Yl. JU ÊJk
No. 52.
Zaterdag 6 October 1917.
33e «laarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
J. C. YINK - Axel.
Buitenland.
Binnenland.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 60 Cent; franco per post 70 Cent.
Voor België 80 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Weststr. D 11.
tot 4 regels 25 Cent; voor
Groote letters worden naar
ADVERTENTIEN van 1
eiken regel meer 5 Cent.
plaatsruimte berekend.
AdvertentiSn worden franoe ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en VrQ dagmiddag TWAALF ure.
DE OORLOG.
De laatste weken werden kolommen
vol gezet met de uitvoerige nota's die
Duitschland en Oostenrijk-Hongarije
wisselden met Z. H. den Paus, als
antwoord op zijn vredespoging. En nog
is men er niet over uitgepraat.
De Avp. geeft er de volgende beschou
wing over.
„Deze ernstige en oprechte overtui
ging geeft ons den moed tot het ver
trouwen, dat ook onze tegenstandersin
de door Zijne Heiligheid ten overweging
gegeven gedachte een geschikte grond
slag mogen zien om onder voorwaarden
die met den geest der billijkheid en
met den toestand van Europa overeen-
stemmen, nader te treden tot de voor
bereiding van een toekomstigen vrede."
Aldus luidt het slot en mede het
essentieele van het antwoord van
Duitschland op de nota van den Paus.
En Oostenrijk-Hongarije zegt o.m.
.Geleid door den geest van gematigd
heid en verzoeningsgezindheid zien wij
in de door Uwe Heiligheid gedane voor
stellen den geschikten grondslag voor
het inleiden van de onderhandelingen
ter voorbereiding van een voor allen
rechtvaardigen en duurzamen vrede.
Wy hopen innig, dat ook onze tegen
woordige vijanden door dezelfde gedach
ten mogen zijn bezield".
Ook dit is de kern van het antwoord
van die zijde, de rest is bombast en
franje, die aan diplomatieke vertooging
in den regel niet ontbreken en die dan
ook daarom aanleiding zijn, dat de
eigenlijke inhoud bij een vluchtige
lezing verloren gaat. Indien men er
nog aan mocht twijfelen, zoo blijkt uit
deze antwoorden, die zoo volkomen
overeenstemmen ten duidelijkste, hoe
de vertegenwoordigers van Duitschland
en Oostenryk Hongarije in deze aange
legenheid volkomen parallel gaan. Zij
zeggen niets nieuws, zij laten niets los,
zij beloven alleen iets idieels, zij noodi-
gen alleen de tegenpartij tot onderhan
delen uit, doen, wat zij alreeds vroeger,
bij het eerst gedane aanbod in 1916
hebben gedaan. In zooverre zijn dus
de antwoorden geheel langs de bedoe
ling van den Paus heen gegaan. Dat
Duitschland eü Oostenrijk Hongarije
beiden te allen tijde genegen zijn tot
onderhandelen, dat stond al sedert lang
zeer vastom nogmaals die verzekering
te krijgen was het niet noodig, dat het
Kerkelijk Hoofd zich in de zaak ging
mengen. Van zijn zijde zijn bepaalde
voorstellen gedaan en ten aanzien
daarvan had hij uit den aard der zaak
de inzichten der oorlogvoerende willen
vernemen. Per slot van rekening is
eigenlijk Amerika de eenige, die in dat
i opzicht zich duidelijk uitspreekt. De
[.overige oorlogvoerenden handelen in
gelyken geest, d.w.z. zij negeeren de
hoofdzaak en de Centralen doen dat in
een hoffelijk antwoord, de Entente
t Staten met uitzondering van Rusland
in een onhoffelijk stilzwijgen.
De Paus polste de oorlogvoerenden
nopens de geneigdheid tot den terugkeer
ytot den „Statusquo ante bellum" en
voorts zot een algemeene vergiffenis
die dan moest voeren tot ontwapening
(ten deele) en ten slotte tot de bekende
bond van natiën, met het rechterlijken
weg te regelen. De geneigdheid om tot
dit laatste doel te geraken, hebben alle
oorlogvoerenden al meermalen uitge
sproken. Wat den terugkeer tot ,den
toestand van vóór den oor(og" aangaat
dat was het kernpunt van 's Pausen
betoog en daarop komt van de zijde
der Centralen geenerlei antwoord, In
zooverre is het dus een groote desillusie,
vooral na de persartikelen, die in
Duitschland tevoren het licht hadden
gezien en die een sterk vermoeden
hadden doen post vatten, dat althans
ten aanzien van een enkel punt, dat
met dio .terugkeer tot dpn toestand
van vóór den oorlog" verband hield
t.w. het herstel van België, een positieve
uitspraak zou worden gedaan.
We gelooven dan ook niet, dat de
gegeven antwoorden den Paus aanlei
ding zouden kunnen geven tot hernieu
wing zijner pogingen; van een deel
der strijdenden krygt hij heelemaal
geen antwoord en het andere gedeelte
gaat met het antwoord langs de kern
van de vraag heen. Het is dus feitelyk
een vergeefsch pogen geweest.
Een oorlogscorrespondent van de Berl.
Ztg. am Mittag schrijftIn het entente
kamp schijnt werkelijk besloten te zijn,
de schoone en rijke stad Ostende te
vernietigen. De beschieting van zee
uit op 22 September was al erg genoeg,
en nu is op 25 September het aange
vangen werk voortgezet. Opnieuw ver
schenen ter hoogte van Ostende Engel-
sche monitors en hun granaten vielen
in de straten der stad, tot na korten
tijd de monitors door de Duitsche kust-
batterijen werden verjaagd. Maar daar
bij was de schrik voor de geplaagde
bevolking niet voorbij. Dinsdagnacht
is Ostende opnieuw geteisterd, ditmaal
door een beschieting van de iandzyde,
en ditmaal waren de offers onder de
inwoners bijzonder groot. In het duister
floten de projectielen van zwaar kaliber
door de nauwe straten, waar de huizen
vol menschen dicht op elkaar gepakt
staan. Een vol. uur lang woedde de
verschrikking over de stad. Een heele
schaar inwoners vluchtte naar den tuin
van het park achter het stationmaar
ook in het park kwam een granaat neer
en maakte slachtoffers.
Officieren, die ik heb gesproken had
den by het aanbreken van den dap
meegeholpen, onder het puin geraakte
menschen uit te graven. Verscheidene
ongelukkigen die in het leven waren
gebleven, waren in hun verstand ge
krenkt. Overal hoorde men geklaag,
geroep om hulp en verwensehingeD.
De inwoners zijn geheel buiten zich zelf
van woede. Indien de vijand voor de
poort stond, zouden zij het lot begrijpen,
maar dat hun dit door vrienden wordt
aangedaan, begrijpen zij niet. Boven
dien kunnen zij er zich indenken, dat
de beschieting overdag een militair
doel zou hebben en berust op waar
neming maar evenmin begrijpen zij
dit in den wilde weg woeden nachts.
Van het Westerfront weinig nieuws.
De Engelschen zetten er systematisch
hun taktiek van afbrokkelen, harcelee-
ren en terugdringen van den vijand
voort en zijn kennelijk bezig, hun
troepen te hergroepeeren. Het Engel-
sche legerbericht meldt althans slechts
In den afgeloopen nacht was de vijan
delijke artillerie zeer actief ten O. en
ten N. van Yperen en bij Nieuwpoort.
De laatste berichten toonen, dat
Dinsdagnacht niet minder dan vyf
afzonderlijke aanvallen door den vijand
met versche troepen zijn ondernomen
of beproefd op een deel van ons nieuwe
front tusschen den wegYperenMeenen
en den N. O. hoek van het Polygoon
bosch. Een andere vijandelijke aanval
is zonder succes ondernomen van den
spoorweg YperenRoeselaere tegen
onze stellingen bij Zonnebeke. Behalve
dat, naar reeds gemeld, twee kleine
vooruitgeschoven posten verloreu gin
gen, mislukten deze zes aanvallen alle.
De vijand leed zware verliezen en de
aanvallen brachten hem geen voordeel.
Een vijandelyke overrompelingsafdee-
ling is met verlies afgèslagen ten Z.
van Lens.
Nederland en'de oorlog.
De bommen op Sluis,
De Tel. deelt nog eenige bijzonder
heden mede omtrent de verwoeste hui
zen. De vrouw van bakker Versluis
was nog zeer onder den indruk van den
doorstanen schrik.
Aan de achterzijde van het perceel
zagen we een tooneel van verwoesting
steenen, pannen, glas, verwrongen ijze
ren staven, stukken hout, een brok van
een schoorsteen, meubelen, alles lag
daar als een chaos. Het projectiel had
hier een diepen put geslagen. Boven
het puin stak het stuur van een fiets
uit; maar de fiets behoorde aan den
buurman. De ontploffing had een
zonderlinge uitwerking.
Hier stond mijn bakkerij vertelde de
heer Versluis. Het dak met 't zink is
in den tuin van mijn rechterbuurman
gevallen.
We zagen de zoldéring boven het
puin uitsteken als de vleugel van een
vliegtuig. Toen we op die ruïne stoDden
keken we meteen in de woning van
den heer Cauwels, waar de achtermuur
ingeslagen was. 't Projectiel is dan ook
terecht gekomen op de scheiding der
beide perceelen. Tusschen den winkel
van den heer Versluis en zijn bakkerij
is 'nachterkamer, die ook deerlijk ge
havend werd.
'tls een gelukkig toeval, dat we in
die kamer niet zaten, deelde de heer
des huizes mede. Ik had gisteravond
een vergadering bijgewoond. Gewoon
lijk bten we na de vergadering. Dit
maal deden we het er voor en zoo
kwam het, dat we niet in dit vertrek
zaten, maar reeds te bed lagen. We
waren nog wakker, toen het gebeurde.
Mijn dochter riep uit de nevenkamer,
dat ze een vliegmachine hoorde.
Pas had ze het gezegd, of we hoorden
een slag. Eenige oogenblikken later
klonk een gesis en weer een slag. Toen
was 't bij ons. Ik sprong 't bed uit en
keek naar beneden, zag stof in 't maan
licht en hield dit voor rook. 'k Meende
dat er brand woedde, zette mijn vrouw
en dochter aan, gauw naar beneden te
vluchten. Toen zagen we, dat er geen
brand, maar wel een groote ruïne was.
En mijn eerste opwelling was er een
van dankbaarheid, dat we er ons leven
hadden afgebracht. De ruïne kunt ge
zelf zien.
De ruïne is dan ook verschrikkelijk
en elk oogenblik kan nu het huis
instorten. De heer Cauwels is met zijn
gezin langs een ladder door een raam
gered, omdat door de verwoesting de
trap zyner woning reeds versperd was.
In de Nieuwstraat by den schoenma
ker Herremans, zag het er ook droevig
uit vertelde de corr. De arme menschen
waren juist bezig hun meubeltjes op
een handkar te laden. Dit huis heeft
nog 't meest van alle geleden. Een
kamer is nog vrij gaaf, maar de rest
ligt zoo goed als neer. En hier had
een vreeselijk drama plaats kunnen
hebben.
Wij lagen juist tien minuten in
bed, vertelde Herremans. Ik hoorde
al het geweld in de lucht en zei nog
fot myn vrouwHoor ze eens bezig
zijn 1 Als er hier maar geen bommen
vallen. Pas waren de woorden er uit,
of daar had je het. Een geweldige slag
gekraak, gerinkel. Ik vloog het bed uit
en stormde in mijn eerste verbijstering
naar de voordeur, maar toen vloog ik
naar achter, want ik dacht aan mijn
kinderen. Daar in de kamer achter de
mijne, sliepen ze. Ga er eens kijken.
We gingen er heen, maar konden moei-
lyk in de ruïne nog een kamer herkeu
nen. 't Was een hoop steenen, balken
en glas.
Herremans wees ons een hoekje waar
eenige balken een soort van heliend
dak vormden met pannen en steen
bedekt.
„Daar lagen m'n kinderen", hernam
hij. 'k Dacht dat ze verpletterd waren.
Wat er in mijn omging toen ik de ruïne
zag, kan ik u niet zeggen, maar daar
hoorde ik stemmen. Myn kinderen rie
pen om hulp.
We kunnen er niet uit! klaagde 't
oudste, een meisje.
Wacht maar, zei ik, ik zal wei
een gat maken en je helpen. Eenige
burgers en soldaten schoten toe. Ik
vreesde, dat ieder oogenblik de steenen
boven hen zouden- neer zakksn. Met
de meeste voorzichtigheid ruimden we
't allernoodigste weg en door dat kleine
gat daar trokken we de kleinen er uit.
Ik zag eerst de hand van het meisje,
't Kind stak de handen omhoog en we
grepen ze vast, maar ze beschermde
nog haar broertje. Het jongetje was
onlangs aan zijn beentje geopereerd.
Denk aan mijn beentjeriep het
nog toen we het naar boven hielpen.
Hoe gelukkig ik was, toen ik mijn
kinderen ongedeerd voor me zag, kun
je begrijpen Nu loopen ze al weer