de toepassing
die mijn vriend Julius er van maakte,
moge hij verantwoorden. A d'autres
ik heb verhaald wat ik wist, en verheug
mij u allen nog wakker te zien.
Het zal ongeveer vyf weken gele
den zijn, dus begon een jong Fransch
man, die men het kon aanzien, dat hij
van begeerte brandde, om zijn tong werk
te verschaffen, zijn verhaal, dat ik
mij op reis bevond naar Bern, in Zwit
seriandeen jong man van hoogstens
achtentwintig jaar was met mij in den
zelfden wagen. Gedurende twee dagen,
welke wij ons op reis bevonden, had ik
eene groote neerslachtigheid bij hem
opgemerktik beproefde te vergeefs hem
vroolyker te stemmen, en denkende dat
hij gelijk ik tot het getal Emigranten
behoorde, die hun vaderland moesten
verlaten, om hun hoofd te behouden,
troostte ik hem daarmede, dat bij de
meerdere rust eu gematigdheid, welke
gen niet doen als er geen reden voor was.
In een nadere beschouwing van de
gevoerde correspondentie, tusschen de
oorlogvoerenden, omtrent het aanbod
van Oostenrijk, komt dit blad dan tot
de conslusie, dat er werkelijk een poging
tot toenadering bestaat.
En als nu onze regeering meent, dat
die poging thans, nu zoo duidelijk een
omslag in de verhouding op het slagveld
is gekomen en nu de regeeringsverande-
ring in Duitschland zulk een gewichtige
hinderpaal voor toenadering belooft weg
te nemen als zy meent dat een
poging nu niet tot een mislukking be
hoeft te ieiden dan zullen we aldus
de Midd. Crt. het van harte toe
juichen als zy de uitnoodigingen t?t een
dergelijke vredesbespreking verzonden
heeft. Wij kunnen niet inzien dat thans
een dergelijke handeling nog wel gedaan
op aandrang van een der oorlogvoeren
den, ook maar in eenig opzicht kan
beschouwd worden als een on-neutrale
daad. Het zou zelfs een handeling zijn
van hoog gehalte, want het is, zooals
in de eerste Oostenryksche nota gezegd
werd, en door Balfour met instemming
werd herhaald de geheele beschaving
staat op het spelvoortzetting der
vijandelijkheden brengt veel in gevaar
dat dierbaar is aan ieder die belang
heeft bij den vooruitgang der mensch-
heid.
Lichting 1919.
(Officieel). De inly ving van de
dienstplichtigen der lichting 1919,
toegewezen aan de regimenten infan
terie (hieronder begrepen grenadiers,
in Frankrijk allengs veld wonnen, het
ons wellicht spoedig vergund zoude zijn
derwaarts weder te keeren.
Gij gebt gelijk gaf hij mij ten ant
woord, ik behoor tot het groote getal
van die ongelukkigen, maar mijn vader
land zal ik nimmer weder zien.
Ik gaf mijn verwondering te kennen,
dat hij over iets zoo onverschillig sprak,
waar anderen zoo vurig naar verlangden
maar hij schudde treurig het hoofd, en
zeidewat ik voor eenige maanden het
toppuDt van mijne wenschen beschouwde
is mij thans onverschillig geworden, en
dewijl ik toch afscheid van de wereld
neem, is het mij onverschillig of anderen
om mijn dwaasheden en ongelukken
lachen. En nu deed hij mij het volgende
verhaal
Op mijn vijfentwintigste jaar leefde
ik ouderloos, zeer afgezonderd op eeoige
ifron atstands van Parijs; mijne onbe
kendheid en stille levenswijze waren
zeker de oorzaken, dat ik niets te duch
ten had van de omwenteling, die ons va
derland en inzonderheid Parijs vreeselijk
teisterde. De dood van mijn oom wiens
eenige erfgenaam ik was, noodzaakte
mij eene reis naar Nautes te doen. Toen
ik daar aankwam, vernam ik, dat 'de
Natie de goederen van mijn oom iD
bezit had genomen, onder voorwendsel
dat hij tegen de republiek had samenge
spannen kort voor zijn dood, en dat men
daarvan de overtuigeuste bewijzen in
jagers eu administratietroepen) en be
stemd voor het tweede in te lijven
gedeelte welke inly ving zou plaats
hebben in het tijdvak van 14 tot 18
October 1918, wordt tot een nader te
bepalen tydstip uitgesteld.
Voor de dienstplichtigen van de vo
rige lichtingen, aan wie uitstel van
eerste oefening is verleend tot een da
tum vallende in het tydvak van 14 tot
18 October a.s. en wier uitstel niet
inmiddels is verlengd, wordt de opkomst
eveneens uitgesteld tot een nader te
bepalen tydstip.
Zy wier belangen door dit uitstel
van opkomst worden geschaad en daar
om toch tusschen 14 en 18 October a.B.
in werkelijken dienst wenschen te ko
men, kunnen zich op den datum waarop
het aan hen verleende verlof eindigt,
aanmelden by den betrokken cemman-
dant, teneinde de eerste oefening aan
te vangen.
In verband met het vorenstaande zal
de inly ving van de dienstplichtigen der
lichting 1919, toegewezen aan de regi
menten infanterie en bestemd voor het
derde in te lijven gedeelte, niet half
Januari 1919, doch eerst later plaats
hebben.
De ledernood.
Uit een door den minister aan de
gemeentebesturen toegezonden voorloo-
pige regeling betreffende de rantsoe
neering van schoenen en reparatieleer,
blykt, dat het te verstrekken aantal
paar schoenen zoo gering is, dat eerst
na£>/, jaar ieder ingezetene één paar
schoenen heeft gehadterwyl de hoe
zijne papieren had gevonden. Te ver
geefs wilde ik bewijzen, dat myn oom,
tengevolge van een beroerte, sedert
meer daD een jaar het gebruik van zyn
lichamelijke en verstandelijke vermogens
mistemen gaf my ten antwoord, dat
mijn oom in geheime verbintenissen had
gestaan met de Engelsche Ministers
op die wijze verloor ik de rijke erfenis,
Ondanks dit ongeluk vond ik, dat
mijne reis niet geheel nutteloos was ge
weest; ik had hier en daar groote uit
gestrekte woeste gronden ontdektmijne
heerschende neiging bestond iu de zucht
om zulke landen te ontginneD, en ik
vormde het plan de bestaande regeering
eene wel uitgewerkte memorie aan te
bieden, en daarin te outwikkelen welk
groot voordeel in zulk eene onderneming
zou gelegen zijndoch te huis komende
werd ik onaangenaam uit myne over
peinzingen gewekt; mijne goederen en
mijne landerijen waren in beslag geno
men, omdat men mij beschuldigde geëmi
greerd te zijn men bewees mij dit zoo
duidelijk, dat ik zelf er aan begon te
twijfelendoch toen ik het waagde
eenige tegenwerpingen te maken, be
dreigde men mij met de guillotine eu
ik was verplicht de vlucht te nemen
met het weinige dat ik bezat.
De woeste gronden wareu thans mijn
eenige hoop.
{Wordt vervolgd.)