Vft. 89. Zaterdag 13 Februari 1909. 2ie Jaarg m I. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. OIELEMAN, axel. Buitenland. FEUILLETON. mum. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent. Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER AOVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiön worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. DUITSCHLAND. Woensdag in den voormiddag begaf toning Eduard zich in een automobiel ioor versierde straten, waarin de be- rolking hem zeer vriendelijk groette, jaar het waardig getooide stadhuis. Hier waren verzameld de stedelijke iverheid, de eereburgers, gemeente raadsleden, hooge gemeenteambtenaren, rertegenwoordigers van den koopmans land en leden van de kamer van koophandelverder de rijkskanselier, de staatssecretarissen Bethman-Hollweg en von Schoen, de ministers Moltke en von RheinbabenEdw. Goschen, de Engelsche ambassadeur, met de heeren der ambassadeWolff-Metternich, de Duitsche gezant te Londen, en anderen. Opperburgemeester Kirschner ge leidde den koning in de feestzaal en dankte hem daar, dat hij de uitnoodiginj om op het stadhuis te komen had aan genomen. Daarop verzocht Kirschner den koning den eeredronk te aanvaar den dien hem des opperburgemeesters jongste dochter bood. De koning antwoordde met zijn dank te betuigen voor de schoone ontvangst. Het verheugt mij zeer zoo ging hij voort weer in Berlijn te zijn gekomen. Mijn grootste wensch is het, dat de betrekkingen tusschen onze twee lauden steeds best zullen zijn. (Bravo's.) Vervolgens onderhield de koning zich o. a. met den rijkskanselier en prof. Koch. Daarop begon een rondgang door de pronkvertrekken, eindigende weer in de feestzaal. Hier stelde Mitchelet, voorzitter van de stadsafge- vaardigden, een driewerf hoera op den koning in. De koning keerde toen naar het paleis terug. Om halfeen dien middag reden de koning en de koningin van Engeland naar de Engelsche ambassade, waar er te hunner eere een noenmaal was aan gericht. Alle ambassadeurs, te Berlijn gevestigd, waren daar met hun vrouwen op genoodigd, voorts staatssecretaris von Schoen, de Deensche gezant, Schwabach, de Engelsche consul-generaal en ande ren. Na het maal ontving de koning een afvaardiging van de Engelsche kolonie, die een adres aanbood. Bij de opstootjes die Dinsdag te Berlijn zijn voorgevallen, heeft het ge meen, dat zich onder de betoogende werkloozen had gemengd, in de Frie- drichstrasse omnibussen aangehouden en er de vlaggen van afgehaald. De politie voorkwam erger en verstrooide ook twee optochten, die, stellig niet bij wijze van huldigende stoeten, in de richting van het Paleis en het Raadhuis wilden trekken. In de Dircksen-straat bij de groote markthal werd een geregelde slag tusschen de betoogers en de met hun bezems zich te weer stellende markt- vegers geleverd. De politie moest hier van leer trekken en dreef de betoogers naar de buitenwijken. Op den terug tocht werden al de vlaggen, die binnen bereik van de menigte uit het Hotel Kaiserhof uithingen, afgerukt. De politie nam een aantal opgeschoten 8) Eer wij echter verder Gustaaf op zijnen levensweg volgen, willen wij eens zien, wat er alzoo in Denemarken voorviel. Koning Johan was in 1513 overleden en liet zijne plannen tot onderwerping van Zweden aan zijnen zoon en opvolger Christiaan II over. Deze Christiaan was een dapper en verstaudig, maar tegelijk wankelmoedig, wreed en wraakzuchtig vorst. Hij had, onder de Hollandsche uitgewekenen, welke zich van tijd tof tijd in Denemarken hadden nedergezet, een jong meisje Duveke, Dieuweke of Duifje opgemerkt, wier moeder Sigbrit of Siegbriet, eene herberg deed, en had dat meisje liet gekregen en aan zijn hof genomen. Sigbrit, die vroeger in Amsterdam eene appelnegotie had gedaan regeerde met hare dochter en hareu neef Slaghek, een gewezen barbier, den koning geheel en al. Geen besluit zou hij Demen, of hij moest eerst met die lieden geraadpleegd hebben ja hij liet zich i alles door die vrouw en haren neef' leiden. Sommige op haren raad ge nomen besluiten waren inderdaad niei kwaadzoo onder andere dat, hetwelk bengels in hechtenis, die wegens ver storing van de openbare orde vervolgd zullen worden. FRANKRIJK. Renard en Courtois zyn veroordeeld w.gens den moord, gepleegd op den bankier Remy, Renard tot levenslangen dwangarbeid, Courtois tot dwangarbeid voor twintig jaren. Toen de jury te middernacht in raadkamer ging, rekende de groote meerderheid op Renard's vrijspraak, maar toen om twee uur 's nachts nog geen beslissing was gevallen, werd men angstig en zenuwachtig. Alle voor spellers zwegen. Men wist niet, wat te denken. Bijna om drie uur 's nachts viel het vonnis. Het wekte ontsteltenis en verwarring en werd met teekenan van afkeuring en gefluit begroet. Renard en Courtois beiden schuldig verklaard, beiden met verzachtende omstandigheden. Renard wordt tot levenslangen, Courtois tot twintigjarigen dwangarbeid veroordeeld. Renard zakt ineen. Als hy weggeleid wordt, her krijgt hij zijn energie en roept: Het is afschuwelijk, infaam, ik ben on schuldig. Zijn advokaat drukt hem de hand en zegt: Heb geduld, de waarheid zal aan het licht komenuw zaak begint pas. De beul is naar Albi vertrokken. Albi ligt in het Zuiden van Frankrijk in het departement Tarn. Woensdag zijn daar twee hoofden gevallen. De twee misdadigers, die er dezen morgen aan hebben moeten gelooven, heeten Besse en Simorre. Zij hebben, in de den handel in zijn rijk moest bevorde ren en den nationalen rijkdom en alzoo de inkomsten der kroon vermeerderen. Hij legde inkomende rechten op buiten landsche waren en ontbood uit de Nederlanden volksplanters om den tuin en akkerbouw te veredelen. Door deze en dergelijke maatregelen hoopte hij den handel der Hanzesteden te fuuiken en den zijne te begunstigen. Intusschen nam hij verscheidene andere maatregelen die hem, vooral bij den Deenschen adel, maar ook bij 't volk gehaat maakten. Zoo, bij voorbeeld, liet hij geld slaan dat veel te licht was, en stelde de doodstraf voor hem, die 't niet voor de oude waarde verkoos aan te nemen. Keeren wij thans tot Zweden en ook tot onzen Gustaaf terug. Onder degenen die, bij den dood van Sten Sture den oude, naar 't rijksbe- stuurdersainbt gedongen hadden, was ook zekere Erik Trolle, afstammeling van een der oudste adellijke geslachten, en die den troll duivel in zijn wapen voerde. Daar hij een vreemdeling en wel een Deen was, wilden de Zweden hem niet als zoodanig erkennen en kozen Sten Sture II. Nu was de zoon van dezen Erik, Gustaaf' genaamd dus ook een Gustaaf Enkson in 1513 tot aartsbisschop van Upsal ver- Kozen, en beschermde de Deensche partij tegen Sten Sture. Deze belegerde den aartsbisschop op zijn kasteel Stecka, en het was vooral in deze belegering, dat onze Gustaaf Erikson Wasa grooten roem verwierf door zijnen onverschrok ken moed. De aartsbisschop moest zich overgeven, voor eeuwig afstand doen van zijn aartsbisdom en zich als monnik in 't klooster te Westeras begeven. Doch hiermede was de oorlog nog niet geëindigd. Christiaan, steeds vlammen de op 't bezit yan Zweden, zond Deen sche troepen, om den aartsbisschop te verlossen. Deze werden, iD den zomer van 1517 in den slag bij Dufwenas geslagenook in dezen veld slag gedroeg Gustaaf zich zoo, dat hij zich door zijne dapperheid, onverschrok kenheid en de kalmte waarmede hij 't gevecht te gemoet ging, de achting van al zijne krijgskameraden waardig maakte. Toen nu, het volgende jaar, koning Christiaan II zelf met zijne oorlogsvloot naar Stockholm kwam, droeg onze Gustaaf de hoofdbanier van Zweden, in den beroemden slag bij Brhnnkyrka, die den terugtocht der Denen bewerkte. Hij was dan ook reeds bij de Denen bekend, en zijn naam werd onder hen gevreesd. Gebrek aan voedsel begon intusschen zoodanig in 't Deensche leger te heerschen dat zich verscheidene soldaten op genade of ongenade aan de Zweden overgaven. Met ongekende edelmoedigheid schon ken deze hun de vrijheid om, van het noodige voorzien, naar hun vaderland gevangenis van Albi hun straf onder gaande voor vroegere misdrijven, het snoode plan opgevat, twee gevangen bewaarders te vermoorden en dan te vluchten. Het plan is maar gedeelte lijk gelukt. Een bewaker zou Besse en Simorre van de eene verdieping overbrengen naar de andere verdieping van de gevangenis. Op die andere verdieping zou een andere bewaker het tweetal opwachten en ze dan elk in zijn cel bergen. Simorre had een steen weten machtig te worden en die in zijn zakdoek gebonden. Met dien zakdoek sloeg hij den eersten bewaker dood. De tweede bewaker viel bewus teloos neer op een slag van Simorre, maar die bleek later niet dood te zijn. Besse had zijn kameraad trouw gehol pen met het vastgrijpen van het hoofd waar de slag op moest neerkomen. De vrouw van den tweeden bewaker ver moedde dat er onraad was en maakte alarm. De twee gevangenen konden alzoo het huis niet uitkomen. Zij hebben geen voordeel gehad van hun werk. JAPAN. Duitsche bladen vernemen uit Sjang hai, dat op Formosa eenige regimenten inboorlingen, die door de Japanners werdan gebruikt als hulptroepen, aan het muiten zijn geslagen. De muiters zijn in het gebergte ge vlucht, na vernieling van de telegraaf lijnen en na eenige dorpen te hebben in brand gestoken. Een en ander is voorgevallen in het district Faito, en wel bij Koearenko. terug te keeren. Hooger nog steeg dat gebrek aan voedsel op de vloot van Christiaan en verkeerde daar in een werkelyken hongersnood. Om tijd te winnen, bood de koning vredesonder handelingen aan. De geen argwaaü voe dende Sten Sture, die anderen naar zich zelf beoordeelde, voorzag de Deensche vloot van levensmiddelen en liet zich slechts met moeite weerhouden, om in persoon een bezoek op de vloot af te leggen. Toen nu Christiaan te kennen gaf, zelf Stockholm te willen bezoeken, om de vredesonderhandelingen te bespoe digen, maakte de rijksbestuurder er geene zwarigheid in, hem op zijn ver zoek zes voorname heeren als gijzelaars te zenden, die met hunne vrijheid borg zouden staan voor 's konings persoonlijke veiligheid. Onder hen bevond zich, op uitdrukkelijk verlangen van den koning, ook Gustaaf Erikson. Verder de ons reeds bekende dokter Hemming Gadd, Gustaafs leermeester aan de universiteit te Upsala, en Lars Siggeson, later onder den naam van Sparre bekend. De drie andere worden ons niet genoemd ik kan u dus ook hunne namen niet melden. Nauwelijks was de boot waarin onze gijzelaars waren, in de open zee, of e"n Deensch oorlogsschip sneed hun den terugweg af. Zij werden gegrepen, aan boord gebracht en verraderlijk naar Denemarken gevoerd. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1909 | | pagina 1