Vo. 89
Zaterdag 16 Februari 1918.
33e Jaarg.
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
J. C.-VINK - Axel.
Buitenland.
FEUILLETON.
De Arabier en zijn paard.
De Zeeuwsch-Ylaamsche Groentendrogerij.
D't blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 60 Cent; franco per post 70 Cent.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Weststr. D 11.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels.50.Centvoor
eiken regel meer 10 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Ajdvertentiën worden trance ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagmiddag TWAALF ure.
DE OORLOG.
De huidige oorlog spot met alle
beorieën. De gewone gang van zaken
i, dat men hem om zoo te zeggen ziet
ankomende&e is in slechts enkele
*en ontbrandt. De wijze waarop hij
geboerd, is dikwijls in lijnrechten
tryd met alle regelen der krijgsmans-
;unst en heeft een geheel nieuwe
ifdeeling geopend In de leerboeken der
aktiek en der strjfegié, zoo deze nog
loodig zijn het heet immers, dat dit
ie laatste oorlog zal wezen eü dat de
egers etf de vloten zullen worden
ifgeschaft en zullen worden vervangen
ioor een soort politie-weermacht om,
als 'tnoodig is. dwingende kracht te
lunnen bijzetten aan regeeringsmaat-
tegelen. En de manier waarop hij
wordt beëindigd, is al even tegen de
bocht in.
Maandag werd van Duitsche zijde uit
Brest Litofsk geseind, dat, door de
Terklaring van Trotzky er plotseling
vrede was ontstaan met geheel Rusland.
En Dinsdagavond luidde het op ge-
tag van het Duitsche stafberichtDe
militaire toestand is tegenover de Groot
Rassen onveranderd.
Nu zou toch ieder gewoon mensch
leggen Als er vrede is, dan is er vrede
en dan behoeven er toch waarlijk geen
berichten meer te worden gezonden
van het front. Maar juist uit dat bericht
blijkt, dat Duitschland, dat Maandag
het vredesbericht zoud, er een dag
later volstrekt niet van overtuigd is,
dat er vrede is. Sterker nog, de Duit
sche staatssecretaris Von Kühlmann is
te Berlijn aangekomén om met den
rijkskanselier en den keizer (en nog
wel anderen, al zegt het telegram dit
niet), te overleggen over een verklaring
welke „stellig in overleg met de bond-
genooten" zal worden afgelegd eu
welke wij met spanning te gemoet
zien."
Er is al meermalen gesproken van
oorlogspsychose. Het heeft er telken
dage meer van, dat zij die met zulke
schopne worden het heil huns volks
en, alsof 't omaar zoo'n kleinigheid
is, terloops het welzijn van andere
volkeren, van groote democratieën en
al dat voorstaan, maar niet kunnen
begrijpen hoe alle volkeren, van de
geheele wereld thans bijkans vjer
lange jaren lijden. De oorlogswaanzin
schijnt nog niet voldoende slachtoffers
te hebben gemaakt onder de strijdenden
en bun verwanten achter de fronten,
onder de bevolkingen der 23 in oorlog
zijnde zoowel als onder die der neutrale
Staten.
„De oorlog is niets dan de oorlog"
eischt Clemenceau. En zijn medestan
ders vallen hem bij, óók al zijn zij het
niet volkomen eens met hem en zijn
min. v. Buitenl. Zaken.
Doorvechten, doorvechten. En niet
eens trachten, in een ernstig en onbe
vooroordeeld onderscheid een confe
rentie er achter te komen of de
Centralen al dan niet te goeder trouw
I zijn1 als zij spreken over en schrijven
van hun vredesgezindheid.
In trouwe de, huidige oorlog is een
"Eiodelijk werd het gordijn open gescho
ven, en de Scheikh, gevold door Ampor,
trad binnen. Het gelaat van den eerste
had eene uitdrukking van neerslachtig
heid, van ergernis zelfs; ook Ampor zag
er somber uit, maar een blik op Saida's
schoonheid verdreef alle donkere wolken
van zijn gelaat, en de begeerte, de lust
vlamde uit zijne oogen
Saida was bij de verschijning van haren
vader opgestaan. Deze zag haar somber
aan zij stond daar voor hem als een
boetelinge, die met over elkander geslagen
armen haar vonnis verbeidt.
Sprajt het vaderlijk gevoel, of was
't het beeld des deemoeds, dat zich in
de schoone ranke gestalte deg- dochter
voor de oogen van den Scheikh vertoonde
Hoe het zij, Jokkef zweeg gedurende
eenige oogenblikken. als kon hij geene
woorden vinden. Eindelijk sprak hij op
goediger toon, dan bij zijn intrede te
verwachten was »Saida, neem afscheid
van deze tentgijgsult dezelve verlaten U
Spakeloos van schrik, liet Saida de
handen van hare borst nederglijden ;vzr'
wankelde en zeker ware zij op de
mat nedergevallen, had niet de Scheikh
het geliefde kind in zijne armen opge
geweldig raadsel, welks oplossing moet
en zal worden gebracht niet door de
regeerders, doch door de volkeren.
Moge dit spoedig plaats hebben, opdat
niet klinke hette laat.
Als er twffee mannen aan het vechten
slaan, en er na een poosje genoeg van
hebben dan scheiden ze er mee uit,
sluiten ze vrede, zou men kunnen
zeggen. Wee den omstander, die zou
roepen „Neen, doorvechten."
Welnu de Ukraine heeft vrede ge
sloten met den Vierbond. Alle omstan
ders hebben zich daarover verheugd
maa^ Reuter seint nu uit Londen Z.M.
regeering acht zich niet verplicht, den
vrede te erkennen.
Inderdaad het wordt voor een gewoon
mensch hoe langer zoo meer verward,
hoe langer zoo minder onmogelijk, er
een touw aan vast te knoopen.
Al niet minder ingewikkelde puzzle
is het, den gedachtengang te volgen
van de ofïicieële personen, die hun licht
lieten schijnen over de oorlogsdoeleinden.
Von Hertling, Czernin en nu ook
Wilson hebben hun meening daarover
gezegd en de keizer van Duitschland
heeft óók nog een duit 't zakje
gedaan. Hetgeen laatst$8Pbelde te
Hamburg heeft gezegd, brengen we niet'
in herinnering om den weer onvervalscht
byzantijnschen stijl, doch omdat ook
hij juist betzelfde beweert als de andere
3 groot-redenaars en welwij strijden
voor zedelijkheid, recht en trouw.
Nu zou men toch zoo zeggen, dat,
als de kopstukken het zóó roerend eens
zijn', hun slechts één ding te doen blijft
en wel het voorbeeld van Trotzky te
v&Dgen.
»Saida riep hij, »gij zijt niet bij uwe
zinnen wat doet u dus ontstellen pc
»Gij stoot mij van u, vader !c hernam
het meisje sidderend, »zoo als geentiier
van de woestijn zijne joogen van zich
zou afstooten. Gij dwingt mij tot mijn
ongeluk, mij, uw eeoig kind omdat
uwe oogen verblind zijn door Ampor'g
rijkdom. Gij de,nkt er niet aan, dat de
smart, om met hem te leven, mij dooden
zal, en dat gij dan geen kind meer zult
hebben, om u eens de levensmoede oogen
toe te drukkpD, en hare tranen te storten
op het zand der woestijn, hetwelk u
eenmaal dekken zal. Uw woord is mij
ten-wet, maar later wordt het ten geesel
Bij zons-ondergang zult gij voor uwe tent
zitten, gelijk een grijsaard, door uwen
staf ondersteund, en uw hart zal breken
wanneer gij ziet hoe andere vaders zich
verheugen in den kring hunner kinderen
en gij u alléén gevoelt, zonder vreugde,
zonder kind - - Gij zult niet eens meer
weènen kunnen de glans herinnert u
op een smartelijke wijze, dat gij eens
om zijneüt wil uw bind, uw eenig kind
uit 'uwe tent gestooten hebt!*
Krampachtig vertrok zich het gelaa
van den Scheikh nochtans onderdrukte
hij zijne zichtbare gemoedsbeweging, en
antwoordde: »Ampor heeft mijn woord,
en ik neb bij den Profeet gezworen, heen
u tot vrouw te geven !c
Tranen pareldeD als dibmanten aan
volgen en met spoed te demobiliseeren,
op alle fronten zoowél te land als te
waterhetgeen Trotzky deed te ver
beteren door wat meer „vastigheid" te
geven, zooals de kleine man zegten
met spoed de wederzijdsche onderhanden
laars te benoemen, die de rest van het
vraagstuk tot oplossing brengen.
Als de heeren "meenen hetgeen ze
zeggen, dan hebben zij immers een uit
muntend houvast aan hetgeen de Paus
destijds voorsloeg.
Saida's zijden wimpers, »Vader!c sprak
zij, »uw woord is mij eene wet. Ach 1
mocht het u nooit berouwen, wanneer gij
eens uwe vaderarmen uitstrekt naar uw
kind, en alleen de wind u toewaait en
uwe borst beweegt, wanneer gij Saida
roept, en deze naam zonder weêrgalm
in de neveleu der woestijn wegsterft!
Aan Abu'8 zijde zou ik gelukkig worden,
maar het mag niet zijn !c
Heete tranen welden uit hare oogen.
«Bij Allah U riep Ampor, »zijisschooner
in de smart dan in de verrukking der
blijdschap schoon als de lelie der Jordaan
buigzaam als de lilaan, die zich om den
popel slingert! Ween niet, Saida uw
lot is niet slecht. Zijde zal u sieren,
edelgesteenten zullen op uwe borst prij
ken, uw voet zal zacht geschoeid zijn,
Saida! want de bruid- van Ampor zal
stralen in heerlijkheid, en de zon der
woestijn genaamd worden onder al de
stammen van ons geslacht
»Behoud uwen glans eu uwe heerlijk
heid,» hernam Saida »laat mij de bruid
worden van dea armen Abu, en ik zal
u gedenken, wanneer de zon opstijgt uit
de lauwe baren des oceaans, en wanneer
zij ondergaat, als een stervende koningin,
in het gouden licht van het vlammende
avondrood.c
Ampor scheen deze rede niet te hooren
hij wendde zich tot Jokkef, en zeide
Ȇwe tent is niet meer voor Saida; in
een eenzame tent onder vrouwen wachte
Toen we Zaterdagavond even gingen
kijken in hoever er eigenlijk sprake
van brand was in de fabriek van den
■heer Zonnevijlle, viel het ons op, welk
een uitbreiding deze had gekregen
binnen de weinige maanden, dat die
drogerij .geëxploiteerd werd. We vér-
borgëh onze verbazing niet en maakten
volgaarne gebruik van de gelegenheid,
die de heer Zonnevijlle ons bood om
eens terug te komen, teneinde meer
nauwkeurig de inrichting te bezien.
En waar het een bedrijf is, dat weliswaar
aan den oorlog zijn ontstaan heeft te
danken, doch niet kan genoemd worden
een oorlogsbedrijf in dien zin, dat het
ook na den oorlog weer even spoedig
verdwijnen zal, daar stellen we ons
voor dat ook onze lezers, die misschien
later evenals thans de bewoners van
het buitenland, wat graag de producten
uit deze fabriek betrekken en verorbe
ren, wel met eenige belangstelling ken
nis zullen nemen van de wijze waarop
die voedingsartikelen gedroogd en alzoo
zij haren tijd af, tot dat ik haar afhale
in het gevolg mijns vaders.c Dit zeg
gende, keerde hij zich om, en wilde
vertrekken.
In Saida's boezem bruischte een chaos
van gewaarwordingen hare liefde
voor Abu, dien zij voor eeuwig vaarwel
moest zeggen, en de gehoorzaamheid,
welke zij haren vader verschuldigd was.
Die liefde gaf haar gefolterd hart moed
zij ijlde Ampor na, die reeds den ingang
bereikt had zij greep zijne hand, wierp
zich voor hem neder, en omvatte zijne
voeten met den rechterarm.
»Heer riep zij, terwijl de purpergloed
van de angst haar gebruind gelaat be
straalde, »zie mij hier voor u in het stof
geknield 1 hoor mijne smeekingen dwing
mij niet om u te huwen, bij Allah ik
kan u nooit bemihnen mijn hart is niet
meer vrij. Wees grootmoedig, gelijk gij
dapper zijtgeef mijnen vader het woord
terug, dat mij ongelukkig maakt. Hoe
kunt gij wellust smakeu, wanneer uwe
vrouw van smart en vertwijfeling weg-
krimpt? Dat kunt gij niet, dat zult gij
niet, Heer! Zie! ik bemin den turnen
Abu, en elke gedachte in mijn hoofd
behoort hem, elke polsslag is voor'hem
hem heb ik liefde gezworen, en die
eed is tusschen hem en mij een keten
I gewordeD, zoo vast als die, welke de
sterreu aan den hemel verbindt, een
j k6ten, welke
{Wordt vervolgd.)