Landbouw.
Rechtszaken.
Gemeenteraad van Axel.
In de maand Februari 1908 hebben
zich in Zeeland 57 gevallen van mond
en klauwzeer by herkauwende dieren
en varkens voorgedaan en wel 15 te
Clinga (3) en 42 te Yerseke (1).
De cijfers tusschen haakjes duiden
het aantal eigenaren aan, onder wier
vae de xiekte voorkwam.
Volgens een opgave, voorkomende
in de St. Ct. no. 56, zijn in Zeeland in
het jaar 1907 totaal 10,985 in de pro
vincie thuis behoorende merriën door
goedgekeurde hengsten gedekt.
Van dit aantal werden er 10,909
binnen en 76 buiten de provincie gedekt.
▲XKL, 10 Maart 1908.
De door den baetenbond Axel-Station
by inschryving te koop gepresenteerde
pl. m. 100 gemeten beeten werden ge
gund aan den heer Th. de Meurichy
te Clingeprijs geheim.
Bij den aanvang van den namid
dagschooltijd op jl. Vrijdagmiddag ge
lastte een onderwijzer te Ter Neuzen
een meisje van een der klassen naar
hare plaats te gaan en duwde haar
voort. Zy viel daarbij tegen een ander
meisje, dat juist passeerde, met het
gevolg dat eea stalen speld die in hare
kleeren zat in den arm van dat voorbij
gaande meisje drong en afbrak. Pas
na den schooltyd kreeg het kind daarvan
meerderen hinder, terwijl de pols op
zwol. Eerst na een operatie in het
ziekenhuis door twee geneesheeren, is
het Zondag gelukt een deel van het
stuk te verwijderen. De afgebroken
punt, die in het been van den arm is
doorgedrongen kon niet verwijderd
worden, doch zal vermoedelijk geen
hinder veroorzaken. Tern. Ct.
By ministeriëele beschikking is de
heer A. dc Lauwere, hoofd der openbare
school A te Sas van Gent, benoemd tot
hoofdonderwijzer aan de Ry kstuchtschool
te Velsen.
Naar aanleiding der verplaatsing
van den heer De Brouwer, commandant
der marechaussée te Hulst naar Sprun-
del, was een door invloedryke personen
geteekend verzoek gezonden aan den
majoor-commandant te Den Bosch met
verzoek zijn tegenwoordige standplaats
te handhaven.
Die verplaatsing is thans ingetrokken.
Bij dhr. J. F. Fricot, café „Tivoli"
te Hulst had gisteren ten overstaan van
notaris Dregmans te Axel en ten ver
zoeke van de heeren A. Th. Rottier en
P. de Kerf te St. Jansteen de toawijzing
plaats van
Koop 1. 1 h., 67 a., 50 c. bouwland
te St. Jansteen aan E. V. Bleijenbergh,
broodbakker, St. Jansteen voor 1050
Koopen 2, 3, 4 en 5, samen groot 3
h., 64 a. en 20 c. grond en sparren
bosch te Sintjansteen, aan A. T. L.
Rottier, voornoemd voor f1260.
Toen hij eindelijk heDengegaan was,
veranderde de zoete lach van Alice in
een' trek van bittere ironie. Diep, diep
sushtte zij en alsof die zucht haar van
oenen drukkenden last bevrijdde, zette
zij zich stil neder en toen was het geene
ironie meer die uit haar sprak, maar
treurigheid. Doch slechts korten tijd gaf
zij sich aan haar gevoel overzij sprong
op ea sag naar de diamanten, tot hare
oogen in gloed daarmede wedijverden en
riep uit: >Dat ten minste is het mijne!
Nu spoedig
Zij liet zich kleeden om uit te gaan,
bestelde haar gevolg en dacht daarbij aan
de bedenkelijke geestdrift des koningg
voor Anna Beaufort. Het was of hare
gedachten over den vader van het zeer
schoone meisje veranderd waren.
Wordt vervolgd.)
In de week van 26 Februari tot
en met 3 Maart 1908 zijn in Zeeland
voorgekomen 7 gevallen van roodvonk
en 7 van diphtheritiste weten van
roodvonk 3 gevallen te Breskens, 2 te
Kruiningen en 2 te Vlissingenvan
diphtheritis 2 gevallen te Axel, 1 te
Goes, 1 te Hulst, 1 te Middelburg en
2 te Zierikzee.
Arrond. Rechtbank te Middelburg.
Heden (Vrijdag) is veroordeeld wegens
poging tot diefstal C. v. D., 44 j., ar
beider te Westdorpe tot 3 cTagen gevan
genisstraf.
Zitting van 4 Maart 1908.
Vervolg.)
VIII. Verzoekschrift van de Neder-
landsche vereeniging tot bescherming
van dieren te Middelburg om in de
politieverordening te verbieden aan
meer dan één persoon op één voertuig,
getrokken door één hond, plaats te
nemen.
B. en W. stellen voor om afwijzend
te beschikken.
Dhr. Kruijsse zegt het niet noodig te
vinden om dergelyke bepaling in de
politieverordening op te nemen, omdat
het Wetboek van Strafrecht in. zulk
eene bepaling voorziet. Bovendien zegt
spreker, is het vrijtfel hetzelfde of er
twee personen op de hondenkar zitten,
die maar door één hond getrokken wordt
of er liggen twee balen mossels op.
Dhr. De Feyter zegt, dat het moeilijk
te bepalen is, wat wél en wat niet te
zwaar is voor één hond.
Wordt besloten volgens het voorstel
van B. en W.
IX. Overnemen Nieuwstraat.
Was ingekomen een schrijven van
de Wed. Noske te Middelburg en van
C. van den Broeke en J. A. van Hoeve
te Axel, waarbij zij verzoeken aan de
gemeente om de straat in eigendom en
onderhoud over te nemen.
Dhr. Kruijsse zegt dat het schrijven
van de Wed. Noske hem wel eenigszins
verwondert, daar zij het als het ware
als een gunst beschouwt dat de ge
meente de straat mag overnemen. Maar
volgens de bouwverordening hadden
B. en W. nooit vergunning mogen geven
om daar te bouwen, alvorens de straat
en de rioleering in orde gemaakt was
door de eigenaars. Volgens de bouw
verordening is zoo iets verboden.
Dhr. Lamattre zegt niet te hebben
kunnen denken dat daar een heele
straat zou komen.
Dhr. Kruysse Ik ben er echter voor,
om die straat zoo gauw mogelijk over
te nemen, de bewoners van die straat
mogen niet de dupe worden van de
schuld van B. en W., want het is de
schuld van het Dag. Bestuur, dat de
straat en ook de rioleering, niet in orde
door de eigenaars aan de gemeente
wordt overgedaan.
Dhr. Lamaltre stelt voor om in be
ginsel te besluiten de straat over te
nemen.
Dhr. KruijsseWaarom zoo iets
negatiefs, er komt geen einde aan. Er
is niets meer aan te veranderen. Het
dwangmiddel voor de Wed. Noske om
de straat goed te maken, bestaat niet
meer, omdat het reeds volgebouwd is.
Dus alles is afgeloopen, en daarom stel
ik voor om maar zoo gauw mogelijk
over te nemen.
Dhr. Lamaltre zegt dat de rioleering
niet in orde is, en dat ieder die daar
grond gekocht heeft wel degelijk very
plicht is hieraan bij te dragen om zé
in orde te doen brengen, dat is mij
van nabij gezegd. Daarom zou ik er
voor zyn om „in beginsel" straat
over te nemen.
Dhr. Kruijsse zegt dat er geen enkel
artikel de eigenaars kan dwingen om
noch straat noch rioleering in orde te
brengen, dit dwangmiddel is door B.
en W. weggegeven, alleen zou er nog
door ons kunnen bepaald worden dat
de eigenaars de kosten der notarieele
akte betalen, dat is het eenige.
Dhr. Lamaltre zou eerst nog eens
willen onderzoeken of de eigenaars niet
verplicht zijn om de rioleering in orde
te maken.
Dhr. Kruijsse Maar waarom hebben
B. en W. dat dan niet eerder onderzocht.
Dhr. LamaltreWij hebben het ook
niet geweten voor dat notaris Dregmans
het ons meedeelde.
Dhr. Van Driel vraagt of de gemeente
verplicht is de straat over te nemen.
Dhr. Kruijsse antwoordt, dat we zulks
tegenover de bewoners zedelijk ver
plicht zijn, die menschen hebben er
geen schuld aan.
Dhr. De Feijter zegt dat er niets
anders overschiet dan om de straat
over te nemen. Hij zou er evenwel
voor zijn om nog eens aan te houden
tot een volgende vergadering. Wat de
rioleering betreft, die is daar naar zijn
meening ook niet in orde. Aan den
eenen kant van de brandput toch stond,
toen hij daar zoo eens stond te kijken,
een bordje met groote letters: „ver
boden in dezen put vuilnis te werpen",
terwyl hy aan den anderen kant eene
buis opmerkte, waaruit vuil rioolwater
in den brandput vloeide. Wanneer nu
in die omgeving eens brand mocht
komen, zou het toch allesbehalve aan
genaam en ook niet bevorderlijk voor
de gezondheid zijn, wanneer men werd
bespoten met dat water, waarin zich
een menigte microben en bacteriën
bevinden.
Dhr. Kruijsse is niet erg voor aan
houden tot een volgende vergadering,
want er loopen wel eens 2 maanden
over heen eer we „een volgende ver
gadering" hebben.
De Voorz. zegt toe dat de volgende
vergadering zal gehouden Worden in
de eerste helft van April.
Nu komt het aangehouden punt V
aan de orde.
Wordt besloten dit punt eveneens
aan te houden.
X. Wijziging Bouw verordering.
De wyzigingen zooals die op voorstel
van den heer Kruijsse zijn aangebracht
worden artikelsgewijze behandeld, en
besloten de aldus gewyzigde Verorde
ning ter goedkeuring aan Ged. Staten
in te zenden.
XI. Vaststellen Verordening rege
lende de jaarwedden van het Hoofd en
het onderwijzend personeel der o. 1. s.
Wordt voorlezing gedaan van de
verordening, welke aldus luidt
Verordeningregelende de jaarwedden van
hei hooj d en het verder onderwijzend
personeel der openbare lagere school
in de gemeente Axel.
Art. 1De jaarwedden van het onderwijzend
personeel der openbare lagere school bedragen
1°. voor het hoofd der o. 1. s. welke school
is gelegen in eene gemeente, behoorende tot
de achtste klasse der tabel, bedoeld in artikel
5 der Wet tot regeling der Personeele belasting
van 16 April 1-96 (Staatsblad No. 72), welke
tabel laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van
15 Juli 1907 (Staatsblad No. 200)
a. met minder dan 5 dienstjaren 1000 gld.
b. met 5 en meer, doch minder dan 10
dienstjaren 1050 gulden
c. met 10 en meer, doch minder dan 15
dienstjaren 1100 gulden
cl. met 15 en meer, doch minder dan 20
dienstjaren 1150 gulden;
e. met 20 en meer dienstjaren 1200 gulden
2°. voor elk der onderwijzers, die het hoofd
der school bijstaan
a. met minder dan 5 dienstjaren 600 gulden
b. met 5 en meer, doch minder dan 10
dienstjaren 675 gulden
c. met 10 en meer, doch minder dan 15
dienstjaren 750 gulden
d. met 15 en meer, doch minder dan 20
dienstjaren 825 gulden
t. met 20 en meer dienstjaren 900 gulden
3°. voor elk der onderwijzers, die het hoofd
der school bijstaan en den rang van hoofd
onderwijzer bezitten, 100 gulden meer, en
wanneer zij den leeftijd van drie en twintig
jaren volbracht hebben en volgens art. 24 der
Wet tot regeling van het lager onderwijs
moeten aanwezig zijn in scholen met meer
dan vier onderwijzers 200 gulden meer dan
onder 2°. sub a tot en met e bepaald
4". voor elk der hoofden van scholen en
onderwijzers van bijstand, die in bezit zijn
van één. of meer akten van bekwaamheid voor
huis- en schoolonderwijs in één of meer der
vakken, vermeld in art. 2, onder l, m, p en s
i der Wet tot regeling van het lager onderwijs,
j voor één akte 50 gulden meer dan onder i®.
I en 2°. sub a tot en met e, en eventueel onder
J 3°. bepaald, mits deze akte of akten voor het
geven van het onderwijs vereischt wordt of
worden.
Art. 2. Als diensttijd komt in aanmerking
de tijd doorgebracht in dienst zoowel aan
openbare als aan bijzondere lagere scholen,
als hoofd en als onderwijzer tot bijstand van
het hoofd der school, zoomede diensten, be
wezen volgens art. 33 der Wet tot regeling
van het lager onderwijs en volgens het laatste
lid van art. 22 der Wet van 13 Augustus 1857.
Art. 3. De verhooging der jaarwedde gaat in
a. wegens diensttijd, met den eersten dag
der maand, volgende op die waarin een dienst
van 5, 10, 15 en 20 jaren is volbracht
b. wegens het bezit der akte van hoofd
onderwijzer, voor onderwijzers, die bij hunne
benoeming niet in het bezit zijn van de ge
noemde akte, met den eersten dag der maand,
volgende op die waarin bedoelde onderwijzers
die akte verkrijgen en voor onderwijzers die
aanwezig moeten zijn in scholen met meer
dan vier onderwijzers met den dag, waarop
zij als onderwijzer met verplichte hoofdakte
worden aangewezen
c. wegens het bezit van een of meer akten
van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs
in één of meer der vakken, vermeld in art. 2
onder l, m, n, p en s der Wet tot regeling van
het lager onderwijs met den dag, waarop de
onderwijzers met het geven van onderwijs,
waarvoor de akte vereischt is, belast worden.
Art. 4. Elk hoofd eener school geniet, be
halve zijne jaarwedde, vrije woning, zoo moge
lijk met eenen tuin.
Ingeval hem geene vrije woning kan ver
schaft worden, ontvangt hij eene vergoeding
voor huishuur ten bedrage van 200 gulden
per jaar.
Art. 5. Elk der mannelijke onderwijzers, die
het hoofd der school bijstaan, geniet, indien
hij gehuwd is of is geweest en den leeftijd
van 28 jaren bereikt heeft, eene tegemoet
koming in de huishuur ten bedrage van 75
gulden per jaar.
Art. 6. De jaarwedden van onderwijzers»
uitsluitend belast met het onderwijs in een of
meer der vakken, genoemd in art. 2, onder
hder Wet tot regeling van het lager onder
wijs, worden zoo noodig bij afzonderlijk raads
besluit geregeld.
Art. 7. Mocht in eene vacature op de in
artikel 1 dezer verordening vastgestelde jaar
wedde niet of niet-behoorlijk kunnen worden
voorzien, dan is de Baad bevoegd, onder goed
keuring van Gedeputeerde Staten, eene hoogere
jaarwedde toe te kennen, met dien verstande,
dat de op eene verhoogde jaarwedde benoemde
onderwijzer voor de verhoogingen, bedoeld in
artikel 1, slechts in aanmerking komt, indien
en voor zoover de bij zijne benoeming toege
kende jaarwedde minder bedraagt dan die,
welke hij bij toepassing van de bij deze ver
ordening vastgestelde regeling zou genieten.
Art. 8. Ingeval een onderwijzer wegens
ongesteldheid verhinderd is zijne betrekking
waar te nemen, wordt zijne jaarwedde gedu
rende 12 maanden geheel uitbetaald, daarna
gedurende 12 maanden voor de helft inge
houden, terwijl bij verdere verhindering voor
ieder bepaald geval onder goedkeuring van
Gedeputeerde Staten eene afzonderlijke rege
ling zal worden getroffen.
Art. 9. Onderwijzers, die ter vervulling van
hunnen militie- of landweerplicht onder de
wapenen of in werkelijken dienst moeten
komen, zijn verplicht daarvan tijdig aan het
gemeentebestuur kennis te geven.
Behoudens de gevallen, in het laatste lid
van dit artikel bedoeld, wordt hunne jaarwedde
gedurende hun verblijf onder de wapenen of
in werkelijken dienst geheel ingehouden.
Onderwijzers, die ingevolge het bepaalde bij
artikel 185 der Grondwet, artikel 110,111,141,
vierde zinsnede, 141fós of 142 der Militiewet
1901, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 5
December 1903 (Staatsblad No. 293), of artikel
II der Landweerwet onder de wapenen of in
werkelijken dienst zijn, blijven in het volle
genot van de aan hunne betrekking verbonden
jaarwedde.
Art. 10. De betaling der jaarwedden ge
schiedt maandelijks.
Bij ontslag wordt de jaarwedde betaald tot
den dag waarop het ontslag ingaat.
Bij overlijden wordt de jaarwedde betaald
tot den eersten dag van het kwartaal, volgende
op dat waarin het overlijden heeft plaats gehad.
Art. 11. Waar deze verordening niet uit
drukkelijk van mannelijke onderwijzers spreekt,
worden met „onderwijzers" evenzeer onder
wijzeressen bedoeld.
Art. 12. Deze verordening wordt geacht in
werking te zijn getreden op 1 Januari 1908.
Op dat tijdstip worden alle verordeningen
en besluiten, betreffende de in deze verorde
ning geregelde onderwerpen geacht te zijn
vervallen.
Deze verordening zal véór 1 Januari 1918
worden herzien.
Dhr. De Feijter vraagt of dit het
voorstel is van het Dag. Bestuur.
De Voorz. antwoordt bevestigend.
Dhr. De Feijter vraagt of dat een
uitvloeisel is van het wetje-Rink.
De Voorz. zegt dit niet te weten.