.\o. 16. Zaterdag I Juni 1907. 23e Ja U ÏJ IB IJj EES OÜDE GESCHIEDENIS. tvaai'g. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwscli-Vlaanderen. F. DIELEMAA, Buitenland. F E U I L L T O N 'COIIIMNT. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrydagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3. Maanden 50 Cent; franco per post 60 Cent. Yoor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER AXEL. ADVERTENTIÊN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor elkeD regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentïën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vr\jdagnamiddag TVYEE uren. DUITSCHLAND. Dinsdag had te Berlijn bij het konink lijk paleis op eenvoudige wijze de onthulling plaats van vijf standbeelden, voorstellende de oranjevorsten. De opschriften op de standbeelden, die naar eigenhandige schetsteekeningen van den Keizer zijn uitgevoerd, luiden als volgt „Willem I, prins van Oranje, graaf van Nassau, genaamd de Zwijger. Stichter van de Nederlandsche onaf hankelijkheid. Hij viel voor zijn evan gelisch geloot. 1533 1584. Saevis tranquillus in undis/' (Kalm in brui sende golven.) „Maurits, prins van Oranje, graaf van Nassau, zoon van Willem I en van Anna, dochter van keurvorst Maurits van Saksen. Hij bevrijdde het land van de heerschappij der Spanjaards. 1567 tot 1625. Tandem fit surculu6 arbor." (Eindelijk wordt het rijsje een boom.) „Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau, jongste zoon van Willem I en van Louise Henriëtte. Uitnemend veldheer en staatsman, de held van 's-Hertogenbosch. Hij her stelde den door godsdiensttwist ten zeerste geschokten binnenlandschen vrede. 1584—1647. Patriae patrique." (Voor vaderland en vader.) „Willem II, prins van Oranje, graaf van Nassau, zoon van prins Frederik Hendrik. Hij stierf in het derde jaar van zijn stadhouderschap, in' het vier- en-twiutigste zijns levens, een vurig, 10) Een poos later kwam Van Beveren met den geheimzinnigen vreemdeling terug. Eva had met een schuinen blik, fle operatiën van haar afgezant gevolgd. Van Beveren was langzaam, met een onverschillige houding, hier en daar de dames lorgneerende, door de zaal ge slenterd en eindelijk den vreemdeling genaderdze zag de beide heeren in gesprek en ze begreep dat Van Beveren een onverschillig praatje had aangeknoopt. Ze wist heel goed, de slimme Eva, dat, haar ambassadeur de onderhandelingen met den noodigen takt zou vopren. Van Beveren was een gentleman, en werkelijk niet een van de minste van Eva's aan bidders. 'tWas iemand die veel gemak kelijkheid in den omgang had en een air de grand seigneur kon aannemen dat hem heel goed afging. »Freule,« begon de vreemdeling, na de voorstelling, >ik acht me gelukkig uw verlangen te kunnen bevredigen, en ik >Mijn verlangen, Mijnheer vroeg Eva met de gevorderde hypocrisie. De vreemdeling beet zich op de lip, en Van Beveren kon een glimlach vermetel, onverschrokken heerscher. 1626 tot 1650. Gënerosa in ortus semina exsurgunt suos." (Edele nakomelingen verheffen zich tot hunnen oorsprong.) „Willem III, prins van Oranje, graaf van Nassau, zoon van Willem II en de dochter van Karei I van Engeland, gehuwd met de dochter van Jakobus II van Engeland, sedert 1689 koning van Engeland. Voorvechter van Europa tegen de Fransche veroveringsstaat- kunde van Lodewijk XIV. 1650 tot 1702. Nunc aut nunquam." (Nu of nooit.) Naar aanleiding van de onthulling van de beelden der Oranjes, haalt de Lokal-Anzeiger uit het Jaarboek der Hohenzollerns van verleden jaar de volgende ofïïcieelé verklaring over dé beweegredenen van den Keizer aan De beelden zullen meer dan enkel artistieke beteekenis hebben, daar zij als een geschiedkundig getuigenis en een eerbiedige kenschetsing van het feit moeten strekken dat de geheele geschiedenis, alle lief en leed en alle triomfen van beide huizen (Hohenzollern en Oranje) zich eenmaal in nauwe persoonlijke gemeenschap hebben afge speeld, wat ook aan alle komende ge slachten voor den geest moet blijven staan. Uit haar eigen voegt de Lokal-An zeiger hier nog, $ls orakel, aan toe Een merkwaardig toeval of is het geen toeval heeft het beschikt dat de onthulling van de standbeelden der Oranjes, deze zinnebeelden van de nauwe gemeenschap der Engelsche en üuitsche regeeringshuizen, juist in een tijd geschiedde, dat ook het Duitsehe van voldoening kwalijk verbergen. »Pardon, Freule, ik vernam van Mijnheer, die wel zoo beleefd is geweest me aan u voor te stellen, dat ge familie in Indië hebt, een broeder, of pleeg broeder, en 't zou me een groot ge noegen zijn u nadere berichten omtrent hem te geven.* »Nadere berichten, Mijnheer?* »Om u te dienen, Freule, - ik gafu reeds per brief bericht van hem.* »Ah riep Eva verrast. »Uw naam- teekening hebben we niet kunnen ont cijferen, neem 't me niet kwalijk, Mijnheer.* ^Volstrekt niet, Freule,* antwoordde Barneveld glimlachend, „mag ik u mijn arm aanbieden, dan zal ik de eer hebben u alles te vertellen wat ik weet.* Eva nam den aangeboden arm aan en voegde Van Beveren, die een lang gezicht trok, in 't voorbijgaan toe: »ver- geet niet dat we de cotillon samen dansen.* Dat was meer dan Van Beveren had durven hopen. Hij was gelukkig in den oueindigen graad, al was 't ook alleen uit hoogmoed of ijdelheid, die den eenen man noopt den anderen de loef af te steken. Frans Crul's reputatie bracht een zeer onaangenaam kwartier uurs door, ge durende de omwandeling van zijn vriend met zijne pleegzuster. Deze vriend moest tot ziju leedwezen verklaren, dat zijn en Engelsche volk door het bezoek van Engelsche dagbladschrijvers, Engelsche gemeenteambtenaren en het aanstaande bezoek van den Lord Mayor van Londen een toenadering voorbereidt. RUSLAND. Negentien leden van de Doema van de rechter- en de gematigde partijen zijn Dinsdag bij den Tsaar op audiëntie geweest. De audiëntie duurde V '2 uur. Ook de Tsaritsa en de Tsesarewitsj waren tegenwoordig. De Tsaar onder hield zich met èjk der Doemaleden afzonderlijk en vroeg naar hun beroep en den economischen toestand der provinciën waar zij vandaan kwamen. Ten slotte hield de Tsaar een toe spraak, waarna hij den Tsesarewitsj de Doemaleden goeden dag liet zeggen. De inhoud der toespraak wordt geheim gehouden de Doemaleden schenen zeer onder den indruk te zijn. In Kief nemen de plunderingen en brandstichtingen weder schrikbarend toe. Tal van boeren zijn opgesloten. 42 sociaal-democratische leden heb ben in de Doema een interpellatie ingediend naar aanleiding van de tuohtigings-expeditie naar de Oostzee- provincies. Zij legden een memorie over, die 34 bladzijden druks beslaat en waarin zij de regeering van velerlei beschuldigen. De memorie somt op dat 1170 boeren zonder vorm van proces zijn opgehangen of doodge schoten; dat 300 hoeven in de asch werden gelegd, die een waarde van eenige millioenen vertegenwoordigen enz. De interpellanten beweren dat op vriend wel zijn plicht had gedaan, maar toch niet heel geschikt scheen voor de carrière die hij gekozen had, daar hij nu reeds een tegenzin er in had. »'t Is een brave jongen, die Crul, zei mijnheer De Jonge-Barneveld, »maar hij zou beter zijn weg vinden, als advokaat, of rechter, of zoo iets.« »Ik dacht juist het tegendeel, Mijnheer,* antwoordde Eva, onwillekeurig een bitsen toon aanslaande. »Ik ben een zeeman, Freule, en zeg ronduit waar 't op staat,zei de vriend gemoedelijk. »Crul is mijn vriend, en ik heb hem aangeraden den zeedienst te verlatenhij deugt er niet voor, en hij komt er vrij rond voor uit. »Dat is onmogelijk 1* zei.Eva driftig. »Vergeef me, Freule; ik zeg u mijn gevoelen zooals ik 't hem-zelf heb gezegd. Hij is geeu zeeman hij is geen soldaat. Hij heeft misschien moed, maar..." Misschien herhaalde Eva, en ze hield haar cavalier staande en doordroug hem met een toornigen blik. Misschien, Freule,* herhaalde de ander met een effen gelaat. »Zijt gij zijn vriend, en durft ge dat zeggen :j« vroeg Eva inwendig sidderend. Zeker durf ik dat zeggen. Al ben ik zijn vriend, ik behoef toch niet blind te zijn voor zijne gebrekeu, als 't namelijk een gebrek is in geen liefde te gevoelen voor een stand waarin we door 't toeval zijn geplaatst, 'tls ai wei het oogenblik de gruwelen nog voort duren. Uit de strafgevangennis te Lublin zijn 21 politieke en 20 gewone gevan genen gevlucht. Zy wisten door een riool te ontkomen. TURKIJE. In de nabijheid van Uskub werd onlangs een moord gepleegd, die zoowel wegens den persoon van den verslagene als door de wijze van uitvoering, groote sensatie wekte. Toen de Mohammedaansche groot grondbezitter Ramis Effendi onlangs met zijn rentmeester in zijn landhuis te Unsican overnachtte, verscheen er tegen middernacht een militaire pa trouille, die toegelaten wilde worden. Aan dit verzoek werd voldaan en de „soldaten" werden naar 's lands gebruik onder dak gebracht. Op een gegeven oogenblik echter grepen de als soldaten vermomde bandieten hun geweren en schoten hun gastheer neer. Daarna werd ook de rentmeester vermoord. De bedrijvers van deze euveldaad moeten Bulgaarsche komitadji's zijn, die Ramis Effendi reeds lang hadden ter dood veroordeeld, wegens zijn despotisch optreden tegenover zijn ondergeschikten Voor dezen moord, die onder de Mohammedanen groote opschudding teweegbracht, is reeds wraak genomen. Een bende van 150 Albaneezen uit het dorp Elova heeft het dorpje Unsican, waar Ramis vermoord werd, overvallen en ongeveer een derde der woningen verbrand. Verscheidene dorpelingen werden gevankelijk weggevoerd. als men in zoo'n geval zijn plicht doet, en waarschijnlijk zal men Frans in dit opzicht geen verwijt doen. Men doet wat men kan, meer is er niet te vorderen. De arme jongen verlangde wat naar't eind der expeditie. Gelukkig werd hij bij tijde ziek.* Eva trok plotseling haar arm uit dien van haar geleider, boog even en liet hem staan. Een poos later was mijnheer Barneveld in druk gesprek met den Admiraal, en Eva's genoegen was voor dien avond bedorven. De cotillon was nauwelijks begonnen of Van Beveren merkte den ommekeer die er bij Eva had plaats gehad. »Ge hebt zeker slechte tijding van uw pleegbroeder vernomen,Freule!* begon hij. Eva schriktë op. Vergeef me,« zeide ze, »ik heb verkeerd gedaan thans met dien mijnheer te spreken. Zijn verhaal heeft me in gedachten ver van hier ge voerd, en nu ben ik niet aanstonds weer met al mijn zinnen bij den dans.* »Het schijnt me toe, Freule, dat die mijnheer zich niet kan beroemen opeen gunstig uiterlijk.* »Zoo Ik heb hem nog niet nauw lettend ^opgenomen.* Doe het dan eeushij is zoo druk in gesprek met den Admiraal, dat hij er niets van merken zal.* ^Inderdaad,* zei Eva, »er is iets in dat gelaat dat niet aangenaam isik kan niet juist zeggen wat het is, ei

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1907 | | pagina 1