Xo. 50.
Woensdag September 1913.
*29e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
My
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. DIELEMAN,
Buitenland.
FEUILLETON.
De dochter van den Spion.
AXELSC
COURANT.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Cent; franco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
AVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 8/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
DE BALKAN.
Naar gemeld, hebben de Serviërs,
terstond na de inlijving van het nieuwe
gebied, de Servische douanerechten op
dat gebied van toepassing verklaard.
Zulks heett nu reeds de nadeeligste
gevolgen voor den handel van Saloniki.
De wilajets Uskub en Monastir, die
hun waren uit Saloniki plegen te be
trekken, hadden tot dusver daarop ge
middeld 11% aan rechten te betalen,
ofschoon die wareu bij hun invoer in
Saloniki reeds met 11% werden belast.
Die eerstgenoemde 11% ZÜQ DU t0^
gemiddeld 40% gestegen.
De importeurs van Uskub en Monastir
hebben aau hun correspondenten te
Saloniki geseind terstond alle verzen
dingen te staken. Een vijftigtal spoor
wagens met verschillende koopwaar,
zijn onderweg door de verzenders op
gehouden, daar de koopers ze, in ver
band met de verhoogde douanerechten,
weigerden in ontvangst te nemen.
Om dezelfde reden zijn een aantal
waggons met bestemming naar Albanië
op het station te Saloniki blij ven staan.
In financieele kringen te Saloniki gelooft
men dan ook dat door de nieuwe douane
rechten de exporthandel van die haven
te gronde zal gaan.
Grieken en Bulgaren beschuldigen
elkander over en weer van juist dezelfde
euveldaden.
De Grieken zijn begonnen de Bulgaren
te beschuldigen priesters, onderwijzers,
ambtenaren en kooplieden te hebben
ontvoerd.
De menschen, zeggen de Bulgaren,
moesten wij gedurende den oorlog „voor
zichtigheidshalve" gehangen zetten.
Volgens de Agence Bulgare zijn die
lieden nu weer vrijgelaten. Grieken
land houdt daarentegen een groot aantal
Bulgaarsche bestuursambtenaren en
beambteD bij de post en bij banken
gevangen, die geenszins als gevangenen
mogen worden behandeld. Een groot
aantal aanzienlijke Bulgaren zijn alleen
gevangen gezet omdat zij tijdens de
de Turksche heerschappij aan de Bul
gaarsche propaganda hadden meege
daan. De Grieken hebben die lieden
op allerlei manieren gemarteld, ver
scheiden zijn door de slechte behande
ling gestorven. Wat zal het lot der
Bulgaarsche krijgsgevangenen zyn?
Overeenkomstig het internationale
gebruik, zoo meldt de Agence Bulgare
verder, heeft, nu de Bulgaarsche regee
ring een lijst van de Grieksche krijgs
gevangenen laten opmaken. Maar de
Grieksche regeering wil geen lijst van
de Bulgaarsche krijgsgevangenen inle
veren. Zij weigert zelfs over bizondere
gevallen inlichtingen te geven en heeft
den wensch uitgesproken zonder over
handigen van lijsten, de krijgsgevan
genen uit te wisselen.
Albanië dreigt al in tweeën te vallen,
vóór het nog recht bestaat. Te Durazzo.
Tirana, Sjiak, Kroja en Kawaja zyn
volksvergaderingen gehouden, die be
sloten zich bij Esjad pasja aan te sluiten.
Zij namen moties aan. waarin het nood
zakelijk tverd genoemd, dat Noordelijk
Roman van E. von WaldZedwitz.
Nadruk verboden.)
'Braaf Nazi o Nazi is braaf en
luitenant goed, zoo goed
Hij wilde zijn dwaze streken opnieuw
vertoonen, doch de luitenant pakte hem
bij den kraag, bracht zijn knecht tot
staan en zoover dat hij weder als een
gewoon mensch handelde.
'Halt beval flessenstein. »Zet de
geweren in rotten lc
De troep stond stil en volgde het
gegeveu bevel, ten einde de kleeding-
stukken, die erg gehavend waren, in
orde te brengen.
»Ik zou u thans raden, baron Similoff,
den terugweg aan te nemen gevaar is
niet meer voorhanden, het gedrang zal
ieder oogeablik grooter worden,* zeide
Frans tot den Rus, misschien nieuwe,
hem verdacht voorkomende uitdrukkingen
van Stojan vreezende. Bereidwillig volgde
de baron den hem gegeven raad.
'Adieu, mijnheer von Hesseostein,
vriendelijk bedankt voor de verleende
bescherming,* zeide Similoff, Frans de
hand ten afscheid reikende. Hessenstein
deed alsof hij deze bewegiug niet be
speurde; hij groette op militaire wijze,
zijn oog zocht Marie Esther. De jonge
man zag er op dat oogenblik droevig uit
het diepe leed, waaronder hij gebukt
ging, deed hem een jaar ouder schijnen
Hij wilde breken met een schoon vel
leden, haar nooit, nooit meer wederzien
zij de dochter van een spion en hij, hij
de koninklijk-keizerlijke officier, van wien
iedere hartslag aan zijn keizer en vader
land gewijd was --- neen neen hij
moest sterk zijn, van haar scheiden
Vaarwel, freule Marie Esther 1* zeide
hij zachtkens en met bevende stem.
Waaneer zullen wij elkander weder
zieu vroeg zij getroffen.
»Nu, ik denk hedenavond nog, alvorens
wij op de boot gaan viel Alice vroolijk
in de rede.
»Wij zijn in het café Marina voegde
Similoff er aan toe.
Over Frans' oogen werd als 't ware een
sluier gevormd, zijn voeten dreigden hun
dienst te weigeren angstig zag hij Marie
Esther aan.
Wanneer zullen wij elkander weder
zien vroeg zij in vliegende haast.
»God moge het weten, dat hij u be
hoede,* fluisterde hij haar op beteekenis
volle wijze toe. Eiu niet te beschrijven
angst vervulde hare ziel, zij wist thans,
daar het gevaar gelukkig voorbij was,
niet, welken uitleg zij moest geven aan
het ernstige gelaat van den officieï. Een
vraag zweefde op hare lippen, doch zij
had geen tijd die te uiten, twee krachtige
Albanië niet afhankelijk zoude zijn van
de voorloopige regeering, maar het
bestuur ervan aan Fsjad pasja, den
minister van binnenlandsche zaken zou
worden opgedragen. Het financieele
bestuur schijnt Esjad zich inderdaad
reeds te hebben toegeëigend.
De bergstammen van Alessio (ten
Noorden van Durazzo) echter, hebben
zich met de voorloopige regeering soli
dair verklaard en willen met deze voor
de eenheid van Albanië werkzaam zij n.
Volgen de Politische Correspondenz
heeft majoor Spyromilos van Chimara,
den Epiroten aanbevolen om alleen dan
de internationale commisse tot afbake
ning van de grens te ontvangen, indien
de leden schriftelijk verklaarden, slechts
als gewone reizigers te komen.
N. B. Crt.
AMERIKA.
De moordzaak te New-York houdt de
gemoederen aldaar nog steeds in op
winding. De eerste telegrammen uit
New-York en ook de buitenlandsche
bladen hebben den moordenaar Schmidt,
een r. k. priester genoemd. En inder
daad nam hij geregeld de biecht af en
celebreerde hij de mis.
Echter verzekert de hoogere r. k.
geestelijkheid in New-York, dat Schmidt
niet tot het eigenlijke priesterkorps be
hoorde. Een verklaring in dien geest
is afgelegd door kardinaal Farley te
New-York. Ook gaf deze te verstaan,
dat men reeds lang op Schmidt het oog
had als op iemand, die niet volkomen
normaal was. Bovendien zouden de
papieren, door Schmidt te New-York
overgelegd om daar zijh bediening te
krijgen, valsch zijn geweest.- Hoe het
hiermee zij, het staat wel vast, dat de
moordenaar thans den indruk tracht te
wekken, dat hij gek is. Hij is in zijn
cel bezocht door pater Evers, kapelaan
van de gevangenis. Deze had hem
gevraagd door wien hij tot priester ge
wijd was, waarop Schmidt antwoordde
„door de heilige Elisabeth". Ook bazelde
Schmidt, dat de heilige Elisabeth hem
had opgedragen een bloedoffer te bren
gen, juist als het eertijds aan Abraham
was bevolen, Isaac te offeren.
Hoe een verhard zondaar deze Schmidt
is, moge hieruit blijken, dat hij den dag
vóór zijn inhechtenisneming nog de
biecht had afgenomen, terwijl hij in den
morgen zijner arrestatie de mis zou
gecelebreerd hebben en de communie
zou hebben toegediend, ware hij niet
gegrepen.
De moord zelf is blijkens de be
kentenis van Schmidt een weergaloos
gruwelstuk geweest. Schmidt had voor
het meisje, met wie hij leefde en dat
een kind verwachtte, kamers gehuurd,
waar zij tezamen kwamen. In den
nacht van den moerd begaf Schmidt
zich naar de woning. Hij had zich
voorzien van een vleeschmes en een
beenhouwerszaag. Juffrouw Aumüller
sliep en Schmidt sneed haar den hals
af. Zonder tot bewustzijn te zyn ge
komen, stierf zij. De moordenaar sleepte
het lijk naar de badkamer en sneed
het in negen stukken. Hij maakte daar
van pakjes en nam die een voor een
onder den arm mee naar buiten, Dan
liet hij zich met een veerboot over de
handen trokken haar terug, een zonderling
meisje, schoon, buitengewoon schoon in
haren angst, die iedere spier van het
gelaat deed trillen, stond met hoog opge
heven hoofd achter Marie Esther. Het
was Zorka Zorka, die zij reeds meer
malen had gezien.
»Laat mij, Signora, om Gods wil, laat
mij tot hem gaan!*
Marie Esther week terug; Frans zag
het schoone meisje sprakeloos aan, zij
lag aan zijne voeten.
»Laat mijn vader vrij, gij hebt dat in
uwe hand, laat hem vrij
Frans hief haar op.
»Dat ligt niet in mijne macht, mijn
arm kind. Eerbied voor de wet is de
eerste plicht!* zeide Frans aangedaan.
Zorka sprong op, daarna wierp zij zich
opnieuw op den grond en omvatte de
knieën van den luitenant.
»Red hem, hij heeft niet medegevochten,
een toeval bracht hem daar ginds
Frans schudde met het hoofd.
»Het onderzoek zal dit aan het licht
brengen
'Genade genade
Weder sprong zij op en hing nu met
als 't ware 'bovenmenschelijke kracht om
zijnen hals. Oog in oog, met hare wang
op die van hem, welke haar pols voelde
kloppen, zijn warme adem, zich vermen
gende met de hare, met een hart, dat
tegelijkertijd van kinderliefde en van
liefde voor den onverbiddelijken/ man
gloeide, zoo zag zij hem aan. O, indien
zij hem kussen kon, indien zij dit kon
Schuw weken allen terugde smart van
het kind over den vader, die een zekeren
dood wachtte, werkte verlammend op
iedereen slechts het hart van de harte
lijkste, de liefste ouder allen, werd door
diepen weemoed getroffen.
»Kom, papa, kom, ik stik, die hitte,
die menschen, het is ontzettendriep
Marie Esther en trok den baron met zieh
voort. Alice zag zegevoerend rond.
»Ik heb gelijk,* fluisterde zij en volgde
vader en dochter. Daar kwam plotseling
een man uit de menigte te voorschijn,
groot, nog zelf een hoofd grooter dan de
grootste, bleek, met rooi gerande oogen,
lang zwart haar en een vollen baard,
gekleed in het zwart, als 't ware een
geestverschijning. Als de klauwen eens
adelaars vielen zijne lange, magere vingers
op Zorka's obtbloote schouders.
'Zorka
Meer zeide hij niet; een kouderillirig
voer door het lichaam der jonge vrouw,
haar armen Heten den hals van den
officier los, zij trad terug, maar nog altijd
hingen hare oogen vast aan zijne gelaats
trekken, alsof zij die nimmer wilde ver
geten.
'Zorkazeide de bleeke manweer
beefde zij onder den invloed dezer stem,
maar plotseling schoot zij nog eens op
den geliefde toe, met den mond vlak aan
zijn oor, en met de hand op baron Similoff