COI li\M.
Si iUü L JillüJf.
UUUIl
So. 44.
Zaterdag 7 September 1907.
23e Ja
**arg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwseh-Vlaanderen.
F. DIELEMAN,
Buitenland.
FE U I L LETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
AUVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
elkeD regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
BELGIË.
Beroering aan de haven
te Antwerpen.
Wie eergisterenavond in onze streek
zijn oogen hemelwaarts richtte en dan
in zuid-oostelijke richting keek, zag
een hellen gloed, die een feilen, uitge-
strekten brand moest verkondigen. Al
gemeen was de gedachte, dat zal te
Antwerpen zijn, want het zit daar niet
pluis. En dit was ook zoo.
Sedert Maandag is de betrekkelijke
rust aan de Antwerpsche dokken ver
dwenen en namen de opstootjes een
ernstig karakter aan, zoodat de reeders
bij den burgemeester aandrongen op
het bijeenroepen van de burgerwacht
om de vrijheid van arbeid te verzekeren.
De burgemeester weigerde echter.
Hij bepaalde zich slechts tot een ver
bod van samenscholingen van meer
dan 5 personen en eerst Dinsdagavond
liet hij de burgerwacht oproepen. Maar
toen was het ook noodig. Want van
dien tijd schreef het HandblJ. van Antw.\
Er is geen enkele natie" die nog
durft werken. De wagens zijn geen
vijf minuten op straat, of de paarden
zijn uitgespannen en de wagens midden
van den weg afgeladen. De voerlui
weigeren overigens nog uit te rijden.
De politie is volslagen machteloos
zij durft zelfs niet eens de omgeworpen
wagens overeind zetten, overtuigd daf,
wie er durft aankomen, zou verslagen
worden.
Er gaan geen twee minuten voorbij,
>Wat duurt het lang!* zei de knaap
met een zucht, nadat hij het hoofd buiten
bet geopend raam gestoken en het weder
naar binnen getrokken had.
>'tZal nog wel langer duren,bromde
de ander. »Heb-je ooit gezien, dat als
je iemand wacht, hij niet langer uitblijft
dan gewoonlijk
De knaap richtte zijne groote, slimme
kijkers op zijn metgezel, als vorderde
hij eene nadere verklaring van die pessi
mistische opmerking.
»Je moet niet gelooven, dat je vader
in 'teerste uur komt,* bromde de man
in het witte vest weder; »ja, kijk
me maar zoo niet aan Juist omdat je
wilt gaan wandelen, en omdat het zoo'n
mooi weer is, zal er wel wat in den weg
komen. Je moet maar zoo'n plannetje
maken, dat is al een reden waarom
«r niets van komen zal.*
»Maar vader heeft beloofd dat hij tegen
half-een thuis zou zijn, om dan samen
naar de Harmonie te gaan, en als vader
iets belooft, dan doet hij het altijd,*
antwoordde de knaap.
►Luister eens hier, Reintje,* zei de
oude soldaat, terwijl hij eene ronde
of de agenten zijn verplicht met den
blooten sabel te chargeeren.
Ook uit het publiek werden verschei
dene personen gewond, waaronder zoo
als gewoonlijk ook personen die met
de staking niets te maken hebben. De
politie werd een oogenblik aangevallen
door een troep straatjongens, die steenen
op haar deden regenen. De agenten
antwoordden door een schat los kruit,
waardoor echter een der kinderen in
het gezicht werd verbrand.
Om 10 uur moest de brandweer een
feilen brand blusschen, door rebellen
in een opslagplaats voor hout gesticht.
De stapels hout waren met petroleum
overgoten. Verscheidene wagens ge
laden met balen katoen werden in
brand gestoken.
Natuurlijk werd er nergens gewerkt.
De vreemde arbeiders hielden zich
wijzelijk achteraf.
Maar om half elf werd de wacht weer
afgedankt.
Dat die houding nu werkelijk bepaald
is door verkiezingstaktiek van den libe
ralen burgemeester tegenover de socia
listische leiders der stakers, zooals het
Hand. v. Antw. betoogt, lijkt wel wat
onwaarschijnlijk.
De burgemeester heeft de motieven
voor zijn houding niet doen kennen,
maar van zelf komt het in gedachte,
dat, deze geheele crisis door de reeders,
die nu dadelijk om bescherming van
hun ingevoerde vreemde arbeiders
vragen, een afwijzende houding hebben
aangenomen tegen alle verzoenings
pogingen van den burgemeester.
En bovendien mag niet vergeten
koperen tabaksdoos uit zijn vestzak te
voorschijn haalde; »je moet wel be
denken wat je zegt - - dat leertje vader
je toch ook, zou ik meenen beloven
is heel makkelijk, maar doen is heel
wat anders. Als ik je wat beloof, dan
doe ik het altijd,* hier stak de spreker
een kleinen voorraad tabak achter zijne
kiezen en maakte daarbij eene beweging
met zijne kakebeenen als een kaaiman
die naar zijn prooi hapt.
»'t Is waar, je hebt me nog nooit iets
beloofd,* zei de knaap, met zijne poezele
hand het ruwebaviaans-gezichtstreelende,
terwijl de vriendelijke kuiltjes in zijne
wangen zich dieper teekenden»nog
nooit of je doet het, beste Dobber,
als je er kans toe ziet.*
»Dat komt,* antwoordde Dobber, die
op de laatste clausule niet gelet had,
►omdat ik nooit iets beloof of ik moet
te voren weten dat ik mijn belofte kan
houden.*
»Nooit?« vroeg de schrandere knaap.
»En toen we verleden zouden gaan
hengelen, -t— dat weet je nog wel,
dat had-je me den vorigen dag ook beloofd,
is er toch niets van gekomen.*
»Ja-wel,« bromde Dobber ietwat ver
legen, »maar ik kon te voren ook niet
weten dat het groote inspectie zou zijn,
alles present de oppassers, de
duiv
Dobber slikte de laatste woorden bij
tijds, te gelijk met zijn pruimpje, naar
worden, dat toen de stakers zich in
het begin der vorige week op een klein
aantal na gewonnen gegeven hadden
en het werk wilden hervatten, dat het
toen de reeders zijn geweest die opnieuw
de vlammen van de beweging hebben
doen opslaan, door aan de arbeiders
den vernederenden eisch te stellen, dat
zij zelf zouden meewerken om hun nog
stakende kameraden tot een nederlaag
te dwingen, door hun werk op zich te
nemen. Wie wind zaait, moet storm
oogsten.
De daden van geweld, die gepleegd
werden, zijn zeker niet goed te keuren
maar de houding van de reeders zal
ook evenmin de sympathie van ieder
weldenkende inoogsten.
Bovendien, het zijn niet in de eerste
plaats stakers, die tot daden overgaan.
Meestal wordt hiermee aangevangen
door het gepeupel, dat feitelijk buiten
de zaak staat, luitjes, die zoogenaamd
van de straat leven, en zoofziek als
ze zijn, bij de eerste aanleiding daar
toe hun slag slaan en in troebel water
visschen.
Zoo schijnt ook de groote brand aan
de houtdokken, niet het werk van sta
kers te zijn.
Nadere bijzonderheden hieromtrent
vindt men in het volgende telegram,
dat Woensdagavond aan de N. Rott. Ct.
uit Antwerpen werd verzonden.
Een reusachtige brand, vermoedelijk
door kwaadwilligheid gesticht, vernielt
op dit oogenblik een onafzienbare reeks
houtstapels aan de haven. Wijd en zijd,
ver buiten de stad, ziet men den rossen
gloed en de kronkelende vlammen. Het
binnen, waarna hij zich haastte eene
nieuwe versnapering uit de ronde doos
te nemen en die in zijn wijden mond
te bergen.
»Zie-je welriep de kleine Reinoud
zegevierend »je weet, evenmin als Papa,
te voren of je een belofte kunt houden.
Dat kan immers niemand Als de
nieuwe generaal Papa nu eens ten eten
verzocht, dan kunnen we immers niet
gaan wandelen.*
»Nou dat is wat moois wat je daar
zegtmeende Dobber, medelijdend de
schouders ophalend. Dan kan de Gene
raal die niet reel minder is dan de
Koning, zoo ze zeggen mij ook wel
ten eten vragen, en jou er bij. Je weet
zoo wat niks niemendal van de sippline
af, begrijp-je wel. Als 'tde Kornel
nog was, maar die zou er toch ook
al mooi mee in de knoei zitten, vat-je
't Is makkelijk gezegd, om bij een gene
raal te gaan eten, maar ik weet niet
dat het ooit met iemand is gebeurd. Ik
begrijp niet hoe dat gaan zou, want je
moet voor een generaal altijd halt en
front maken tot hij voorbij is. Zeg jij
me nu eens hoe je met hem aan tafel
kunt gaan zitten, dan ben-je knapper
dan ik.«
Reintje staarde zijn vriend Dobber met
groote oogen aan, en wist niet recht welk
antwoord op die ingewikkelde vraag te
geven.
►Dan is zoo'n generaal ontzachelijk
gebeurt in de zgn. Ferdinanduspolder,
achter het houtstation, vlak bij het
houtdok, geheel aan het Noordeinde
der stad. De reizigers in den spoortrein
krijgen den indruk of heel de haven
in brand staatin werkelijkheid strekt
de ramp zich voorloopig over ongeveer
5 hectaren uit. Men benadert de
plaats langs den Eeckerschen weg,
waar de houtzagerij van Huffel en
Smeurs staat.
Aan beperking van den brand valt
bezwaarlijk te denkeneen korps
brandweermannen en verscheidene af-
deelingen soldaten, voetvolk en genie,
zijn bezig aan die taak. Zij doen
wonderen van dapperheid en wagen
werkelijk hun leven in den helschen
gloed, maar het is te vreezen, dat de
vlammen een zeer groot deel van de
loodsen en opstapelingen, die zich
duizenden meters uitstrekken, zullen
aantasten. Een herberg, De Geschoren
Vos, is al uitgebrand een tegenover
liggend tapperijtje, Oud Antwerpen,
zal volgen. Een steeg, waar allerlei
gering volkje huist, de Clercksteeg,
moet er ook aan. De menschen zyn
druk in de weer om hun armzalige
have en hun lijf te bergen. De schilder
achtigste tooneelen kan men daar
waarnemenhoe kasten en gordijnen,
vogelmuiten, katten, portretten in lijsten
(dat van Jan van Rijswijck Bijv.) een
voor een in de herrie afgelaten werden
door de zorgelijke bewoners en in
veiligheid gebracht.
De schimmen der pompiers en sol
daten bovenop de stapels tegen den
schelgelen of rossen gloed waren fan-
hoog,* zei het kind nadenkend, »zoo
hoog bijna ais als onze Lieve
Heer.*
»Dat scheelt niet veel,* meende Dobber.
»Ik heb er een gekend, zoo'n generaal,
voor wien we veel banger waren dan
voor onzen Lieven Heer en alle heiligen
er bij.*
Dat mag-je niet zeggen, Dobber,* zei
de knaap, terwijl zijne scherpgeteekende
bruine wenkbrauwen zich een weinig
samentrokken. >Onze Lieve Heer is
machtiger dan alle menschen op de wereld
te zameD, en voor Hem behoeft men
niet bang te wezen als men braaf is,
heeft vader gezegd.*
►Hm ja-wei,* bromde Dobber, »ik
heb nooit inspectie gemaakt yoorOnzen....*
">Wil-je wel zwijgen, Dobber!* riep
de kleine jongen toornig, want hij voorzag
wat er volgen zou. »Je moogt zoo niet
spreken over onzen Lieven Heer.*
►Ik zeg geen kwaad van Hem,* ant
woordde Dobber in goeden ernst. >Ik
heb respect voor den goeien God. Zonder
Hem was er geeu generaal en geen soldaat
op de wereld, en geen enkele baars in
de grachtmaar het is een mensch niet
kwalijk te nemen als hij wel eens wil
zien met wien hij te doen heeft, en
>En heb-je dan geen .eerbied voor den
Koning vroeg de knaap met hoog-roode
wangen, want zijne overtuiging bracht
het jeugdig bloed in beweging.
>Dat zal waar zijn,* antwoordde Dobber