No. 5-4.
Woensdag 13 October 1901).
25® Jaarj*.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. DIELEMAA,
Buitenland.
FEUILLETON.
COURANT.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vry dagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Cent; franco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vry dagnamiddag TWEE uren.
DUITSCHLAND.
Te Rimke bij Bochum werd Donder
dag in een herberg de bruiloft van de
dochter van een kapper met een mijn
werker gevierd. De bruid had vroeger
een ander mijnwerker uit Bochum tot
minnaar gehad, maar dien eenigen tijd
geleden afgedankt. Tegen drie uur
's nachts, terwijl de danspartij in vollen
gang was, ontplofte plotseling een dyna-
mietpatroon, die in het kozijn was
gelegd, met het gevolg dat vijf bruiloft
gasten ernstig en drie licht gewond
werden. Men vermoedt met een wraak
oefening van den vroegeren minnaar
van de bruid te doen te hebben en heeft
hem daarom in hechtenis genomen.
De rechtbank te Mannheim heeft twee
leden van een firma, die eierdooiers
door middel van boorzuur verduur
zaamde, tot 150 en 100 mk. boete ver
oordeeld.
Een van de deskundigen, die gehoord
werden, dr. Kugler, herinnerde aan de
onderzoekingen, welke van wege het
Amerikaansche departement van land
bouw 60 tot 70 dagen lang bij een
aantal personen verricht zijn. Er bleek
uit, dat zelfs zeer kleine hoeveelheden
boorzuur maagstoornissen veroorzaken
oprispingen, vermindering van eetlust,
braking en hoofdpijn. Tien gram boor
zuur kunnen doodelijk werken. Indien
de melkboeren, die 's zomers hun melk
door middel van boorzuur tegen bederf
vrijwaren, daar eens rekening mee
wilden houden
FRANKRIJK.
Te Epernay, een stadje in het depar
tement Marne, kwam Donderdag een
automobiel binnen rijden. Het was
half elf in den morgen, er liep veel
volk op straat, vooral werklui. De
automobiel kwam de Marnebrug over,
in dolle vaart. Een agent van'politie,
die op de brug stond, zag dadelijk, dat
dat mis moest loopen. Hij maakte een
teeken aan den chauffeur, maar deze,
in plaats van in te houden, zette zijn
machine nog harder aan en besprong
de straten van Epernay met een snel
heid van 100 kilometer. De agent kon
niet anders dan uit den weg gaan en
in de vlucht het nummer opteekenen.
In de automobiel zaten een chauffeur
en een hond. De eerste botsing had
plaats in de rue Jean-Moët. Dit liep
wonderbaarlijk goed af. Een jonge
man, 26 jaar oud, werkman, werd
eenvoudig opgenomen en bleef' vooraan
de automobiel hangen. Hij hing nog
altijd vooraan de machine toen deze,
om den hoek van de rue Bernon, twee
meisjes omver reed die de straat over
staken. Het eene kind was op slag
dood, het andere stierf eenige oogen-
blikken later.
Nog verminderde de chauffeur zijn
vaart niet. Zonder zich om de twee
doodgesmeten kinderen te bekommeren
reed de dolleman voort met een mensch
vooraan tegen de machine geklemd.
Die het zagen gilden van angst en
ontzetting. De automobiel moest tot
staan gebracht worden. Een aautal
menschen, die den chauffeur zagen
naderen, gingen midden op de straat
staan. Door die haag van menschen
heen te breken was den chauffeur toch
wel een beetje bar. Hij hield in en
stond stil. De werkman voorop bleek
slechts licht gewond. Zijn zinnen zijn
echter verbijsterd van het schrikkelijk
avontuur.
Is het eigenlijk niet verklaarbaar
voor menschen, die plotseling zoo'n
machtige beroering ondergaan als die
burgers van Epernay, dat zij op den
chauffeur aanvielen, hem uit den wagen
sleurden om hem te dooden De
politie heeft hem nauwelijks uit de
handen der woedende menigte kunnen
redden.
De chauffeur heet Otto Bobier. Hij
is een Duitscher, die nog geen week
lang in dienst was van een rijk heer
uit Hautvillers, daar in de buurt.
De Temps, waaraan wij dit verhaal
ontleenen, spreekt van waanzin. De
automobiel is een gevaarlijk wapen in
de handen van een waanzinnige. De
vraag is nu, of Bobier krankzinnig was
vóór hij het stuur in handen kreeg,
dan wel of hij door zijn eigen vaart
tot razerny geslagen is.
ENGELAND.
De Nationale, Sociale en Politieke
Vrouwenunie, de groote vereeniging van
strijdbare kiesrechtvrouwen, heeft Don
derdag te Londen in de reusachtige
Albert zaal een „verontwaardigings-bij-
eenkomst" gehouden. Mevrouw Pethio
Lawrence sprak in het openingswoord
schande van ds regeering, die geweld
pleegt aan de lichamen van haar poli
tieke tegenstanders in de gevangenis.
Zij noemde het optreden van haar
partijgenooten nog iets meer dan een
politieke bewegingeen heilige oorlog
is het.
Na haar rede zong men het kerklied
„When Thy soldiers take their swords"
(Wen Uw strijders trekken 't zwaard.)
Toen trad mevr. Pankhurst op, met
geestdrift door de vergadering begroet.
Ook zij geeselde de regeering. Na
wat deze in de gevangenis te Birming
ham had gedaan ter onderdrukking
van de „hongerstaking" (eetstaking lijkt
ons betere naam), zoo zeide zij, kan
zij er niets meer tegen doen. Alleen
door de vrouwen het kiesrecht te geven
zou de hongerstaking eindigen. Er lag
voor de kameraden nog heel wat lijden
in het verschiet, maar zij hadden het
er allen voor over. Aangaande haar
zelf en haar medestanders, zij zouden, in
de gevangenis geworpen, ook hongeren.
In een besluit werd de regeering
gewaarschuwd, dat hoe meer zij de
vrouwen onderdrukt, hoe meer deze in
opstand zullen komen.
Onder ae vergadering werd er geld
ingezameld voor de strijdkas. Vooral
met het oog op de algemeene verkiezing,
waarin deze kiesrechtvrouwen tegen
de liberalen zullen werken, werd er
veel geld gevraagd. En dat werd er
'gegeven ook: 2237 p. s., een f27,000
werd er dus opgehaald, behalve nog
een menigte juweelen en andere kost
baarheden. Op een groot bord werd,
gelijk de stand van een cricket-wedstrijd,
aangegeven, hoeveel er gaandeweg in
kwam. Ook was daarop te lezen,
hoeveel er in het heele jaar al was
»Is Knokers gestorven vroeg Ferdi
nand met aandoening.
»Neen, hij wordt, tegen de verwachtin
der dokters, weer beter en hoopt weldra
het hospitaal te kunnen verlaten. Maar
hij zal ter goeder ure zijn belofte
gestand doen en als uw verdediger op
treden.*
»Ja, ja riep de oude Abels, »dat is
eene zeer gelukkige omstandigheid. De
mogelijkheid blijft toch bestaan, dat ge
op de eene of andere manier gedwongen
wordt uwe schuilplaats te verlaten, en
dan kan zulk eene getuigenis van Knokers
veel goed doen.*
«Zekerlijk!* riep Ferdinand, »ik dank
u voor uw verblijdend bericht. Toch
zal ik, dunkt mij, vooreerst hier nog
maar blijven.*
»Dat is ook raadzaam,* hernam Hen
drik, «ofschoon het u, naar ik vermoed,
ook wel vervelen zal.*
»Vervelen Neen, ik verveel mij
nooit, maar 'tis hier wel eenzaam.
Gelukkig dat het bezoek van mijn ouden
vriend mij alle dagen afleiding en ver
kwikking geeft. Hé ja, dat komt me nu
gelukkig juist in den zin; ge beloofdet
my onlangs een verhaal van een wild
zwijn, daar ben ik nieuwsgierig naar.
Zoudt ge dat verhaal nu, kunnen doen
Hendrik kent het zeker wel, maar, niet
waar, ge wilt hef nog wel eens hooren
Toen Hendrik verzekerd had, dat hij
gaarne nog eens naar dat verhaal zou
luisteren, begon Jan Abels in dezer voege
»'tls lange jaren geleden, welhaast
een veertig jaar, dat ik 's morgens, met
den punter, langs dat kleine eiland voer,
daar bewesten de kooi gelegen. Toen
ik dicht bij dat plekje grond genaderd
was, stak de hond, een der voorouders
van mijn tegenwoordigen Kooi, de ooren
op en gaf mij duidelijk te kennen, dat
hij iets in den neus had. Ik hield dus
meer op het genoemde eilandje aan, en
weldra sprong Rooi daar aan land en
begon verschrikkelijk te blaffen. Daar
hoor ik een dof' geknor, het riet buigt
en door het jonge hout baant een bor
stelig wild zwijn zich den weg. 'k Moet
eerlijk bekennen, dat ik eerst niet op
mijn gemak was. Gelukkig had ik
mijn rietsnid bij mij, en ik besloot dus
dat ondier aan te tasten. Het stond een
oogeublik stil aan den oever met opge
heven snuit, terwijl zijne kleine oogen
in 'troud staarden. Die zware, witte
slagtanden grijnsden mij toe. Kooi bleet
op een eerbiedigen afstand, en dat was
verstaudig, want kwam hij den ever te
na, dan had hij veel kans zijne dapper
heid met den dood te bekoopen. Het
wilde dier scheen toch te begrijpen, dat
hij in de gegeven omstandigheden daar
op dat eilandje niet zou kunnen blijven.
Ik zag hem naar den kant afdalen, en
daar plast hij met zijn log en zwaar
lichaam in het water, dat schuimend
omhoog spat. Een i'orsche duw met
mijn boom en ik ben hem met den
punter op zij. De voorsteven stoot tegen
den borsteligen rug, en op dat oogeu
blik draait het zwijn den kop om, maar
eer hij iets kon uitvoeren, was ik reeds
met mijn rietsnid op hem aangevallen,
en drukte het scherpe mes hem tot aan
het hecht in den nek. Vreeselijk was
het gebrul, dat het beest nu hooren deed.
Ik moest met den punter wijken, want
het woedende dier zou met zijne breede
schoften het scheepje doen kantelen,
't Water werd rood gekleurd door het
bloed, dat uit de diepe wonde stroomde.
Een poosje liet ik hem spartelen, en
toen waagde ik een nieuwen aanval.
Nu bracht ik meer naar voreü, tusschen
het oog en de schouderbladen, hem eene
wonde toe. Dat was de doodsteek,
't Gespartel nam af; en het vreeselijk
gieren ging over in een dof geknor.
Toen ik met mijn buitin het dorp kwam,
liep heel Roerkerk te samen. Alleu
moesten het wilde dier zien maar
waar kijk je zoo naar Richter?*
»lk meende,* antwoordde Ferdinand,
die inderdaad verbleekt was, «iemand
daar voor 't venstertje te zien staan.*
«Malligheid! Wie zou hier in de kooi
komen
Dat is ook zoomaar stil eens, nu
hoor ik fluisteren.*
Allen hielden den adem in.
»Je hebt gelijk,* mompelde Abels,
nauw hoorbaar, »daar is volk in de kooi,
ik heb iemand langs dat venstertje zien
sluipen
Op hetzelfde oogenblik stond hij op,
wenkte de beide andere personen, dat
zij stil moesten blijven zitten, opende de
deur en trad naar buiten, 't Was volle
maan en bijna zoo licht alsof het dag
was. Op weinige schreden atstands vau
liet kooihuisje stonden twee personen.
Eeu van die beide personen trachtte
achter den anderen zich te verschuilen.
Wat doe jij hier in de kooi vroeg
Abels en trad vastberaden op de vreemde
indringers toe.
Nauwelijks had hij echter die vraag
gedaan, of de persoon, die zich trachtte
te verschuilen, trad te voorschijn en riep
Ben jij het, vader?*
»Na wat drommel, hoe kom jij hier,
en wie is o zoo, ben jij het meester,
maar zeg, wathoe kom je hier in de
kooi
»Wn komen op schaatsen van Karmen,*
begon Zeeman.
»De benoeming is er,* viel Johanna
in de rede, «Zeemsft is tot meester van
Roerkerk aangesteld.*
»Wat zeg je riep Abels verheugd.
«Ja, ja, Abels, de zaak is gelukkigiu
orde!* verzekerde Zeeman.