too. 39.
5
1
Woensdag 21 Augustus 1918.
34e Jaarg.
CtÈ
S
Nieuws- en Advertentieblad
"XZJ voor Zeeuwsch-^ laanderen.
J. C. VINK - Axel.
De zeeprantsoeneering.
FEUILLETON.
al" öe Êmigpaatea
AXELSCH
r.oi k w i
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 60 Cent; franco per post 70 Cent.
Afzonderlijke Nos. 5 Geut.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Weststr. D 11.
AUVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 50 Cent; voor
eiken regel meer 10 Cent. Gfoote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiên worden franc-., ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagmiddag TWAALF ure.
litis
I De Minister van Landbouw heeft voor
XP,{deze maaud het rantsoen zachte zeep
nog op 250 gram in de vier weken per
hoofd gesteld. Het ligt echter in zijn
NO bedoeling, van 10 Sept. a.s. af de verdere
J i rantsoenen zachte zeep vast te stellen
op 200 gram per maand per hoofd.
De hoeveelheden vetzuren en oliën
ituzijn toch van dien aard, dat met de
rantsoeneering van zeep enorm zuinig
fee werk moet worden gegaan, temeer
set, 'waar ook nog van genoemdegrondstofien
eld (eetbare vetten en kaarsen vervaardigd
knoeten worden.
AaD vangende met Sept. a.s. wordt
lin een rantoen harde zeep van 60 pCt.
ng, vetzuurgehalle beschikbaar gesteld, vol
iu- (doende voor een rantsoen van 100 gram
Sper twee maanden per hoofd,
den Deze rantsoenen worden gedistribu-
enleerd in de maanden Sept., Nov., Jan. en
Maart, terwijl een eveu groote hoeveel-
lereheid harde zeep van 25 pCt. vetzuur-
gehalte gedistribueerd wordt in de
jea maanden Oct., Dec., Febr. en April.
Deze regeling van den Minister,
[zoowel voor zachte als voor harde zeep,
gaat over acht maanden waarbij aan-
(genomen is, dat over voldoende chemi
caliën de beschikking verkregen wordt.
Mocht dit onverhoopt niet het geval
(zijn, dan zal met nog geringere zeep-
rantsoenen volstaan moeten worden.
De vertegenwoordigers der vakorgani-
saties, hebben bij den Minister van
(Landbouw erop aangedrongen, dat voor
it zieken, kraamvrouwen en jeugdige
g
i igc
lien fc-.
NEDERLAND IN 1795.
Zwijg Siegfried, riep de edelman
'van zijn stoel opspringende, terwijl al de
(spieren van zijn gelaat zich krampachtig
1 vertrokken en hij over ziju geheele
I lichaam huiverde als had hij de beet van
i eene vergiftige slang gevoeld.
Welnu laat dit dan de laaste maal
[zijn, dat wij erover spreken, zeide Léon
koelbloedig, maar wanneer wordt Ode
1 gunda de mijne
I Zet toch die dwaze gedachte ui
uw hoofd Siegfried, antwoordde de baron
'droefgeestig, zijn grijs hoofdschuddende.
I Hoe weet gij dat, het meisje u lief heeft
Zie in den spiegel, en zeg mij
I Ik zeg u Godfried zij moet eu zal
J de mijne zijn, riep het hatelijke schepsel
I iu woede opstuivende. Gij zult mij toch
I geene hinderpalen in den weg stellen
Helaas, sedert dien noodlottigen
j dag heb ik geen eigen wil meer, zeide
1 de edelman op een smartelijken toon
Neem haar, doe wat gij wilt, maar laat
mij met rust,
I De ongelukkige verliet de kamer
de misdaad had zijn zedelijke en licha
melijke kracht verlamd.
personen, een grootere hoeveelheid zeep
en betere hoedanigheid worde verstrekt.
Blijkens de mededeelingen van den
Minister is zoowel het een als 't andere
mogelijk, indien de behandelde genees
heer de verstrekking noodig acht. Dit
geldt niet alleen voor zeep, maar voor
alle distributie artikelen.
Met dat al wordt het voor de huis
vrouw hoe langer hoe moeilijker om
zonder zeep of stjjfsel de wasch te
behandelen te meer nog waar soda en
zeeppoeder reeds lang niet te krijgen
zijn en surrogaten dezer artikelen
meestal onbruikbaar zijn.
In de eerste plaats is het dus al een
groote moeilijkheid het goed schoon te
krijgen en dan volgt nog het opmaken,
wat zonder stijfsel bezwaarlijk gaat.
Duidelijk is dit te zien aan de heeren,
die algemeen de stijve boorden hebben
vervangen door slappe of gutta-percha.
Behalve dan tan opzichte van de
boorden, is zeer stijf gesteven goed niet
aanbevelenswaardig maar omgekeerd is
totaal ongesteven goed ook alles behalve
prettig en een ondankbaar iets voor de
wasch vrouw, daar het direct na gebruik
weer kreukt en frommelt, waardoor het
frissche aanzien van schoon gewasschen
goed gauw verloren gaat en het goed
dus even spoedig weer naar de wasch-
mand verwezen wordt. Het ergste komt
dan weer, want dan vraagt de wasch-
vrouw opnieuw naar zeep en men
heeft ze niet meer.
Ofschoon niet geheel als redmiddel
maar meer als hulpmiddelof aan'vullings-
middel vinden we doormevr.S.Hylkema
in De Veldpost den volgenden raad
gegeven
Heeft men nog een beetje harde zeep
(b.v. de .huishoudzeep" uitdeDistributie
is hiervoor uitstekend te nemen) dan is
het zuiniger in het gebruik, wanneer
men hiervan zachte zeep maakt. Een
stuk zeep wordt met de zeepschaaf (of
een mesje) fijugeschilferddit wordt
opgelost in 5 kopjes kokend water,
onder toevoeging van 2 lepels ammonia
in apotheek of drogistzaak wel verkrijg
baar. Men laat de massa toegedekt
bekoelen eu gebruikt het als zachte
zeep. Ammonia kan ook verder goede
diensten bewijzen. In het algemeen
krijgt men een vetter sop, indien
ammonia daaraan wordt toegevoegd.
Voor het wasschen van wollen en
katoenen kousen voldoet ammonia zeer
goed. Men zet de kousen dan eenige
uren te weeken in heet water met
ammoniazoo noodig worden ze in een
nieuwe oplossing nagewasschen "en ten
slotte flink uitgespoeld in schoon water.
Voor het wasschen van borstelwerk
kan ammonia ook prachtig dienst doen,
en kan dus van het weinigje zeep waar
mou mee moet rondkomen, worden
uitgespaard.
Houtasch kan dienen voor de bereiding
vau een sterke loog, zeer geschikt bij
de wasch en bij het reinigen van het
huis (steenen vloeren b.v.) en het vaat
werk, kortom in de meeste gevallen
waar men vroeger gewend was soda te
gebruiken.
Hout wordt tegenwoordig bijna alge
meen gestookthoutasch is dus wel bij
Daar gaat hij heen, de zwakste
ziel, die immer in een lichaam woonde,
prevelde^monsieur Léon den baron na
starende. Arme manHij heeft niet
eens de kracht of den moed om zich
zeiven het leveo te benemen, dat hem
tot een last is. Dwaas mensch Hij
spreekt van geweten, van wroeging, van
hel en duivel als een grasmaaier hij,
een graafHaha zoo sprak hij niet
toen... Maar 'tis toch zonderling dat
zoo dikwijls ik er aan denk een zekere
angst zich van mij meester maakt. Bah
zotternij. In Odegunda's armen zal ik
alles gemakkelijk vergeten.
XI.
De tijd snelt voort; het jaar 1794, met
bloedige letters in de gedenkrol der
eeuwen geschetst, was ten einde gespoed.
Nederland, het eens zoo gelukkige erf
van een vrij en dapper volk, zag een
zwerm gieren op ziju bodem vallen en
was dwaas geuoeg zich een gouden tor
komst te droooien, terwijl het op een
groot gekkenhuis geleek, waarin de on
gelukkigen slechts in hunne verbeelding
glukkig zijn, maar zich diep ellendig ge
voelen in de uogenblikken, wanneer de
rede en de ondervinding hare heerschap
pij hernemen. De natuur scheen er ba-
hagen in te scheppen om de ijdele hoop
van door hersenschimmen weggesleepte
menschen te streelen eu hunne dwaze
wenschen te bevredigen. Een felle vorst
viel inde rivieren werden in vaste
wegen herschapen en baandeo alzoo aan
de Fransche vrijheid» zonen den weg tot
het rijke Holland het beloofde land
voor de uitgehongerdé en half verkleum
de FraoscheD, gelijk eenmaal Kanaan
voor de Israëliten veertigjarige eu
vermoeide reizigers. Vreugdekreten weer
galmden in de steden en op het veld
de vrijheid stond aan de deur; de ge
lijkheid hield haar bij de hand de
broederschap zoude volgen. Arm in arm
hand aan haud danste het rischwijf met
den schout, de snijders knecht met den
eerwaarden domiué om den groenen
vrijheidsboom. Gelijk een bende roovers
en moordenaars hadden de Eogelschen
hunnen terugtocht ten uitvoer gebracht,
en nadat zij den braven huisvader,
hij mocht prinsman of patriot zijn, had
den uitgeplunderd, hem tot troost gezegd
wanneer wij het niet nemen, valt het in
de handen der carmagnolen. Deze han
delwijze der hulptroepen van een be
vriende mogendheid had den haat der
omwentelingsgezinden tegen den Erfstad
houder zoo mogelijk nog feller doen
outbrauden, want zijne betrekking tot het
Engelsche liof was hem immers dóór de
Frauschgeztnde partij ten kwade geduid.
Lastering, hoon, smaad, miskenning, ver
guizing en bedreiging was het deel van
den al ten goeden vorst; zijn toestand
werd hachelijker; voortgezweept door de
Bataafsche Émigranten, die naar wraak
de hand. Deze asch kan in een zakje
worden gedaan, waarna men het in
kokend water goed laat aftrekken. Dit
aftreksel is het verlangde loog, dat
eertijds zeer algemeen dienst deed bij
de wach, en nu nadat het in onbruik
was gera&kt, tengevolge van de tijds
omstandigheden langzamerhand waer in
eere wordt hersteld.
Ook zout kan in enkele gevallen by
de reiniging dienst doen.
Wolleu dekens laten zich prachtig
behandelen in zout water. In sommige
streken van ons land gebruikt men
biervoor zeewaterhetzelfde resultaat
verkrijgt men door aan de kuip met
lauw water een flinke hand zout toe te
voegen. Hierin laat men den wollen
deken eenigen tijd trekken. Daarna
herhaalt men dit zoo noodig in een
schoone zout oplossing en ten slotte
wordt de deken eenige keereu in schoon
water nagespoeld, tot hij geheel zacht
aanvoelt.
Ook voor de gebruikelijke .stijfsel"
kan zoo noodig een ander stijfmiddel in
de plaats komen. Het meest voor de
hand liggend is aardappelmeel. Hoewel
in aanmerking dient te worden genomen
dat in dezen tijd van voedselschaarschte
alles ook, zooveel mogelijk als voedsel
dienst moet doen zal een zeer voor
zichtig gebruik voor bovengenoemd doel
toch wel te verdedigen zijn, waar het
aankomt op zeep en werk-besparing
en het oog nu eenmaal ook z'n eischen
stelt.
De aardappelen worden op een zeei
fijn geraspt. Dit rapsel wordt met koud
water overgoten. Na eenigen tyd is
dorstten, waren de Franschen den Waal-
stroom, door de felle vorst bevloerd, reeds
overgetrokkende aanhangers van het
vorstenhuis waren letterlijk verstomd,
deszelfs vijanden jubelden en waanden
wellicht in hunne blinde woede da treur-
tooueelen, welke hunne uitgewekene
broeders te Parijs aauschouwd hadden
hier te zullen zien vernieuwen. Reeds
had de Erfstadhouder ecu laatst vaarwel
aan zijne beminde gade en dierbare be
trekkingen, die den vaderlandschen bo
dem verlieten, toegeroepen reeds waren
de beide vorstenzonen, van het opperbe
vel over het leger ontslagen, dewijl aan
den stroom der omwenteling geen weer
stand was te bieden 6n het leger in een
staat van ontbinding verkeerde. Nog
altijd hoopte de vorst dat gematigdheid
zou zegevieren; maar te vergeefs; de
storm der driften was te veel aan 't woe
den zijne vijanden zegepraalden.
Het was. op den 17en Jauuaai *1795;
weder zat de familie van Heyden aan den
huiselijken haardsmart en droefheid
was op aiier gelaat te lezen. De jongste
zoon Adoif trad binnen en na zich over
tuigd te hebban dat zich er geen vreemde
bevond, zeide hij op een toon die'sjon-
gelings innerlijke ontroering verried
Het is bepaald, overmorgen verlaat
de vorst het land en mij is de droevige
eer te- baart gevallen het bevel te voeren
over het schip, waarmade zijne Hoogheid
vertrekt. Wordt vervolgd