de mmmi
23e Jaarg.
Zo ter dag 23 Januari 1908.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. ftlELEMAA,
Buitenland.
FEUILLETON.
COUIÏAMT.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
X EL.
AOVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
DUITSCHLAND.
De Keizer houdt ervan, om zich
plotseling en snel te verplaatsen, en
men moet de ambtenaren dikwijls be
wonderen, die voor zijn vervoer ver
antwoordelijk zijn en vooral moeten
zorgen, dat alles klopt en de Keizer
nergens noodeloos oponthoud krijgt.
Maandag hebben zij weer een kunststuk
verricht. De Keizer wilde zijn zoon
verrassen, die op de akademie te Plön
is en daar aan zijne kameraden een
feestje aanbood. Hij vertrok in een
automobiel van Berlijn. Tegelijkertijd
vertrok de keizerlijke trein, leeg. Onder
weg stapte de Keizer weer in den trein.
In Plön verliet hij hem weer en stonden
elf auto's klaar, om hem en zijn gevolg
op te nemen. Na zijn bezoek aan Plön,
kwam de Keizer onverwachts te Kiel
en inspecteerde er de marine-werf.
Het dorp Lichtenberg is, onder den
rook van Berlijn, in weinige jaren zoo
uitgegroeid, dat het nu stadsrechten
heeft gekregen. Maandagmiddag heeft
graaf Rödern, de landraad van den
kreits Niederbarnim, de eerste raads
vergadering van de nieuwe stad geopend.
In den raad van 48 leden zitten een
goed dozijn sociaal-democraten die, voor
aan het einde der vergadering het Hoch
op den Keizer werd uitgebracht, de
zaal verlieten.
Het schijnt dat de Berlijnsche politie
Dinsdag zoo krachtig is opgetreden
tegen een schaar van werkloozen, omdat
er uit de menigte ook een schot op de
»Kent gij den zegelring van De Mus
cadin, Mijnheer ?c ging Hork voort. »Ge-
lief dan op te merken, dat gij aan den
rand dezer kaart een indruk ziet; op
deze twee; hier een in 't midden, en
op deze een aan de rechterzijde. Als
we den ring hier hadden, zou ik u
toonen, dat er zich een hoekje aan het
chaton van den ring bevindt, dat juist
in al die indruksels past. De jonge
graaf Van Hardsteek, met wien de Mus-
cadin heeft gespeeld, heeft het andere
spel kaarten in bewaring, en daarop zult
ge ook zulke merken vinden.*
Rapière beschouwde met groote aan
dacht de kaarten en zeide toen
>'t Is mogelijk, Mijnheer, dat het is
looals gij zegtmaar het moet bewezen
worden.*
»Dan weet ik er niets anders op, dan
dat gij den heer De Muscadin zijn ring
afvraagt en dan in tegenwoordigheid van
getuigen een proef neemt.*
Rapière bedacht zich een heele poos.
Even als de meeste bekrompen menschen,
zag hij in elke raadgeving slechts een
valstrik, of, minst-genomeu, een zekere
geringschatting van zijn eigen inzichten.
politie is gelost. De werkloozen kwamen
in de knel tusschen een afdeeling politie
te voet, die de sabel, had getrokken,
en een andere afdeeling bereden politie,
die een charge uitvoerde. Het juiste
aantal van de menschen, die sabel
houwen over het hoofd kregen, is niet
bekend. Een man, die herhaaldelijk
de politie voor „bloedhonden" uitschold,
werd opgepakt.
Te Hannover zijn dergelijke relletjes
geweest.
De Münchensche Post, het blad van
den sociaal-democraat v. Vollmar, ver
zekert, dat te Metz twee Beiersche
officieren een tweegevecht op het pistool
hebben geleverd. De een had zich met
vrouw van den ander ingelaten.
Een van de officieren moet aan zijne
wonden bezweken zijn.
Het blad verlangt, dat de militaire
justitie op haar bericht zal antwoorden
alle pogingen om de zaak stil te houden,
moeten falen.
ENGELAND.
Volgens een telegram uit Ottawa zijn
er in 1907 bijna 8000 Aziaten in Canada
gekomen n.l. ongeveer 4500 Japanners,
2050 Hindoes en 1300 Chineezen. Van
de Japanners kwamen ongeveer 80 pCt.
onder contract om te werken aan den
Canadian Pacific Spoorweg.
Een afgevaardigde uit Canada waar
schuwde tegen landverhuizing daarheen.
Ambachtslieden zullen er geen werk
vinden. In alle steden is er werke
loosheid.
De Daily News verneemt uit Van
couver, dat er onder de gouddelvers
Hork doorgrondde de reden zijner aar
zeling, en kortaf liet hij er op volgen
>De zaak is nu zoo ver gekomen,
Mijnheer, dat we niet kunnen stilstaan,
veel minder terugkeeren. Mynheer De
Muscadin heeft a gezegd, en nu zullen
we ook b dienen te zeggen. Gij zult
dus wel de beleefdheid willen hebben
aan uw vriend mede te deelen, dat ik
niet alleen weiger om, in de gegeven
omstandigheden, eene ontmoeting met de
wapenen tot stand te brengen maar dat
ik ook zorg zal dragen om die te beletten,
zoolang uw vrieod de reden niet heeft
opgegeven, waarom hij, na het afzonder
lijk onderhoud dat ik gister-avond met
hem had, de kaarten niet meer heeft opge
nomen, en zoolang hij zijn ring niet naast
een dezer kaarten verkiest te leggen.*
Dit zeggende hief Hork een der vier
heeren in de hoogte en keek Rapière
strak in de oogen.
Het »uw vriend* van Hork, met zoo
veel nadruk uitgesprokon, scheen den
bereidvaardigen kampioen voor de re
putatie van het regiment, niet bijzonder
aangenaam in de ooren te klinken,
ten minste er vertoonde zich een soort
van grijns op zijn beeuig, kleurloos ge
laat, en hij knarste harder dan gewoonlijk
op zijne kiezen.
»Ik moet u herinneren,* zeide hij met
een stijve buiging, »dat ik maar getuige
ban vrienden heb ik niet, wel kame
raden voor een kameraad heb ik
van Engelsch-Columbië groote opge
wondenheid heerscht over berichten
van goudvondst in de streek van de
samenvloeiing van de Findlay en de
Ingenia. Men holt er al heen.
Een Engelschraan met name Alfred
Thompson. 1i-> in Engelsch-Indië ambte
naar P j I gnr is, heeft, naar't heet,
een to ;stel' uitgevonden om het geratel,
waardoor machinekanonnen hun aan
wezigheid verraden, te dempen. Door
zijn vinding hoort men op 500 Meter
afstands niets van 't geluid. Het nut
van die vuurmonden wordt er in het
gevecht zeer door verhoogd.
RUSLAND.
Te Odessa hebben roovers op straat
een bankbearabte overvallen, hem een
bedrag van 30,000 roebel afhandig ge
maakt en zijn vervolgens ontkomen.
Van politie ook ditmaal weer geen spoor.
JAPAN.
De Londensche Tribune heeft een
kort en bondig artikeltje over de heer
schende financiëeie moeilijkheden, waar
mee de Japansche staatslieden te kam
pen hadden nu het er op aankwam,
de begrooting sluitend te make*.
„Japan" aldus de Tribune
„houdt zich heel stil, of schijnt van
hier uit de verte beschouwd, dat te
wezen. In werkelijkheid ondergaat het
de straf, welke een moderne oorlog met
zich brengt, ook al wordt die oorlog
met succes gevoerd. Ook wij (Engel-
schen) hebben daar onder te lijden
gehad, onmiddellijk na onzen oorlog.
De Japansche begrooting overdekt met
alles over, dat is mijn plicht, en die
van ieder soldaat.*
»Ik wist niet,* antwoordde Hork,
wiens zenuwen door het kurken gelaat
en de halstarrigheid van den getuige,
gekitteld werden, »dat de vriendschap
met de kameraadschap niets te maken
heeft. Ik voor mij geef den duivel van
de kameraadschap als die niets meer is
dan eene convenance, een soort van
overeenkomst om allen, die denzelfden
rok dragen als wij, de hand boven 't hoofd
te houden, of zich voor hen op te offeren,
op 't gevaar af van zijn eigen reputatie
weg te gooien.*
Rapière sperde zijn groote, glazige
oogeu wijd open, en daar hij den zin
van Hork's woorden voornamelijk af
leidde uit deu toon waarop ze gesproken
werden, zag hij er eene persoonlijke be-
leediging in. Hij zette zich schrap, na
zijne sporen tegen elkaar te hebben laten
klinken en zijne sehako te hebben opge
nomen, en zeide
»Onze persoaeele quaestia zullen we
later uitmakenthans moeten we die
andere arrangeeren. Tot de eer!*
Hij boog stijf en verwij ter ie zich,
zonder dat Hork, wiens bloed aan 't Kotten
was, eene beweging maakte om hem uit
te laten. Reinoud nam die taak op zich.
In den gang gekoman, fluisterde ij
Rapière
»Het doet mij leed, Mijnneer, dat g.j
u deze zaak hebt aangtrokkeuwant ik
een dunnen sluier van optimisme de
feiten, welke van voldoende ernstigen
aard zijn om ook de meest besliste en
stoïcijnsche vaderlanders te verontrus
ten. Sinds kort vóór den oorlog zijn
de niet-productieve uitgaven driemaal
zoo snel gestegen als de handel'toenam
de belastingen zijn verdubbeld de jaar
lij ksche uitgaven zijn meer dan ver
dubbeld. De leeningen en de uitgaven
voor den dienst der leeningen zijn tot
bijna het viervoudige gestegen. Ge
lukkig i« besloten, groote leger- en vloot-
uitgaven uit te stellen. Maar ook van
eenige productieve uitgaven moest
worden afgezien. En zelfs nu nog kan
de begrooting enkel sluitend worden
gemaakt door het opvoeren van den
toch reeds zoo zwaren belastingdruk,
en door gebruik te maken van niet-
aangesproken fondsen, welke nog uit
den oorlog over waren. De bewonde
renswaardige matiging, door de Japan
sche staatslieden in den laatsten tijd
betracht, kan worden opgevat als het
bewijs dat zij van den nood een deugd
hebben gemaakt."
MAROKKO.
Het is niet doenlijk, zich een voor
stelling te vormen van den stand van
zaken in Marokko, uit de telegrammen
die vandaar worden verzonden. Zooals
de zaken nu staan is er niemand, die
goed begrijpt waar Marokko aan toe is.
Eén woord is er, dat in allo telegrammen
voorkomt, en dat is het woord anarchie.
Daarover kan men het dan ook inder
daad eens zijn, dat er meer dan ooit
regeeringloosheid heerscht in het land.
vrees dat ze in geen geval den heer De
Muscadin zal bevoordeelen. Bovendien
moet ik u verklaren, dat ik niet weet
waarvoor die heer mij voldoening vraagt,
en dit diende ik toch te weten.*
»Ik zal de eer hebben u dat te zeggen,
Mijnheer,* antwoordde Rapière, die deze
gelegenheid niet wilde verzuimen om de
reden zijner komst wat duidelijker te
maken. »Gij hebt eenige dagen geleden,
in tegenwoordigheid eener dame, De
Muscadin persoonlijk beleedigd, en boven
dien over vreemde officieren gesproken
op een wijze, zeer beleedigend vooron6,
Belgen van geboorte.*
»Ik wil ten aanhoore van een ieder
het gesprek herhalen, dat wij gevoerd
hebben,* antwoordde Reinoud levendig,
»en dan kan men oordeelen wie eigenlijk
de beleedigde is.«
Daarop deelde hij de woordenwisseling
mede, die teu huize van den Generaal
had plaats gehad, en tot slot voegde hij
er bij: »wauneer mijnheer De Muscadin
zich daarover beleedigd gevoelt, bewijst
hij alleen dat hij zich werkelijk voor een
vreemdeling houdt, even als ieder ander
lie zien mjue woorden gelieft aan te
trekken, en aan wien ik derhalve bereid
ben de vereischte voldoening te geven.
Ik verklaar echter, dat ik alleen met
vreemdeli.it* bedoeld heb, hem die het
Land en deu Koning dient en met min-
acntiug over onze taal durft sprekea,
zooals De Muscadin deed. Zeg hein, uit