IE OVDEjmW.
ivo. m.
23*
Jaarg.
Zaterdag 24 Augustus 1907.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwscli-Vlaanderen.
F. DIELEMAN,
aanbesteed
Buitenland.
FEU L L LET ON.
Binnenland.
SkM
COIIUNT.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIEN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
elkeD regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiön worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Burgemeester en Wethouders van
AXEL, maken bekend, dat op Maan
dag den 26 Augustus 1907, des
voormiddags ten 9 ure ten raadhuize
zal worden
de levering van
I I. Plus minus 1500 liter zuivere
Amerikaansche (geen Russische)
PETROLEUM.
II. 12000 Kilogram Belgische.
ANTHRACIET (20/30 m.M.).
III. 5000 Kilogr. RUHRKOLEN
(stukken).
IV. 10Ö00 Kilogr. grove COKES.
Inlichtingen te bekomen ter Secre
tarie.
Axel, den 16 Augustus 1907.
burgemeester en Wethouders van Axel,
D. J. OGGEL.
De Secretaris,
J. A. VAN VESSEM.
ENGELAND.
Zeven redacteurs van Engelsche
bladen in Bengalen, zijnde, naar zij
zeggen, misschien met een uitzondering,
de eenige zuivere Britsche redacteuren
daar, komen in de Times in verzet
tegen de onware berichten en voor
De gouverneur keerde zich om en
richtte weder zijn blik naar den verloren
hoek, waar de infanterie-luitenants tegen
elkander stonden geprest. »Ik geloof, op
m(jn woord, dat hij 'tisl* zeide hij, en
te gelijk wenkte hij met den rechter
wiisvinger.
De luitenants keken elkander aan
want zij begrepen dat die wenk een
hunner gold. In den hoek, geheel
in den hoek gedrongen, stond een
arme oude luitenant, die alle moeite
scheen aan te wenden om ruggelings
door den muur heen te dringen en zoo te
verdwijnen, 't Was een man van middel
matige gestalte, omstreeks veertig jaren
oud, met een goedaardig gezicht, dat
zorgvuldig door het scheermes van alle
harige uitwassen was ontdaan, met uit
zondering van datgene wat het »model«
toeliet, en dat was niet veel. Alles
aan den middelmatigen luitenant was
»modeL - - ongeveer zooals Teupken
modellen-boek dat voor het nageslacht
heeft vereeuwigd. De luitenant geleek
tot op »een haart op den luitenant doo
Teupken geteekend, want ook zijn haar
was even ros als dat van den model
luitenant in 't boek.
stellingen over den toestand in Ben
galen, gelijk zij voortdurend in de
Engelsche pers verschijnen. Er is,
zeggen zij, zekere mate van ontevreden
heid, in enkele deelen van de provincie
zijn er ernstige opstootjes geweest,
tengevolge van godsdiensthaat tusschen
Hindoes en Mohamedanen, er bestaat
een boycott van Engelsche goederen
als een" protest tegen de splitsing van
Bengalenmaar er is geen oproerige
geest, die bijna aan openlijke rebellie
gelijk staat, en de toestand is niet zoo,
dat er troepen gezonden moeten worden.
Met name noemen de schrijvers een
paar correspondenten van Reuter als
de verspreiders van in ernstige mate
onjuiste en hevig overdreven voor
stellingen. Zij komen er ook tegen op,
dat het bedrijf van dieven en moor
denaars met de politieke beweging
onder de Indiërs in verband wordt
gebracht. Men kon evengoed den
diefstal van schilderijen en andere
kunstvoorwerpen in Londen met de
agrarische woeling in Ierland in verband
brengen.
Als er eens eerlijke en wakkere
Engelschen waren geweest, die het
Engelsche volk éenige jaren geleden
van den leugenveldtocht van Reuter's
en andere correspondenten in Zuid-
Afrika op de hoogte hadden gebracht!
RUSLAND.
Een zaak, die tegenwoordig de aan
dacht verdient, is de verhouding tus
schen de regeering en de reactionnairen.
Ze is vooral daarom van belang, omdat
velen verwachten, dat in de derde
Doema een reactionnaire meerderheid
zal zijn. En een opvallend feit hoe
vreemd het ook moge lijken is dat
de verhouding tusschen de regeering
en de reactie niet rooskleurig is. Ten
eerste blijkt dat uit de in beslagneming
van het reactionnaire orgaan, de meer-
vermelde Roeskoje Znamja, wegens
artikelen, waarin Stolypin gecritiseerd
werd. Een tweede bewijs is het op
treden van Stolypin tegen de delegatie
uit het Verbond van het Russische Volk
aan den Tsaar, waarvan Stolypin ver
scheidene reactionnairen verbood deel
uit te maken. Vooral het laatste heeft
veel kwaad bloed gezet. Genoemd
Verbond is zoo kwaad geworden over
het eigenmachtig ingrijpen van Stolypin,
dat het heelemaal van geen delegatie
meer wilde weten. Een gespannen
verhouding tusschen regeering en reac
tie althans een groot deel der
reactionnairen schijnt kwalijk te
miskennen en we achten dit een ver
blijdend verschijnsel. We zullen echter
wel zoo voorzichtig zijn voorloopig onze
blijdschap binnen zekere grenzen te
houden, gelet op de vele wijzigingen
waaraan de regeeringstaktiek in Rusland
is blootgesteld. Mogelijk denkt de
Tsaar er morgen weer anders over en
dan waait de wind weer uit een anderen
hoek. De wind heeft in de laatste
tijden uit zooveel verschillende hoeken
gewaaid in Rusland, dat er bijna geen
oog meer op valt te houden. Dat is
een van de groote fouten, waaraan het
regeerstelsel in het Russische Rijk
lijdende isgemis aan vastheid van
gedragslijn. Heden wil de Tsaar dit,
De gouverneur Wenkte nogmaals en
zeide met zijn forsche gebiedende stem
»Kom eens voor, Mijnheer, gij die
daar door den muur wilt verdwijnen.*
De officieren in den hoek maakten
ruimte en zoo stond onze model-luitenant
geheel alleen, aller blikken tot zich
trekkende. Toen hij bemerkte dat het
hem onmogelijk was zich langer schuil
te houden, koos hij eindelijk zijn partij
eu trad vooruit, midden in het vertrek,
tot op een vijftal schreden van den
bevelhebber, en bleet toen stokstijf, in
de voorgeschreven houding des soldaats,
met de hielen tegen elkander, staan.
»Ik heb het toch niet mis,* zei de
generaal, »het is onze vriend Hork. Hoe
gaat het, Hork Pc en te gelijk reikte de
generaal den luitenant de hand.
Deze gemeenzaamheid, en vooral de
hartelijke toon des geduchten generaals,
wekten de verbazing van allen, en een
nieuwsgierig gefluister ging door de rij
der officieren rond. Hork leefde in de
grootst mogelijke vergetelheid waarin een
man van zijn stand en leeftijd, die zieh
met de wereld zoo weinig mogelijk
bemoeit en aan wien de wereld weder-
keerig zoo min mogelijk zich laat gelegen
liggen, leven kan.
»Heel goed, Excellentie,* antwoordde
Hork op de tot hem gerichte vraag, en
met een stalen gelaat, hoewel hij zich
alles behalve op zijn gemak voelde.
»En waar is je kruis?* vroeg de generaal.
morgen daten van al die veranderlijke
stemmingen vinden we in de daden der
regeering de weerspiegeling. Onzeker
en weifelend als het karakter is van
Nikolaas II, zoo onzeker en weifelend
is de gedragslijn der regeering. Voor
spellen op het gebied der politiek is
altijd een gevaarlijke zaak zoo
ergens, dan gebeurt daar het onver
wachte maar wie in Rusland gaat
voorspellen, waagt zich op al te glad
ijs. Wij zullen er ons, uit vrees voor
een buiteling, niet aan wagen. Het
zou ons volstrekt niet verwonderen, als
we morgen vernamen, dat de regeering
en de reactie weer de beste vrienden
waren en het bestuur van het Verbond
van het Russische volk een persoonlijke
invitatie van Nikolaas II gekregen had,
om gezellig bij hem te komen gastmalen.
Hork boog even het hoofd en keek
op zijne maagdelijke borst. Toen staarde
hij met zijn open oog den generaal in
het gelaat en trok even de schouders op,
hetgeen beteekendeik kan het u niet
zeggen.
»Ben je niet voorgedragen?* vroeg de
generaal weder.
Hork maakte dezelfde beweging als
zooeven.
»Einiet voorgedragen vervolgde de
generaal. »Nu, daar zullen we voor
zorgen. Het zal 't eerste zijn wat
hier te doen heb. Als iemand bij
Waterloo het kruis verdiend heeft, zijt
gij het. Kolonelvervolgde hij, zich
omkeerende, eu de Kolonel der afdeeling
trad haastig vooruit eu boog eerbiedig.
Waarom is deze officier nietgedeco
reerd
De Kolonel deed hetzelfde wat Hork
gedaan had hij haalde de schouders op,
De generaal fronste zijne wenkbrauwen
boog even en keerde zich toen weder
tot Hork.
»We hebben aanstonds nog met elkaar
te praten. Mijne vrouw zal ook blij zijn
u weer te zien. Mijnheer Van Herder,
wees zoo goed en breng den luitenant
Hork naar mevrouw Van Hardsteek;
wij volgen aanstonds.*
De Adjudant trad voor en verzocht
met eene buiging den versuften Hork
hem te volgen.
Na nog eenige bekenden te hebben
W erkloosheid-V erzekering.
Een door de Ministers van Landbouw,
Nijverheid en Handel en van Binnen-
landsche Zaken onderteekend wetsont
werp vraagt een suppletoir crediet op
de begrooting van Landbouw, Nijver
heid en Handel voor het loopende dienst
jaar ad f6000, en wel ten behoeve van
de verzekering tegen de geldelijke ge
volgen van werkloosheid.
Het bedrag zou besteed worden als
subsidie aan de gemeenten, die een
bijslag geven op de bedragen, die vak-
vereenigingen uitkeeren aan werkloozen
De voorwaarden, waaronder subsidie
wordt verleend, zullen zijn, dat even-
toegesproken, narn.de gouverneur afscheid
van de beide generaals, boog voor de
officieren en verdween met zijn staf door
de vleugeldeuren, die zich als van zelve
Openden.
Hork was inmiddels door zijn geleider
met de grootste hoffelijkheid eerst door
eene zijdeur, toen door eene kamer,
daarna door een gang, en vervolgens in
een groot, luchtig vertrek gevoerd, dat op
een prachtigen tuin uitzicht gaf. Dat
vertrek, met niet minder smaak gemeubeld
dan de andere, had drie glazen deuren,
waarvan de middelste open stond en
den geur der bloemen uit den tuin naar
binnen deed stroomen. Bij die opening
stond een dames-werktafeltje, en op een
stoel, bij dat tafeltje,- zat, met den rug
naar de deur gekeerdy waardoor Hork
met zijn geleider binnentrad, eene dame
in smaakvol zomertoilet. De dame zag
niet op, want het gejoel en gezang der
vogels in den tuin, had het licht kraken
der deur verdoofd. Zij bleef rustig door
werken, want de voetstappen der beide
mannen smoorden in het dikke tapijt.
De adjudant bleef op eenige schreden
van de dame eerbiedig staan, en Hork,
die zich schuchter achter zijn geleider
verschool, stiet bijna zijn neus tegen den
rug van den hoffelijken adjudant, waarop
hij verschrikt twee passen terugging en
tegen het buffet bousde, waarop een
keurig ontbijt stond aangerecht, dat, in
't voorbijgaan gezegd, reeds miu of meer