1
So. 97.
Zaterdag 16 1918
33e -KU*r«.-
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeetfwsch- Vlaanderen.
J. C. VINK - Axel.
Goede raad.
Binnenland.
FEUILLETON.
D't blad verschijnt, eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 60 Cent; franco per post 70 Cent.
Afzonderlijke Nas. 5 Cent,
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Weststr. D 11.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 50 Centvoor
eiken regel meer 10 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.--
Advertentiën worden franc ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Yrfldagmlddag TWAALF ttrc.
Men schrijft aan de N. R. Crt.
In dezen tijd van zorg, spanning en
ontevredenheid onder de bevolking,
overwege men eens de volgende be
schouwing
Wij doorleven een tijd van hevige
beroering. Buiten de grenzeneen
hopelooze verwarring. Binnen de gren
zen als gevolg daarvaneen steeds
benauwender wordende druk, die alleen
met uiterste inspanning te dragen zal
zijn en die gedragen zal moeten worden,
willen we niet ten onder gaan.
Maar dan zal iedereen, in alle kringen
van de maatschappij er het zijne toe
1 moeten bydragen, opdat een ieder onder
deze moeielijke omstandigheden het
hootd boven water kunne houden.
De overheid tracht het hare te doen,
1 door allerlei distributiemaatregelen.
Maar om deze maatregelen z»o doel-
1 treffend mogelijk te maken, moet ieder-
f een, zonder uitzondering daartoe mee
werken, door zich strikt aan die maat
regelen te houden en niet trachten er
aan te ontkomeD. De meergegoeden moe
ten niet meer dan strikt noodzakelijk is,
gebruiken voor hun dagelijksche behoef
ten. Van het oogenblik at, dat er
voedselschaarschte is, behoort men zich
niet te bevoordeelen ten koste vau
anderen. Zit men aan tafel met twaalf
I personen, dan houdt ieder bij het zich
bedienen van een schotel, rekening
met het aantal personen rond den disch.
I Doet hij zulks nipt, schept hij zijn bord
I flink vol, dan wordt hem dit zeer
terecht door de andere dischgenooten
kwalijk genomen, ten minste het wordt
zeer onbehoorlijk gevonden.
Zooals hier in het klein, gaat het
met de voedselvoorziening in ons land
in het groot. Wanneer men, wetende,
dat de levensmiddelenvoorraad beperkt
is, toch tracht zooveel mogelijk daarvan
op te slaan, dan handelt men onbehoor
lijk en wordt dit terecht kwalijk genomen
door de anderen, die ook van die hoe
veelheid hadden moeten leven (denk
aan vet, rijst, thee, vermicelli.) Op
slaan is per sé verkeert
Uit maatschappelijk oogpunt is het
onbehoorlijk en practisch is het van
geen nut. Men slaat op in tijden, dat
er een tekort dreigt te komen, gevolg
men onttrekt plotselii/g veel voedsel
aam de gemëbnschap, waardoor het
oogenblik van werkelijk gebrek nog
eerder aanbreekt, om nog niet te spreken
van ai het voedsel, dat op deze wijze
door beschimboelen en muf worden, w at
maar al te vaak gebeurt, verloren
raakt en waarvan anders nog menigeen
had kunnen profiteeren.
En, is het oogenblik van werkelijken
nood aangebroken, dan zit men met
eeu voorraad, terwijl zijn naaste om
geving gebrek er aan heeft. Is dat een
aangenaam gevoel Ik betwijfel het.
Elk gezin in welken kring ook moet
bij zijn dagelijksche inkoopen rekening
houden met en denken aan de beperkte
hoeveelheid, die er in ons land is, en
bescheiden daarvan, gebruik maken.
Iedereen, arm of* rijk, moet verande
ring brengen in zijn levensweg en zich
aanpassen aan dezen tijd met moeilijke
voedselvoorziening zonder vooroordeel
en zonder te veel vast te houden aan
vroegere gewoonten bij de dagelyksch
wijze van voeden.
Men moet niet ongezien afkeuren en
den neus ophalen voor voedsel, waaraan
men niet geweud is. Ik denk hier als
voorbeeld aan de Centrale Keuken, die
voor veel meergegoeden, die moeite
hebben met hun dagelijksch voedsel,
een uitkomst is, en die door vele min
vermogenden, voor wie de keuken toch
in de eerste plaats bedoeld is, wordt
versmaad, eenvoudig door vóóroordeel.
Iedereen moet zich dingen ontzeggen
waaraan hij vroeger gewend was. De
rijken, maar ook de armen.
Zoolang de minvermogenden dit nog
niet inzien, hebben.zij geen recht te
klagen. Zoodra zij van hun kant ook
meewerken en meehelpen, wat ook
voor hen als voor ieder ander plicht is
hebben zij aanspraak op ieders belang
stelling en zal er zeker ook met hunne
behoeften rekening gehouden worden.
Laat dus ieder gezin, arm of rijk, niet
leven voor zichzelf alleen, maar ieder
voor het gemeenschappelijk doel: de
geheele bevolking er boven op houden.
Met onbepaald verlof.
De opperbevelhebber heeft bepaald,
dat de volgende dienstplichtigen met
onbepaald (klein) verlof zullen worden
gezonden
1. Tusschen 25 en 27 Maartvan de
bereden wapensa.deonderofficieren der
militielichting 1911 en b. de korporaals
en manschappen dei* militielichting 1912.
OF
NEDERLAND IN 1795.
»Wij bezweren u, om u zelve te redden,
u en de uwen in geen onherstelbare poel
van rampen te storten, maar iu deze
laatste oogenblikken te toonen, dat gij
meer bedrogen, dan kwaadwillig zijt
geweest. Besef, wat gij gedaan hebt, gij,
die u thans nog regenten noemt. Door
Pruisische macht in het bewind gedron
gen en daarin bevestigd, hebt gij 's lands
gelden aan vreemde mogendheden, voor
het plegen van openbaar geweld, lat£n
verspillen uwe medeburgers door belas
tingen en geldleeningen doen uitplunde
ren, aan de welvaart der ingezetenen niet
gedacht alles laten kwijnen. Gij hebt
het kostbare bloed der ingezetenen, die
uwe medeburgers zijn, nutteloos doen
stroomen, in eenen tegen de rechten der
menschheid, en om den wil van eenen
dwingeland ondernomen oorlog. En
waartoe dit alles anders, dan om in uw
geslacht de regeering te behouden of
over te brengen? Hieraan moest het
belang der ingezetenen worden opgeofferd
de zoogenaamde middenstand worden uit
geschud, en de behoeftigen tot de diepste
armoede vernederd worden.
II. Tusschen 8 en 13 Aprilde
korporaals en manschappen van de
militielichting 1915, die omstreeks 15
December 1914 bij de infanterie werden
ingelijfdhieronder begrepen zij, die
nader werden bestemd voor de compag
nie administratietrpepen dan wel voor
hospitaalsoldaat, ziekendrager of wiel
rijder.
III. Op 1 Juni: de korporaals en
manschappen der militielichting 1915,
die omstreeks 26 Januari 1915 bij de
pontonniers werden ingelijfd, alsmede
de manschappen van de lichting 1913
der cavalerie, die in Maart 1913 werden
ingelijfd, bestemd voor paardenoppasser
of paardenverzorger.
Het vertrek van het onder I en II
genoemde personeel, voor zoover het
per spoor met verlof gaat, moet gelijke
lijk over de dagen van het aangegeven
tijdvak verdeeld worden.
Zeevisch.
Het bureau voor mededeelingen in
zake de voedselvoorziening meldt:
Aangezien er nog steeds geen uitzicht
bestaat, dat de stoomvisschersvloot bin
nen korten tijd de visscherij kan her
vatten, mogen over de maand Maart
nog geen aanvoeren van zeevisch wor
den verwacht, die voldoende zullen zijn
om aan de binnenlandsche vfaag geheel
te kuDnen voldoen.
Tengevolge echter van betrekkelijk
groote deelneming aan de treil visscherij
door de zeiltreilers en de bijzondere
ruiSte vangsten, welke door deze sche
pen worden gemaakt, zal op aanmerke
lijk ruimer schaal-dan te voren zeevisch
Ziedaar een gedeelte van uwe schande.
Beeft bij de overweging daarvan en zoo
gij niet van nu af aan medewerkt tot
het stremmen der geldverkwistingen en
het te keer gaan van meerdese rampen
en ellende, ja, zoo gij niet de hand biedt
aan alles wat tot bevordering van het
heil uwei brave, doch veelal misleide
landgenooten noodig is zijt dan ver
zekerd, dat ook het wraakzwaard der
gerechtigheid, u op het schavot wacht.
Span uwe vermogens in, om te herstellen
wat bedorven is. Spreek in»de raadzalen
voor een mishandeld, bedrogen en vertrapt
volk. Gevoelt dat gij mensch zijt; en
zijn uwe pogingen vergeefs begeeft
u dan met luister en waardigheid in den
kring der burgeren terug. Denktin-
tusschen niet, dat men u bevreesd tradht
te maken neen 1 Wij willen het nog
eens herhalen de omkeering van zaken
zal en moet zeker gebeuren.
»Het is alleen het gevoel van men-
schelijkheid,' dat ons tot deze laatstgjaad-
geviug, tot dezen laatsten stap roept.
Uwe rampzalige -ouders, vrouwen, kin
deren en naastbestaanden. die gij, anders
handelende, tot slachtoffers uwer gruwel
daden maakt en die -eenmaal (verschrik
kelijk denkbeeld 1) tegeu u getuigen zullen
'deze zijn het die ous hart doen bloeden
en ons een laatste poging hebben doen
in het, werk stellen, om u en de uwen
te behouden,
Toen het in het zwart gekleed mannetje
de lezing van dit echt revolutionair libel
o-pëindigd had, draaide hij op zijn hielen
rond en zag degenen, die om hem ge
schaard stonden, met een zegevierenden
lach aan, 't zij hij trotsch was op de
sierlijkheid en kracht, waarmede hij het
oproerademend geschrift had voorgelezen,
dan wel dat hij volkomen met den
inhoud instemde. Sommigen der om
standers knikten hem toe en gaven hem
hunne tevredenheid te kennenanderen
gaven blijken van afkeuripg en veront
waardiging. Onder deze laatsten bevond
zich een deftig gekleed heer van middel
bare jaren, die in het voorbijgaan door
de kraaiende stem van den voorlezer
was aangetrokken en met de eene hand
op zijn rotting leunende een oogenblik
met aandacht scheen te luisteren. Toen
hij echter de strekking en het doel van
het aangeplakte schaudschrift ontdekte,
verdwenen de trekken van welwillend
heid van zijn innemend gelaat en de
blik, welke hij op den al te gedienstigen
voorlezer wierp, toen deze zich omwendde,
duidde de diepste verachting aan. Het
gelaat van den kleinen man nam de
kleur van zijn neus aan, toen hij den
deftig gekleeden heer ontdektehij greep
met de eene hand naar het staartje dat
in zijn nek hing, haalde met de andere
hand driftig zijn zakdoek te voorschijn
en een zijdelingsche beweging makende,
sloop hij langs den muur der kerk,
j evenals een kind, dat door zijn vader
betrapt wordt op een plaats, waar het
hem verboden was te komen. Lang
zamerhand verwijderde zich het bijeeu-
geschoolde volk ook de deftig gekleede
heer vervolgde den weg naar zijne-
woning, welke onder de aanzienlijkste
der stad mocht gerekend worden. Toen
hij in de kamer trad, waar zijn huisgezin
zich bevond, zagen allen duidelijk aan
zijn bewolkt voorhoofd, dat hem iets
onaangenaams moest bejegend zijn.
'tis ongehoord, 't is schandelijk
riep hij, nog eer zijne echtgenoote hem
naar de oorz^k van zijne bekommering
had kunnen vragen.
Zijn er weder ongeregeldheden
gepleegd? vroeg "dpi huismoeder met
bezorgdheid.
- Schelmstukken en landverradery
worden door dat geboefte gepleegd, ant
woordde de heer van Heyden driftig
zoit schandelijk werd nooit een vorst
belasterd. Ondankbaarder schurken zag
ik nimmer; men heeft dezen nacht weder
een pamflet aangeplakt, waarin de Erf
stadhouder als de grootste booswicht
wordt afgeschilderd.
Is 't mogelijk 1 riep mevrouw van
Heyden en hare beide zonen tegelijk.
Alles schijnt tegenwoordig mogelijk,
vervolgde vau Heyden met drift, >waut
verbeeld u Louize, dat een van degenen,
die hun uiterste best deden, om den inhoud
van het libel bekend te makeQ, niemand
anders wa» dan Nomz. (Wordt vervolgd.)