■(■ill
aar#.
Woensdag g September 1917
o o r
ieuws- en Advertentieblad
Zeeuwse h-Yr laan deren.
F. ÖIELEMAA,
Binnenland.
FEUILLETON.
D't blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 60 Cent; franco per post 70 Cent.
Voor België 80 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER —UITGEVER
AXEL.
tot 4 regels 25 Cent; voor
Groote letters worden naar
AÜVERTENTIEN van 1
eiken regel meer 5 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag EEN ure.
Broodrantsoen.
Het Bureau voor Mededeelingen om
trent de Voedselvoorziening meldt
In verbahd met de noodzakelijk ge-
bleken vermindering van het brood'
rantsoen is aan de gemeentebesturen
ter verspreiding een tweede mededee-
ling toegezonden van den volgenden
iQhoud
In de vorige „Mededeeling omtrent
de voedselvoorziening Wees zuinig op
brood" is uiteengezet dat, tenzij er ver
betering kwam in de vooruitzichten
met betrekking tot den graantoevoer,
vermindering van het broodrantsoen
onvermijdelijk zoude worden. Spoedi
ger dan toen nog verwacht kon worden
heeft de Regeering zich geplaatst gezien
voor de noodzakelijkheid van een
nieuwe beslissing. De telegrafische
gedachtenwisseling tusschen de Regee
ring en onzen gezant te Washington
over de mogelijkheid om ahnog toevoer
van graan te verkrijgen heeft plotseling
een einde genomen door het thans
ingekomen bericht: dat de uitvoer van
de reeds iDgeladen hoeveelheden tarwe
en meel, voor gebruik hier te lande
bestemd, geweigerd is, terwijl de toe
stand van de andere reeds ingeladen
granen tengevolge van het lange opont
houd, dermate is achteruitgegaan, dat,
wanneer deze nog mochten aankomen,
op gebruik daarvan voor menschelijke
voeding niet mag worden gerekend.
Wij weten thans dus met zekerheid,
dat op aanvoer van broodkoren uit
Amerika niet valt te rekenen en dat
El)
Nov.
De zon was reeds lang ter neder ge
daald; alle sporen van tiaar weldadig
licht waren, met eene voorbeeldelooze
snelheid, van aarde en hemel verdwenen,
en slechts hier en daar drong een flauwe
schemering door de saamgepakte wolken.
In die ontzagwekkende duisternis, nog
verhoogd door het geloei der noorde
winden, verhief zich een oud en somber
kasteel, akelig en fier, te midden der
honderdjarige eiken. Dat kasteel scheen
een verlaten overblijfsel uit lang vergeten
jdageD, eene onbewoonde spelonk, want
geen enkel licht blonk door de hooge
tensterramen der ranke torens, en men
hoorde daar binnen nietsniets dan
hen hamer van de burchtkiok, welke het
nur van den nacht verkondigde. Een
bijgeloovig reiziger zou dat gebouw een
itoovershol, of wel de woning vau Looze
leesten gewaand hebben want men kan
tich geen slot denken, dat een woester,
en, indien ik mij zoo mag uitdrukken,
ph&ntastieker voorkomen had, dan dit
'chrikwekkend kasteel. Aan de eene
ïijde van het slot verspreidde zich een
bread meer, waarop zich, in de laatste
reek» van jaren, niet een enkel vaartuig
wij zullen moeten trachten rond te
komen met datgene, wat wij thans hier
te lande beschikbaar hebben.
Het komt er nu op aan, de voorraden
welke er zijn, zoo doelmatig te ver
doelen, dat zij in verband met wat
verder voor de voedselvoorziening ver
strekt kan worden zoolang mogelijk
zullen duren, zonder aan den anderen
kant in een bezuiniging te vervallen,
die schade zou toebrengen aan de
volksgezondheid.
Een inkrimpiug van het broodrant
soen wat in de practijk neerkomt op
een verlenging van den duur der brood
kaart, is noodzakelijk geworden. Men
zal dus voortaan in plaats van negen,
elf dagen met zijn broodkaart moeteD
doen.
Zoodoende wordt het mogelijk den
winter door te komen met een brood
voeding, die wel schraal is voor velen,
ja voor de meesten, matr toch te ver
kiezen boven de zekerheid, dat vóór
den winter er anders een dag zou aan
breken, waarop er in bet geheel geen
brood meer zou wezen.
Hoe lang bij dit rantsoen de voorraad
zal strekken, is niet met zekerheid te
zeggen, omdat dit ook afhankelijk is
van onzen eigen oogst, waarvan de op
brengst nog niet bekend is.
Gelyk gezegd zal de broodkaart thans
elf dagen geldig zijn en wel voor het
eerst die, welke 2 Sept. begint en die
dus zal duren tot en met 12 Sept., die
welke 13 Sept. begint duurt dus tot
23 Sept. enz.
De Regeering heeft in de vorige
mededeelingen het vertrouwen uitge
vertooude, terwijl het eenzame kasteel
aan de andere zijde beveiligd was door
sterke wallen en schansen, die vroeger
veel hechter en sterker waren, doch nu
toereikend genoeg, om het slot als het
ware van de geheele wereld af te scheiden.
In de nabijheid dezer ruïnen, welke
de tijd gevormd had, ontwaarde men hier
en daar nog puin- en steenhoopen, het
werk van den laatsten eigenaar des
kasteels, een man, van wien men schro
melijke dingen wist te vertellen een
man, die zijne nagedachtenis slechts door
dolzinnige en wreede daden had geken
merkt, wiens naam overal geducht, ge
vreesd, gehaat, gevloekt was
De omliggende velden waren door vuur
verschroeid, van lommer beroofd en on-
ruchtbaar. In ééa woord het scheen,
of de vloek des Hemels over dit onge
lukkig landschap zweefde, een landschap,
waar niets woonde dan jammer en ellende.
Maar hoe zou dit oord ook door den
Hernel kunnen gezegend worden?
Wezen de landlieden er den nieuws
gierigen reiziger de plek niet aan, waar
de vroegere burchtheer een zijner vijanden
doorstiet of liever vermoordde, want zie,
hij drukte hem het moordend staal in de
borst, in een tweegevecht zonder getuigen!
Of wandelde een hunner ooit gerust en
stil langs de roode paal, daar ginds aan
den oever van het meer Want tot daar,
zeide het volksverhaal, tot aan die paal
had de woesteling zijne arme gade voort
sproken, dat het Nederlandsche volk de
maatregelen, welke de noodzakelijkheid
oplegt, zou weten te dragen.
Zij herhaalt dit thansniemand is
meer dan de Reg. overtuigd, dat deze
maatregel voor velen ontbering en op
offering beteekent. Hiertegen te morren
helpt echter niet. Wij moeten met
elkander de lasten weten te dragen,
die de oorlogstoestand ons oplegt en
ons in de komende dagen in steeds
verhoogde mate zal opleggen.
Van hare zijde wil de Reg. echter
den maatregel zooveel mogelijk ver
zachten als in haar vermogen is voor
hen, die het zwaarst worden getroffen.
Daarom heeft de min. van Landbouw
aan de gemeentebesturen een aanschrij
ving gericht waarbij dezen wordt ver
zocht voor een eerste aanvullingskaart
behalve de reeds aangenomen personen,
al diegenen in aanmerking te doen
komen, die door spierarbeid den kost
moeten verdienen.
Ten einde voorts ieder onnoodig ver
bruik van brood te voorkomen is het
verboden in eetgelegenheden en derge
lijke inrichtingen brood te verstrekken
bij koude eu warme schotels, óók wan
neer voor dat brood afzonderlijk zou
worden betaald.
De vooruitzichten onzer broodvoor
ziening geven alle aanleiding om met
den meest mogelijken ernst de reeds
eenmaal gegeven waarschuwing te her
halen Wees zuinig op brood
Rantsoeneering van gas en electriciteit.
De Rijks Kolendlstributie heeft voor
de rantsoeneering Van gas en electrici
gesleept; op die plek wierp hij de onge
lukkige in het water, daar vond zij den
dood. Elke voetstap, die men op den
gevloekten grond zette, herinnerde den
wandelaar aan een ijzingwekkend voor
val, aan een gruwelijk misdrijf.
Ea toch, dat huis, dat vreeselijke
kasteel, was niet ledigintegendeel, een
nazaat van den geweldenaar huisde daar
met zijne moeder.... en hoewel men dezen
lieden niet één misdrijf kon ten laste
leggen, toch was hunne inborst niet van
zoodanigen aard, dat zij een waarborg
opleverden voor de niet herhaling der
vroegere tooneelen. Verre van daar. De
jonkuian, die het kasteel bewoonde, was
hoogmoedig van aard en daarbij oploopend,
tot waanzinnigheid toe, terwijl hij nimmer,
van wien ook, de minste tegenspraak
duldde. Het was een zonderling, bijna
onverklaarbaar wezen. Op zijn zestiende
jaar schuwde hij de werelddezelfde
wereld, waarin hij later zulk eene belang
rijke rol zou vervullen, wier genoegens
hij zou begeeren, wier handgeklap hij
zoude najagen, de wereld, die hem eens
tot een nalf-god moest verheffen. Hij
was, zeide ik, zestien jaren oud, dat is
op het beslissend tijdperk des levens,
waarin het toekomstig lot der meoschen
zich meestal onherroepelijk bepaalthij
was den tweesprong genaderd, welke aan
de eene zijde tot geluk en welvaart, aan
den anderen kant tot onheil en ellonde
voerthij zou kiezen tusschen goed en
teit voor het tijdvak van 1 Oct. 1917
tot en met 31 Maart 1918 de volgende
regelen vastgesteld.
Gas. Aan alle particuliere verbrui
kers moet worden verstrekt
I. als minimumrantsoen a. voor ver
lichting in October 16 Ms., November
22 M8., December 26 M8., Januari 24 M3.,
Februari 19 M8., Maart 13 M3.b. voor
bij koken (waterverwarming enz.)10
M8. per gezin per maand, vermeerderd
met 2 Ms. voor elke persoon, waaruit
het gezin bestaat.
II. als vast rantsoen voor verwarming
180 M8. voor eiken door de Brand
stoffen-Commissie geboekte gashaard,
waarvoor van het brandstoffenrantsoen
6 H.L. steenkool wordt afgetrokken.
Nadat voor elke gasfabriek de hoe
veelheid gaskolen (gasolie) is vastge
steld, noodig, zoowel om bovenstaande
rantsoenen at te leveren als om in de
door de Rijks Kolendistributie vast te
stellen hoeveelheid gas voor industrie,
straatverlichting, verlichting vau open
bare gebouwen enz., te voorzien, wordt
de overblijvende hoeveelheid verdeeld
over de gasbedrijven in die gemeenten,
in welke het gemiddeld verbruik in
1914 hooger was dan het minimum
rantsoen.
Aan alle gasbedrijven zal in de eerste
dagen van September worden medege
deeld, welke hoeveelheid gas in het
tjjdvak van 1 October 1917 tot 31 Maart
1918 kan worden afgegeven.
Elke gemeente moet een zoodanig
stelsel van gasrantsoeneering invoeren,
dat elke verbruiker zijn minimum
rantsoen ontvangt.
kwaad! Vreeselijke keuze! Ijzingwek
kend oogenblik
In den boezem van dezen jonkman
woelden alle hartstochten, en daar de
goddelijke gave der poëzy, de gave, om
de tochten zijner ziel, de driften, die in
zijn binnenste woelden, in zangen lacht
te geven, nog altijd in zijn binnenste,
sluimerde, zoo barstten ze slechts uit in
buitensporige grillen, in dolzinnige daden,
in de meest tegenstrijdige en ongerijmde
handelingen.
In zijn binnenste \Voelde eene innige
onrust, eene onrust, die hem folterde,
die hem eeuwig vervolgde, die hem het
leven bijna tot last maakte.... en, om aau
die onrast eenige afleiding te verschaffen,
gaf hij zich aan alle zielsaandoeningen
prijs, terwijl het hem onverschillig was
waaraan hij die ontleende. Nu eens
boeide eene treurige gedachte, vol wee
moed eu akeligheid hem ureu lang aau
den oever van het meer dan weder ver
meesterde de begeerte naar grootheid en
roem zijne zinneD, of hij wilde op verre
reizen gaan en verwerven zich een naam,
door bet trotseeren van ongelooflijke ge
varen, door vreeselijke gevechten ge
vechten tegen menschen eu dieren ja,
eene worsteling tegen de elementen der
natuur
Zijue ziel dorstte werkelijk naar gevaar,
naar gevareu, die hij moedig trotseeren,
mannelijk overwinnen kou.
Wordt vervolgd.)