Nieuws- en Advertentieblad voor J. C. VINK - Axel. Zeeuwsch-\ laan deren. Binnenland. feuilleton. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 Maanden 60 Centfranco per post 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITG EVER Bureau Weststr. D 11. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 50 Cent; voor eiken regel meer 10 Cent. Groote letters worden naar Twi ingewacht, „iterip Dinsdag- en Vrfldagmiddag TWAALF nre. TWEEDE KAMER. De rij der sprekers, die hun cretiek op het beleid van den Minister van Landbouw, enz. niet wenschten te spa ren, heelt zijn beurt gehad en er is heel wat komen kijken over verschillen de misbruiken die plaats hadden. Enkele sprekers achtten zelfs het nog langer aanblijven van den heer Post- huma als Minister, een ramp voor ons laIHet is onmogelijk van de verschillende detailkwesties een overzicht te geven, maar dit zij genoeg, dat een vijftiental sprekers dagenlang hebben gesproken over fouten en verkeerdheden in het beleid. B Het was voor een gewoon mensen om tureluursch te worden, zooals do Minister in figuurlijken zin werd uit- 6De Minister zelve heeft er echter Het hoofd niet bij verloren. Van overgave van capitulatie, zooais de heer Toelstra had verlangd, was geen sprake. De heer Posthuma weerde zich dapper en stond daar als iemand, die zeer goed weet, wat hij wil en bereid is zijn geheele beleid met alle kracht te verdedigen. De aanval was scherp geweest, maar de verdediging was met minder krachtig, en het is wel waar schijnlijk, dat menigeen door deze rede tot andere gedachten zal zijn gebracht. Toen ik eens, zoo vertelde Minister Posthuma in den loop van zijn antwoord, aan den directeur van een der distn- butiebureaux vroeg hoe loopt het met de distributie antwoordde de man best excellentie, iedereen is even onte vreden. Een bewijs dat zijD beleid nog zoo slecht niet was, daar hij niet eenzijdig een bepaald belang behartigde. Dat zelfde paste de Minister op zich zelf toe. Waarin de heeren ook ver schilden in hun critiek, zy ontmoetten e.kaar op één punt; de ontevredenheid. Pleit dat niet voor hem, die boven de groepen en partijen moet staan Ik sta verbaasd zei de Minister, dat het mij is mogen gelukken in alle op zichten zoo te mislukken. Het lijstje van klachten dat ik voor me heb ia verre van compleet, maar zooals het nu is, is het in staat den meest onbe schaamde het schaamrood' op de kaken te doen ryzen, en hem naar een plaatsje te doen zoeken om het veege lijf te bergen. Desniettegenstaande heb ik den moed niet verloren. Is het niet juist het gevaar dat het zelfbewustzijn versterkt En na vervolgens erop gewezen te hebben dat in de verschillende landen dezelfde critiek gehoord wordt, stelde de spr. de vraag of het niet mogelijk is dat in dit geval de te gispen mis standen minder het gevolg zijn van het beleid van den betrokken bewindsman dan van het stelsel der overheidsbe moeiïng. Hij was geneigd om die vraag beves* tigend te beantwoorden, en, liever dan voetstoots te capituleeren, wilde hij eerst eens ernstig de bezwaren onder de oogen zien en rustig nagaan of de fouten die spr. erkend het gemaakt zijn te wijten waren aan zijn onverstand dan wel aan de onmogelijk te beheer- schen omstandigheden. u;niqtPr Maar indien inderdaad de Minister ook thans weder zooals bij alle vorige gelegeuheden, de overwinning mocht wegdragen, zou de Kamer dan niet zeer goed doen, zich met haar critiek zeer te beperken? Men ondermijnt daardoor slechts het gezag derRegee"^raat vooral van de Kamer zelve en verpraat den tijd, die nuttiger kon worden S Om na twee weken van bijna onop houdelijke critiek nog zoo te kannen spreken, moet men behalve IJzersterk van zenuwen, ook nog benijdingswaardig blijmoedig van aard zijn. Het zal nu echter nog moeten blijken of de Minister door het aanwijzen van wat z.i. ae verklaring van de misstanden is, ook allen bevredigt die op wegneming van die misstanden aandrongen. Uitvoerig werden de verschillende vragen door den heer Posthuma bespro ken. Maar niet slechts op de detail punten was hij zeer scherp, niet minder krachtig was hij, - zoo lezen we in de Avp. waar het er op aankwam, de groote lijnen van het algemeenRegee- ringsbeleid te verdedigen. En hy kwam tot de slotsom, dat men het bestaande distributie-stelsel moest handhaven. Hij had getracht eene regeling voor wel standsgrenzen te ontwerpen door de verdeeling van de geheele bevolking in drie groepen en ook nog door eene verdeeling van het Rijk in drie deelen, t w de groote steden, de kleinere steden en 'het platteland. Maar de regeling is afgestuit op de groote administratieve moeilijkheden. Wat de prijzen-politiek betreft meende hy aan de Kamer den wenk te moeten geven, zich te wenden tot den minister van Financiën en aan te dringen op verhooging van de oorlogswinstbfilasting, desnoods tot 80 pCt., zooals in Engeland. Dat de toestand van ons land niet gunstig is, ontkende de Minister geens zins. Ondervoeding dreigt en reeds is aangetoond dat de sterftecijfers vooral in de steden sterk toenemen. Daarom juist kan de distributie niet verminderd worden. Maar de toestand dreigt nog onrustiger te worden en daarom zal een steeds krachtiger ingrijpen noodig Wat het verwijt betreft, dat de Minister te laat en niet krachtig genoeg in de productie zou hebben ingegrepen, deelde Z.Exc. mede, dit zeer ongaarne te hebben gedaan, aangezien de belan gen van den producent en den consu ment samenvallen. Wordt de produ cent onder dwang gazet, dan heeft dit ook voor de consumenten meestal slechte gevolgen. Men moet daarom met de te nemen maatregelen zeer voorzichtig zijn. Dat de verbouw van rogge zou zijn verminderd en de opper vlakte woeste grond zou zijn toegenomen werd door spreker ten sterkste ontkend. Vele misverstanden bestaan in dit opzicht. Het broodrantsoen is nog niet ver minderd, omdat bij de Regeering en ook bij den min. van Buitenlandsche Zaken meer vertrouwen bestaat omtrent het verkrijgen van graan uit Amerika dan bij sommige afgevaardigden. 3) or NEDERLAND IN 1795. Al de tegenwoordig zijnde personen zagen elkander met verbazing aan, als betwijfelden zij de waarheid van hetgeen zii gehoord hadden. En dat is nu dezelfde man, voegde van Heyden met klimmende drift er bij, die voor eenige jaren een der hoofdoor zaken was van al de onheilen, welke het ongelukkige vaderland teisterden, door dien hij den zachtmoedigsten van alle vorsten in de Courant, die hij te Amster dam uitgaf, op alle mogelijke wijze ver guisde dezelfde man, die, na den intocht der Pruisen en de herstelling van het wetti°- gezag, door den edelmoedigeu vorst dien hij zoo schandelijk had belasterd, heen haar gekrenkt, maar wat meer zegt door denzelfden vorst met weldaden overladen werd, toen hij op het punt stond den hongerdood te sterven. Diö ondankbare hond riep Adolf, de jongste en vurigste zoon van van Heyden. Het schreeuwt om wraak, vervolgde deze, terwijl hij zichtbaar aangedaan met ongelijke schreden door de kamer wan delde- En toch is deze laaghartige uiensch de eenige niet, zelfs niet eens de straf baarste. Ik ken er, die meerdere en grootere weldaden hebben ontvangen en toch met de vijanden van den al te goeden vorst heulen ik ken anderen, die den schijn aannemen, als of zij het wel met het Huis van Oranje meenen en in het geheim het vuur van tweedracht aansto ken. Die dwazen! Geloof mij, Louize er zal een tijd komen, waarin die onzinnigen te laat zullen inzien, dat zij aan hun eigen graf hebben helpen graven, maar dan zal het onherroepelijk zijn. Jongeos riep de oprechte vaderlauder en warme vriend van het Huis van Oranje, terwijl hij (ie hand van zijn oudsten zoon Gu staaf greep, die met kracht drukte en zón jongstra zoon Adolf veel beteekenend aanzag, jongens, wanneer gij eenmaal kondt vergeten, wat Nederland aan zijne vorsten te danken heeft, of dwaas genoeg waart, heil en geluk te verwachten van de komst van vreemden gij zoudt mij op mijn sterfbed te vergeefs om een vaderlijken zegen bidden, En terwijl de oprechte Hollander een traan uit het oog wischte, verliet Hij snel de kamer. II. De heer van Heyden verliet met een vochtig oog en beklemd hart zijn huis. De toestand van het hem zoo dierbare vaderland, iD hetwelk de Godin der twee i dracht in het laatst der achttiende eeuw haar zetel scheen gevestigd te hebben, schokte zijn anders effen en kalm gemoed en de onvergelijkelijke haat, welke het gros der inwoners van de eens zoo bloeiende republiek der vereenigde Nederlanden, hunnen vroeger zoo beminden Stadhouder toedroegen, griefde den man, die met onwankelbare trouw het edele Vorsten huis aankleefde, in een niet mindere mate. 'tWas niet te verwonderen, dat hij, die als een Oranjeklant, gelijk men het in die tijden van tweespalt en burgertwist noemde, bekend stond, bij de Patriotten gehaat wasmenige grimmige blik werd op hem geworpen en meer dap een scheldwoord siste hem na, terwijl hij langs de straat ging, dewijl het baldadig ge peupel, opgewonden door geheime Fran sche zendelingen, werktuigen van de eeoige jaren vroeger uitgewekene Bataven, aan hunne hartstochten den vrijen teugel vierden en, gesterkt door de valsche ge ruchten, dat de vurig verlangde. Fransche broeders weldra de eeuw van zrijheid, gelijkheid en broederschap zouden aan brengen, iu uitgelaten brooddronkenheid wet en orde met de voeten trapte. Doch van Heyden achtte hel beneden zich de hem aangedane beleedigingen zich aan te trekken, en gelijk de moedige dog zich niet bekreunt om het geblaf van keffertjes welke hem vervolgen, ging hij rustig voort tot aan de woning van zijn vriend den Raadpensionaris van den Spiegel hij vond dezen in eene stemming vol komen gelijk aan de zijne. Ik behoef niet te vragen, hoe de zaken staan zeide van Heyden, de hand van zijn vriend drukkende, wiens gehei me kwellingen op het schrandere gelaat stonden uitgedrukt. Karei! antwoordde de staatsman, die met zijn ouden schoolmakker op den vertrouwelijksten voet leefde, en dikwerf zich van diens raad bediende, Karei, ik heb mij in de Nederlanders bedrogen. Wie zou in hen het volk van vroegere dagen herkennen? Is dat nu diezelfde natie van welke mijn, nu zaliger, vader zeidede Hollanders dragen hunne vor sten op de handen' omdat zij weten wat die vorsten voor hen waren en nogzyu. Is dat nu hetzelfde volk, dat jubelde eu juichte bij de geboorte van den man, dien het thans haat en verguist, als ware hij een monster en een dwingeland. Bij het uiten van deze woorden, was diepe smart, vermengd met afkeer, zicht baar in alle trekken van het gelaat van den Raadpensionaris. Hij opende een boek in folio, dat voor hem op de tafel lao- en stilzwijgend met den vinger op eene vau de bladzijden wijzende, als noodigde hij zijn vriend uit te lezen, wat daar stond, ging hij naar een der vensters, onderwijl van Heyden de volgende hem aangeduide plaats las. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1918 | | pagina 1