23e Jaarg
Het kruis ïau Innesmore.
102.
Zaterdag 28 Maart 1908.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F* OIELEMAA
Buitenland.
FEÜl LLE '1' O X
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor Bilgië 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
AUVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
elkeD regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrljdasrnamiddag TWEE uren.
ITALIË.
Venetië is geheel in feesttooi ter eere
van het bezoek, van Keizer Wilhelm.
Elke trein brengt stroomen vreemde
lingen, vooral Duitschers. De leden der
Duitsche legatie te Rome zijn Maandag
reeds te Venetië aangekomen. De
schepen van het Itaïiaansche eskader
en de Duitsche kruiser, Hamburg, als
mede het keizerlijk jacht Hohenzollern
hebben veel bekijks. Op de Piazza San
Marco gaf de kapel van de Hohenzollern
Dinsdagmiddag een muziekuitvoering.
DENEMARKEN.
Denemarken voert veel varkens-
vleesch, spek en spekvet naar Engeland
uit. Een van zijn groote uitvoerslachte-
rijen is te Holbiek. Het is nu uitge
komen, dat er op een dier slachterijen,
de Albion Bacon Curing Company, spe.v
van zieke varkens gesmolten is. De
directeur van de maatschappij is ervoor
beboet, maar de minister voor landbouw
hield het lang stil. Daarover is men
in Denemarken zeer ontevreden, omdat
men vreest dat die verheimelijking het
vertrouwen in Engeland schokken en
aan Denemarken's uitvoer van varkens-
vleesch en spek afbreuk doen zal.
Men zegt zelfs, dat de minister er om
zal moeten altreden, over eeuigen tijd.
Intusschen heeft in het Engelsche
Lagerhuis een afgevaardigde de regee
ring reeds gevraagd, welke maatregelen
zij dacht te nemen om den invoer van
tuberculeus varkensvet uit Denemarken
te verhinderen. Minister Burns ant
8)
NOVELLE.
III.
Op den grooten weg, van Londen naar
de Noordelijke deelen des rijks, zag
men een reisgezelschap, dat, bij het on
gunstigste weder, den tocht naar het Noor
den voortzette. De winter had, ïd plaats
van den strengen vorst, die waken lang
geheerscht had, dooi weder gegeven,
zoodat de, bovendien slechte weg nu,
bijna niet te passeeren was. Nu verzon
ken de paarden in den ontdooiden weg,
dan gleden zij uit, op plaatsen, waar
nog ijs voorhanden was, terwijl de wa
gen, die zich, bij het reisgezelschap be
vond, niet dan, met de grootste moeite,
werd voortgesleept. Het onaangename
der rei» werd nog vermeerderd, door een
onophoudelijken regen en een' hevigen
wind,' die de ruiters een bestendigen
strijd deed voeren, met hunne opanwaai-
ende mantels. Het wa3 sir Walter
Beaufort, die, met de zijnen, Londen
verliet. Het vonnis was gevallen gelijk
het, althans naar het oordeel der gravin
van Salisbury, het meest voegzaam was,
naar de misdaad »verbauuing met vrouw
en kind." Wel had Alice daarmede «ene
verbanning, naar het vaste land bedoeld,
woordde, dat hij de zaak onderzocht
had maar geen bizondere maatregelen
noodig vond.
TURKIJE.
De Fransche maatschappij tot exploi
tatie van het Heraklea-kolenbekken
heeft, naar uit Konstantinopel vermeld
wordt, een succes te boeken, waaraan
de invloed der diplomaten wel niet
vreemd zal zijn. De Turksche minister
raad heeft n.l. besloten de haven Zoen-
goeldak aan de Zwarte Zee, die toegang
geeft tot het genoemde kolenbekken,
aan de Fransche maatschappij af te
staan. De concessie betreffende het
kolenbekken zelf, die thans op naam
staat der beide Turksche onderdanen
den directeur der Ottomansche bank,
Pangiris Bei, en den onder-directeur
Carlati, zal eerst na den dood van dezen
op naam der Fransche maatschappij
cunnen worden overgeschreven.
Te Adrijtnopel zijn twee cavalerie
regimenten aan het muiten geslagen
wegens achterstallige soldij en omdat
hun diensttijd in de laatste dagen langer
is dan gewoonlijk. De infanterie heeft
de kazernen, waarin de muiters zich
verschanst hebben, omsingeld. Eenige
officieren trachtten de muiters te kal
meeren, maar het verging hun slecht.
Zij werden ernstig toegetakeld.
ZWITSERLAND.
In Der Bund wordt onvriendelijk
gesproken over Nederlandsche ronse
laars, die tegenwoordig in Zwitserland,
vooral in Ziirich en Luzern, hard aan
't werk zouden zijn. Stekelig heet het
in 't bericht, „dat men, naar 't schijnt,
menschenmateriaal noodig heeft voor
de doodenakkers in Indië". Verleden
week hadden zich 8 jonge mannen laten
aanwerven, van wie sommigen hiervan
hun ouders onkundig hadden gelaten.
SPANJE.
Te Malaga zijn onlusten voorgekomen.
Malaga ligt in het Zuiden van Spanje
aan de Middellandsche Zee, kijkt uit
figuurlijk gesproken op de Afri-
kaansche kust. Te Malaga kwamen
Maandag soldaten aan met verlof uit
Melilla, de Spaansche stad in Marokko.
Deze sOldaten moesten zich bij de aan
komst in de havenstad onderwerpen
aan de visitatie der douane. Maar dat
wilden zij niet. Een soldaat, die aan
den lijve onderzocht zou worden ver
zette zich tegen de beambten. Hy werd
gesteund door zijn kameraden en weldra
ook door het publiek. Het werd een
groote vechtpartij. Een beambte nam
de vlucht in een huis.
Het bestuur der belastingen schijnt
in den namiddag maatregelen te hebben
genomen om de wet te doen handhaven.
In hoeverre die maatregelen geschikt
waren om de woede des volks te ont
steken, kunnen wij niet nagaan, maar
het is een feit, dat de stad op een ge
geven oogenblik in rep en roer was.
Een oproerige bende gooide de ruiten
in van de tentjes der belastingambte
naren, winkelramen en trams werden
met steenen bestookt. De gendarmes
te paard hebben herhaaldelijk gechar-
«die,» zoo sprak ze, eden veroordeelde
niet dan welgevallig wezen koD, omdat
zijn eenige zoon zich toch ook in Frank
rijk ophield,» maar de rechtbank had
enkel beslist, voor eene ballingschap, in
het Noorden, waar de goederen van Beau
fort gelegen wareu en de koning was
niet te bewegeu geweest, om, van deze
uitspraak, af' te wijken. «In dit jaargetijde
over de zee,» had hij gezegd, «met
vrouwen Wat heeft lady Euphemia, de
trouwe hofmeesteres mijner gemalin wat
heeft haar teeder jeugdig kind gedaan
Neen, Alice, hij mag in oud-Engeland
blijven. Och, ik geloof toch nooit, dat
Walter Beaufort een verrader wezen kan."
Zoo toog hij henen, de banneling,
niet vrouw en kind en al zijne dienaren
het scheen dat het gure weêr, dat juist
op den dag van zijne bevrijding uit de
gevangenis begonnen was, zijnen toestand
bespotte en nog meerderen smaad wierp
op zijn grijs en achtbaar hoofd. Toch wa
ren echtgeuoote en de dochter, wie het
grof linnen de£ van den wagen nauwe
lijks beveiligde tegen den regen, zoo
welgemoed en te vreden, ot zij onder
den heldersten hemel, door de liefelijkste
velden reisden, naar het meest gewenschte
doel. Immers hij was haar teruggegeven,
de dierbare; zija leven was niet meer
in gevaar; zij gingen met he as naar den
ouden, welbekenden burchi; daar hoopten
zij alles naar zijnen zin in te richten en
tot zijn gemak. Die plannen maakten
Het ergst hebben het de belasting-
het orderwerp uit van haar rustig gesprek,
dat slechts nu en dan door een klacht
over het weêr of een uitroep van mede
lijden, met de arme paarden, werd af
gebroken.
Sir Walter reed aan het hoofd van
den stoet, aan zijne zijde bevond zich
een ruiter op een zwaar Normandisch
paard. Bjiden waren in een druk gesprek
geweest, dat zoo even geëindigd was.
Beaufort hield zijn paard in.
«Gij weet nu alles!» zeide hij, «u,
mijnen trouwen braven vriend, was ik
die verklaring schuldig. Bij u is ze even
goed als bij mij zeiven, bewaard. Gij
zult mij toestemmen, de la Marche, dat
ik niet anders handelen kon.«
»Het is eene treurigpe geschiedenis,
antwoordde deze zonder zich meer uit te
laten-
«Maar keer nu terug,» Beaufort,
nauwelijks kan de nevel van Londen
nog gezien worden. Gij zijt niet terrug-
gebeefd voor het helsche weder, waarin
men geeu hond er zou uitjagen, maar
waarin de banneling reizen moet, omdat
hij niets beters verdient. Tot hiertoe heb
ik uw geleide aangenomen, nu suit ge
mij verplichten met terug te gaan.»
«Wanneer denkt gij in Hoorn-Castle
te zijn vroeg de la Marche, en nadat
hij op de vraag antwoord bekomen had,
vervolgde hy »ik hoop dat de blauw
mutsen n met rust zullen laten.»
«Nu, zij zullen geen al te vriendelijken
ambtenaren te ontgelden gehad. Een
bende volks drong het belastingkantoor
binnen, dreef de ambtenaren het ge
bouw uit en wierp hun de meubel» en
de stukken achterna. De politie kwam
bijtijds om te verhinderen dat er brand
kasten werden opengebroken. Er i»
wel geld gestolen, maar geen groote
kassen.
's Avonds schijnt de politie den toe
stand meester te zijn geworden.
AMERIKA.
In den loop van het vorig jaar is in
San Francisco een krachtige veldtocht
gevoerd om te komen tot een zuivering
van de stedelijke administratie en het
straffen van onbekwame en oneerlijke
stedelijke ambtenaren. Men herinnert
zich het schrikbewind, in de stad aan
Golden Gate gevoerd door Ruef, Schmitz
en consorten, en de straf, die daarop,
althans voor den veroordeelden burge
meester, was gevolgd. Schmitz, de
veroordeelde, is nu echter weer op vrije
voeten. Hoe dit precies in zijn werk
is kunnen gaan, is niet recht duidelijk.
Maar een feit is het, dat Schmitz, na
storting van eenaanzienlijkeborgstelling,
weer als vrij man door de straten van
zijn stad wandelt en door zijn vrienden
bewonderaars, de georganiseerde
arbeiders, wordt toegejuicht als hij zich
in het openbaar vertoont.
Een der New-Yorksche dagbladen,
de Evening Post, klaagt steen en been
over den terugslag in het openbare
leven te San Francisco. Het blad schrijft
daarover
„Erger nog dan tijdens het regime
gastheer in mij ontmoeten riep Beau
fort. «Nu staan wij gelijk ook als hij
zich weder doet zien Ik hoop slechts
Peter, dat gij met het vrouwspersoon
klaar komt.»
De la Marche schudde het hoofd. «Het
is moeielijk, daar des konings eigen zoon
haar beschermt,» sprak hij. «Het zal een
harden strijd geven, maar tochik of
zij De wagen met het gewapend ge
leide was nu naderbij gekomen. De la
Marche drukte den vriend nog eens har
telijk de hand, riep de in den wagen zit-
tenden een paar woorden van afscheid
toe, en reed toen zoo snel hij kon naar
Londen terug.
«Wat vader!» klonk de zoete stem van
Anna nit den wagen.
«Wat wil men* lief kind vroeg Beau
fort. «Zijt ge koud Gij zijt toch wel
tegen den regen beschut En gij, En-
phemai» En het was een blik der tee-
derste liefde, waarmeê hij de twee vrou
wen aanzag.
«Vader! hier is nog ruim plaats! zei
Anna op een vleienden toon.
Hij lachte luid. «Zal een man, zoo
lang hij nog een paard bestijgen kan,
zich als vrachtgoed laten vervoeren riep
hij. «Neen, kind! Ik heb nog wel erger
weêr gekend, en ruil niet met uwe
droge pLaat» in den Tower, die ik pas
verlaten heb. Voor n heb ik wat nieuws,
Femy Als hij in een vertrouwlijk ge
sprek was met zijne gade, gebruikte hij