Gemengd Nieuws. In principe is spreker tegen samen voeging van verschillende kleine polders tot één waterschap, maar elk geval moet op zich zelf worden beschouwd. Spreker kan zich met dit voorstel niet vereenigen. Dat men in Zeeuwsch-Vlaanderen veel kleine polders vindt is een gevolg van de geschiedenisde verschillende polders legden bij hun ontstaan in hun eigen belang dijken, maar niet in dat van anderen. Wanneer de lasten van een voor polder te drukkend werden, moesten achterliggende, bij verdediging belang hebbende polders steun verleenen. De hoofdzorg blijft in de eerste plaats bij de voorpolders en dan in de tweede plaats bij de eerst aanliggende. Dat is ook aangenomen in het regle ment op de calamiteuze polders. Wanneer men nu een waterschap gaat oprichten zullen onderscheiden polders, die geen belang hebben bij verdediging, die niet nat zouden wor den, al vloeiden Ser Lippen», Noord en Nieuw Othene ook, genoodzaakt worden bü te dragen voor een buitendijk. Dat is niet billyk. Men mag verdediging van de dijken niet vergelijken met de suatie. Er zijn verscheidene polders die hooger liggen dan de zeedijken. Het suatiebelang kan aanleiding zijn voor de oprichting van een waterschap maar de beveiliging van de afwatering is hier rijkszaak, rijksplicht. Is de zeewering niet in orde, dan kunnen Ged. Staten ingrijpen. Spreker zal zich beslist tegen het voorstel verklaren. De vorige hoofdingenieur wilde ook niet de oplossing die thans wordt voor gesteldhij wenschte één waterschap ter verdediging van de binnendijken. De heer Moerdijk acht het voorge stelde niet alleen onbillijk en onnoodig, maar ook onrechtvaardig. Spreker gaat den toestand en grootte na van de polders in Overslag, Zuiddorpe en Koewacht en van het door ingelanden ervan betaald wordend dijkgeschot. Dat bedraagt thans f 2.50 en zou bij de vorming van het gedachte waterschap tot boven de 3 stijgen. Spreker behandelt vervolgens het tractaat met België van 5 Nov. 1842, waarbij de afvoer van het water uit een groot deel van België is geregeld. Volgens spreker moet het Rijk nood zakelijk tusschen beiden komen en mag het zich daaraan niet onttrekken. »Ik zal myn best doen om je niet teleur te stellen,fluisterde zij. »Ik zal mijn best doen.< »Terleurstellen kan je mij niet,» zeide hij met de innigste overtuiging „Enkel gelukkig maken kan je mij% Zij vlijde zich tegen hem aan en sidderde in zijne armen, zoo veilig zich nu voelend, zoo geborgen voor allen nood en angst. »Je hebt nog een broeder zeide je niet vroeg zij. iJa ja. Een die mij zeer lief is en voor wien ik de plaats van den vader heb moeten innemen,* antwoordde hij warm. »Maar,« hernam zij, zich oprichtend, half schertsend en half in ernst »zal hij dan niet een beetje jaloersch zijn op je liefde voor mij Zal hij mij niet met leede oogen aankijken »Maar kind, hoe kan je zoo iets denkeD P Hij, die zoo echt broederlijk van mij houdt, hij zou mij mijn geluk niet gunnen Van zulk eene klein hartige zelfzucht is Richard vrij. Je zult van hem houden daar ben ik zeker van. »En gelukkig is hij niet?* vroeg zij zacht. »Neen en dat zal hij wel nooit wezen. Misschien dat ook ik niet vrij ben van schuld aan zijne keus. Ik droog hem tot trouwen, met de beste bedoeling, indertijd, (oen TTit naam van alle achterliggende polders protesteert spreker dan ook ten sterkste tegen het voorstel. De heer Siegers verdedigt het voor stel vau Ged. Staten. Dat college is meermalen opmerk zaam geworden op de onderzeesche verdediging van de zeewerende dijken die niet in voldoenden toestand ver keeren. Reeds in 1889 heeft de hoofdingenieur van den provincialen waterstaat., de heer Hogervvaard, op dien onvoldoenden toestand gewezen. Het is niet te voorspellen wanneer een mogelijke doorbraak kan plaats hebben, maar de peilingen wijzen op gestadigen achteruitgang van den voor oever. Spreker stelt verder in het licht, daarbij herinnerende aan de ramp, die 12 Maart 1906 deze provincie trol hoe onvoorziene oorzaken een bezwijken van dyken kunnen in de hand werken Het lid van Ged. Staten toont in den breede aan dat de eenige oplossing is de vorming van één groot water schap en raadt aanneming van het voorstel van Ged. Staten aan. Onderdeel la van het voorstel, vorming van één waterschap, wordt in stemming gebracht en verworpen met 34 tegen 7 stemmen. Voor stemmen de heereu Siegers, De Jonge, Bolle, Heyse, Fokker, De Casembroot en De Veer. Dientengevolge wordt het overige deel van het voorstel door Ged. Staten teruggenomen. Nog was door Ged. Staten voorge steld te bepalen, dat in voorwaarde 4 van hun besluit van 9 Juli 1902, no. 5, tot het perleenen van een subsidie voor den aanleg van een stoomtram weg van Hontenisse tot de Belgische grens in de richting van Selzaete, ge wijzigd bij hunne besluiten van 13 October 1905, no. 23a en van 12 Juli 1907, no. 35, in plaats van 1 Juni 1911 zal worden gelezen: 1 Juli 1915. Iu de afdeelingen wordt hiertegen geen bezwaar gemaakt en ook niet in de vergadering. Door Ged. Staten was voorgesteld een wijziging te brengen in het besluit der Staten van 19 November 1909, betreffende een subsidie voor een om- nibusdienst van het dorp naar het station Philippine door uit dat besluit te laten vervallen de bepaling dat voor 1 December 1909 het bewijs worde geleverd dat door de gemeente Philippine en anderen voor den dienst een subsidie wordt verleend, te zamen van ten minste ƒ135 'sjaars. In alle afdeelingen vereenigde men zich met dit voorstel. Dat deed ook de vergadering. Het voorstel tot wijziging van het reglement op het beheer der uitwate ring door de sluis in de Piet werd aan genomen. Afgewezen werd het verzoek van I. J. Porrey te Yerseke, om subsidie voor de instandhouding van het overzetveer van Yersekendam op Gorishoek. Eveneens werd afwijzend beschikt op het verzoek der Vereeniging Alge meen Schippers- en Visschersbelang te Brui- nisse om subsidie aan het waterschap Bruiniste voor begrinding van den weg over den Binnendijk. Het legaat van wylen den heer Henri Tak werd aanvaard. Ten opzichte van den stoomboot- dienst tusschen Schouwen, Zuid- en Noord-Beveland en Walcheren werd het voorstel van Ged. Staten aan genomen. De schel giDg over. Renate sprong op. »De gravin »Ben je bang vroeg hij glimlachend. Zij echter snelde weg. [Wordt vervolgd). Ook werd aangenomen het voorstel tot het aangaan eener geldleening van 235.000. Het voorstel-Dieleman c. s., om op 1 JaD. 1911 in vasten dienst zijnde arbeiders op de provinciale wegen met ingang van dien dag de jaarwedden toe te kennen, waarop zij rechü%oud m hebben, indien de thans geldende ver ordening van kracht ware geweest op den dag hunner indiensttreding werd aangehouden tot een volgende verga dering en intusschen gesteld in handen van Ged. Staten. AXEL, 22 November 1910. Vrijdagavond werd alhier op de bovenzaal van den heer G. Gilijamse de gepubliceerde vergadering gehouden van de alhier bestaande atdeeling van den Bond voor Staatspensionneering. Niettegenstaande het weer voor zoo'n avond als het ware niet ongunstiger had kunnen zijn, was toch de groote zaal buiten verwachting nog matig bezet, zoodat toen de waarnemend voorzitter de heer J. K. Vink de ver gadering met een welkomstwoord had geopend en belangstelling vroeg voor het te bespreken onderwerp, een 70 A 80 toehoorders aanwezig waren om de rede van den heer jhr. R. R. L. de Muralt uit Zierikzee bij te wonen, Het zou te veel plaats eischen om deze hier geheel uit te werken. De hoofdzaak was natuurlijk be pleiting van Staatspensionneering en omdat we nu zoo wat bekend achten, wat hiermede bedoeld wordt, wenschen we deze over het hoofd te zien en ons te bepalen tot enkele onderdeelen van sprekers rede. Zoo wees hij eer3t op de oorzaken, waardoor hulp in den ouden dag voor velen noodig was geworden en noemde daaronder gebrek aan ontwikkeling en beschaving onder de volksklasse van arbeiders en kleine patroons. Verschillende bestaande deugden in het Nederlandsch volkskarakter worden daardoor ontaard. En hier vooral was spr. blijkbaar in zijn element, waar hij aantoonde, dat ons volk werkelijk die deugden bezat, dat onze vrijheidszin niet was een zucht naar socialisme, maar een eisch om vergelding voor wat wordt gepresteerd. Hoe meer millioenen de bezitter verdient, hoe beter zegt spr. als hij dan door de wetten maar gedwongen is, die niet te laten roesten, maar te gebruiken tot verheffing van de ar beidersklasse, die ook ontspanning eischt in haar vrye uren. Natuurlijk wil spr. hier niet mee zeggen, dat de arbeider een piano in de salon moet hebben staan of iederen morgen een biefstuk bij het ontbijt. Spr. wil er maar op wijzen, dat de maatschappij, zooals die thans is inge steld met haar verschillende standen, hem noodzakelijk voorkomt. Trouwens er wordt, dit mag gezegd, tegenjvoordig veel gedaan tot verbete ring der sociale nooden. Zie maar op Leerplichtwet, Ongevallenwet, Arbeids wet, al hebben ze ook gebreken. Het is echter nog niet genoeg. De thans heerschende ellende onder vele ouden is daardoor niet weggenomen en die vraagt, neen eischt verlichting, zoo niet wegneming. Dit zijn alle partyen het roerend eens, en als bewijs haalt spr. hierbij verschillende uitingen aan van staatslieden van gezag. Maar hoe en hier is meer verschil van meening waar te nemen. Beknoptheidshal ve noemen we van de zés verschillende stelsels, die spr. behandelde, ouderdomsverzekering, ver plichte verzekering en staatspension neering. Daar ouderdomsverzorging eerst op treedt, als de ellende reeds beslaat, achtte spr. deze verwerpelijk. Het lijden moet zooveel mogelijk voorkomen worden, en waar spr. bewezen heeft, dat de arbeider dat zelf niet kan, moet de overheid dit doen. De regeering wil dit thans door een verplichte verzekering tot stand trach ten te brengen. Doch dan blijkt spr. dat niet de regeering en niet de kap! talist, maar misschien de arbeider en zeker de middenstand de zwaarste loodjes legt. Vooral de landbouwers zullen dan een hooge belasting hebben te betalen in den vorm van wekelijksche premie terwijl een massa geld zou komen in handen van hen, voor wien het niet bestemd is. En zoo kwam spr. tot zijn doel: staatspensionneering ais het beste mid del tot verbetering van den thans be- staanden toestand. Als tegenstander van de sociaal-democraten bewijst hij dat er geen socialisme schuilt in zoo'n regeling, maar tevens tart hij ook hen, die meeuen, dat staatspensionneering ónchristelijk zou zijn, nu eens te zeggen, waar de bijbel dat verbiedt. Hij wijst er op, dat hij hier geen politieke rede houdt, maar acht het noodig er op te wijzen, daar zekere partijen het als zoodanig wenschen voor te stellen, terwijl het juist de zulken zijn, die het zich 't eerst tot een plicht mochten rekenen aan staatspensionneering mede te werken. Na de pauze zette spr. duidelijk uiteen hoe bij de stijging der vermogens ieder jaar, onze schatkist best zoo'n pensioen kon betalen, zonder dat nog een staatsbankroet zou zijn te duchten. Spr. zegt, dat in de laatste 10 jaren reeds 60 millioen zijn verbruikt aan sociale wetten en zou nu, vraagt spr. ons land opeens ten onder gaan, indien jaarlijks 16 millioen werd besteed aan ouderdomspensioen, dat toch ook weer onder het volk verbruikt wordt? Hij ziet daarin geen gevaar en wekt vooral de meer gegoeden op om steun aan den bond. Na afloop van de boeiende rede, die zoowel om den schoonen vorm, als om den overtuigenden inhoud, tot het einde toe met onverdeelde aandacht was gevolgd, dankte dhr. Vink vnd., daar niemand het woord verlangde, den spr. voor zyn vurig uitgesproken woorden en het publiek voor de belang stelling. Ofschoon niet veel nieuwe leden toetraden, gelooven we toch, dat ver scheidene aanwezigen dien avond een geheel anderen kijk op de zaak hadden, dan yoorheen en zonder dat we hier propaganda wenschen te maken voor den bond, durven we gerust zeggen, dat zy die thuis bleven, een schoone leerrijke lezing hebben gemist, waaruit heel wat ontwikkeling op staatkundig en maatschappelijk gebied was te putten. Te Philippine waren Vrijdag op het boerenerf van den landbouwer Jan Schieman eenige boerenkinderen met den koewachter, een jongen van onge veer 13 jaren, aan 't spelen. Kort daarna ontstond er twist, waarbij men van woorden tot daden overging. De koewachter nam daarop eene spade, sloeg daarmee naar de kinderen en trot toen het zoontje van P. Schie man, broeder van den eersten, in het gelaat. Diens eene kaak was letterlijk doorboord en de dokter is er aan te pas moeten komen om dat lichaams deel dicht te naaien. De koewachter werd onmiddellijk weggejaagd, waar mee het wellicht niet zal afloopen. Zondagmorgen omstreeks half tien ontstond ten huize van een zekere V. te Middelburg een hevige twist tusschen vader en zoon, die spoedig op straat werd voortgezet. De zoon bedreigde het leven van den vader en beet hem onder den uit roep „ik zal je vermoorden" een stuk van de pink af, terwijl de man nog verschillende krabben in het gezicht ontving Daarna sloeg de woesteling de ruiten der ouderlyke woning in.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1910 | | pagina 2