Een nacht vol avonturen. No. 07. Woensdag 28 November 1917. 33e Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaan deren. J. C. VINK - Axel. Buitenland. FEUILLETON. D't blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS* Per 3 Maanden 60 Cent; franco per post 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. S DRUKKER—UITGEVER Bureau Weststr. D 11. AÜVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 50 Cent; voor eiken regel meer 10 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagmiddag TWAALF ure. DE OORLOG. Een buitengewoon geslaagde verras- ling hebben op het Westfront de troepen ran het 3e Engelsche leger den Duit schers bereid. Terwijl tot nu toe een g bombardement werd ingeleid, is dit thans achterwege gebleven. Het is een uiterst gewaagde onderneming ge weest het had evengoed kunnen zijn, dat de Duitschers, bijtijds den aanval waarnemend of door spionnendienst van it voornemen op de hoogte gebracht, gereed hadden gestaan om den stoot te vangen en dan was de aanval in bloed gesmoord. De aanval is buitengewoon geslaagd het groote aantal gevangenen en de groote hoeveelheid buitgemaakt mate rieel wijzen er op, dat de tegenstander door den aanval volkomen is verrast. De aanval heeft zich afgespeeld tusschen Atrecht en St. Quentin in het bijzonder in de richting van Kamerijk is terrein gewonnen, zoodat deze laatste plaats thans zeer bedreigd wordt. De strijd is nog niet ten einde, maar men kan aannemen, dat toegesnelde reserves den stoot nu zullen hebben opgevangen. Het is uit den aard der zaak niet mogelijk de gevolgen van hetontlastings- oflensief bij Kamerijk te overzien en volkomen juist is de raad van de „West minster Gaz." zuinig te zijn met het woord overwinning. Een Reuter corr. seinde dat de Engelschen hun opmarsch voortzetten, bet veroverde bevestigen en ruim 9000 gevangenen hebben ge »Met weinig woorden verklaarde ik aan die verbaasde menschen, wat tot mijne onverwachte verschijning in hun midden aanleiding gegeven had, verhaalde hun mijn avontuur met den tijger, en gaf mijnen wensch te kennen, om, tegen een goed drinkgeld, iemand te vinden, 'die mij weder op den rechten weg bracht. Groot was de blijdschap der arme lieden, toen zij vernamen, dat de tijger uit den weg geruimd was zij verzekerden mij dat hij onmogelijk uit den kuil ontsnappen kon, en, dat hel andere, bij hem behoo rende dier reeds ecnige weken geleden gedood was. Nadat zij mij allerdringendst gesmeekt haddeD hunne werkplaats niet te verraden, gaven zij mij den jongen als wegwijzer mede. Ik verheugde mij reeds in de verwachting de legerplaats tonder verdere verhindering te zullen bereiken maar hierin had ik mij mis rekend.c »Intusschen was het duister, ja, om juister te spreken, stikdonker geworden De korte schemering der Indische lucht •treek, door den meer rechtstandigen ondergang der zon veroorzaakt, was be en geëindigd, terwijl ik mij in de onder- aardsche hut bevond. Van de zes Engel maakt, doch hevige tegenaanvallen van Je Duitschers hebben te verduren. Wat het water van de zee niet af- wascht, is dat de „ondoordringbare slagboom", van welken Lloyd George in zijn veelbesproken tafelrede te Parijs op 12 Nov. gewag maakte, door het 3e Engelsche leger thans 9 K.M. achter het Engelsche front ligt, en dat nooit te voren bij 'n aanval op het Westfront op den eersten dag zóó zeel versterkte dorpen, bosschen en andere werken zijn ingenomen. De Siegfried-linie is onder den voet geloopen en Kamerijk, het belangrijke kruispunt van spoor wegen en straatwegen, is thans bloot gesteld aan het Britsche granaatvuur. Niet een geweldige kanonnade, doch een plotselinge aanval van rond 200 tanks vernielde Dinsdagochtend de Duitsche draadversperringen en pas daarna kwam het Engelsche geschut aan het woord, dat de Duitsche batte rijen in toom hield. De tank bleek een geducht aanvalswapen. Zeker is, dat de Engelschen op één dag een vooruitgang hebben gemaakt ter diepte van 6 5 mijl op een front- breede van 10 mijl, een echt record op de lange baan. Kamerijk en het Duitsche front ten zoowel als ten Z. van die plaats zijn thans ernstig bedreigd. De Duitsche verdedigingslinie is daar diepdoch moet het Duitsche front andermaal worden verlegd naar het O. dan ligt de weg naar de Sambre open. Het tactisch succes valt nog niet te beoordeelenhet moreele succes voor de geallieerden is ongetwijfeld zeer groot, al is het duur gekocht. Immers een deskundig medewerker van de „Berl. Lokal Anz." schrijft Met behulp van 150 tot 200 tanks hebben de Engelschen den 20sten een gfooten aanval in de richting van Kamerijk gedaan. Hun bedoeling was, ons front te splij ten. Ook het gebruik op groote schaal van cavalerie deed deze bedoeling duidelijk aan den dag treden. In weer wil van de geweldige versterkingen, welke door den aanvaller telkens weer in het vuur zijn geworpen en otscboon het den tegenstander is gelukt bij ver rassing aan te vallen, mislukte de door braak volslagen door de buitengewone dapperheid onzer troepen. Langs het Italiaansche gevechtsfront is langzamerhand deevenwichtstoestand ingetreden. In het passengebied langs de Z.O. grens van Tyrol, dat zich voor de ontwikkeling van groote krachten zoo weinig leent en waar de verdediger zulke groote voordeelen aan de gesteld heid van het terrein ontleent, in dat gebied is de aanvaller slechts moeizaam kunnen vooruitrukken en daardoor is den Italianen de gelegenheid gegeven zich langs de Piave-linie behoorlyk te ordenen en te versterken. Of de ver zameling van Fransch-Engelsche krach ten langs de Zuidgrens van Tyrol mede aanleiding heeft gegeven dat verlang zaming in het oprukken der Centralen is ontstaan, kan mede worden ver ondersteld. In de atgeloopen week zijn de Turken langzamerhand voor generaal Allenby's troepen teruggetrokken tot de linie sche mijlen, die ik af te leggen had, waren wij er nog niet volkomen ééne gegaan, toen mijn kleine gids over iets dat in het enge voetpad lag, struikelde, en zich de knie aan eeoen steen sterk bezeerde. Gelukkig had ik, gelijk zulks bij de Indische jachtliefhebbers eene door gaande gewoonte is, goeden voorraad van dyacbylon bij mij, waarmede ik de wond toeplakte. Daar ik echter zag, dat het arme kind niet dan met moeite voort- hinkte, en angstig scheen te worden, hoe het weder naar huis zou komen, ontsloeg ik het, van mij verder te vergezellen, en maakte het rijker, dan het waarschijnlijk ooit te voren geweest was, door het een goeden roepie te schenken. Alvorens mij te verlaten, verzekerde de knaap mij, dat, zoo ik nu slechts recht voor mij uit ging, ik niet missen kon ons nachtverblijf te bereiken, Ik dacht te meer, nu niet weder te kunnen verdwalen, daar ik mij op een begaan pad bevond, hetwelk over eenen grond liep, die overal elders ruw en hobbelig was. Nog was de maan "niet opgegaan, en de wijde, opene vlakte, hier en daar met geulen doorploegd, welke de regen gevormd en met zand en kiezelgiuis gevuld had, scheen mij onder het gaan geen eind te willen nemen. Achter mij zag ik nog, in flauwe omtrek ken, de duistere schaduwen der bosschen en heuvels, maar vóór mij was alles vlak en eenzaam slechts in bijna onafzienbare verte schemerde een licht en verkondigde het nachtvuur eens reizigers of eene alleenstaande woning. Dit was het punt, waarop ik moest aantrekken, en zoolang het glinsterde, ging ook alles goed maar eerlang verdween het, en nu wist ik niet meer waarheen mij te richten. »Alle eigenaardige geluiden en gewaar wordingen van eenen Aziatischen nacht trokken om en over mij henen, terwijl ik langzaam voortging. De lucht was verkwikkend koelmyriaden van insecten kinderen der duisternis, vervulden den dampkringmoskieten gonsden bloedgie rig mij om de ooren, en groote motten met witte vleugels hielden, dom hard nekkig, mijne oogen voor het een of ander glimmend voedselkrekels en springhanen deden overal in het rond hun schel gepiep hooren nu en dan fladderde een nachtuil over de wildernis, en toen ik over eenen breeden waterplas sprong, vloog eene troep groote witte reigers, paddi vogels geheeten, omdat zij de witte paddi- of rijstvelden bezoeken, te gelijker tijd van hunne drinkplaats op, bij hunne ijlende vlucht er uitziende als eep drom in witte lijkkleederen gehulde geesten Men hooide het gebrom van den roer domp, het gekwaak van den grooten Indi8chen kikvorsch, en op eenige plaatsen glinsterden in de donkere, pikzwartelucht, gelijk deze gewoonlijk vóór het opgaan der inaan zicli vertoont, zwermen van lichtvliegen. Zij dansten, gloeiden en flikkerden om mij heen als zwevende Jaffa-Jerusalem. Bij den terugtocht is nog al veel materiaal den Engelschen in handen gevallen. Jaffa zelf is reeds in handen der Engelschende snelle verovering van een dergelijk belangrijk punt wijst er op, dat de Turken tegen over een groote overmacht staan en het is dus zeer waarschijnlijk, dat ook de linkervleugel der Turken zal moeten wyken, m. a. w. een standhouden ach ter de Ardjeh niet mogelijk zal blijken te zijn. De medewerking van een groot aantal vliegtuigen aan de zijde van den generaal Allenby, heeft veel bijgedragen tot 'het behalen van deze belangrijke successen. EeD noodkreet. Prov. Von Wendt, vertegenwoordiger van den Fiuland- schen Senaat, die op het oogenblik te Kopenhage vertoeft, heeft het volgende telegram gezonden aan Wilson, Lloyd George en AsquithDe buitengewone noodtoestand, waarin mijn land verkeert, geeft mij de moed, my direct tot u te wenden en uw opmerkzaamheid erop te vestigen, dat wij onmiddellijk hulp noodig hebben. De noodtoestand van Finland is ongeëvenaard. Ten gevolge van den totaal mislukten oogst zijn wy verstoken van alle levensmiddelen en geheel aan ons zelf overgelaten. In onbeschrijfelijke hopeloosheid, in ons koud, afgelegen land met een hongers nood gedurende don aanstaanden winter voor oogen, roepen wij uw hulp in. Als er geen levensmiddelen uit de Ver. Staten of elders komen, staan wij voor een hongerdood. God geve, dat uw hulp niet te laat komt. edelgesteenten. Eens hadden zij de hoo rnen van een klein boschje, door hetwelk mijn pad mij voerde, zoo dicht bedekt, dat het er uitzag, alsof elk takje met prachtige lampions verlicht, elk blad met diamanten, robijnen en smaragden be dauwd was. Id sprakelooze verbazing bleef ik staan, en bewonderde het heer lijke schouwspel. Plotseling echter ver dween het, even snel als het verschenen was, en alles was weder duisternis.* >Inderdaad was het nu zoo stikdonker gewordeD, dat ik begreep, dat de maan weldra moest opgaan en, daar ik het overigens, in mijnen tegenwoordigen toestand, recht behagelijk vond, besloot ik op deze plaats af te wachten, dat de nacht lichter zou geworden zijn. Ik zette mij neder aan den rand van een watertje, dat bezwaarlijk eene el breed was een liefelijk koel windje, de rijke geur, die in mijne nabijheid uit de bloesemkelken van eenige boboels (Arabische gom-boo- men) stroomde, het verdwijnen der lastige insecteD, en eene hooge mate van ver moeidheid vereenigden zich, om mij vakerig te maken, en juist was ik op het punt, om mij aan de onweêrstaanbare omarming van den slaap over te geven, toen plotseling iets tegen mij aanstiet ik hoorde eene soort van snorrend geluid iets scherps veroorzaakte mij pijn aan mijn uitgestrekt liggend been.« [Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1917 | | pagina 1