EIND 502] AL M.
IVo. 4.
Woensdag 17 April 1907.
23e «Vaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. DIELEMAX,
X E L
Buitenland.
FEUILLETO_N._
COURANT.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGE VER
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
elkeD regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
ENGELAND.
Donderdagmiddag om 3.15 Gr. t. is
bij Leicester de luchtballon neerge
daald, die Woensdagavond om 8.15 M.
E. tijd te Bitterfeld, bij Berlijn, was
opgestegen Dit is de eerste ballon,
die uit Duitschland over de Noordzee
in Engeland is beland. De luchtschip
pers dr. Wegener en Koek zeggen,
dat hun reis niets bizonders heeft op
geleverd. Zij bereikten de zee bij
Amsterdam en zweefden over de zee
op een hoogte van 1500 M. Deze hoogte
maakte de bepaling van de plek, waar
zij de kust verlieten, blijkbaar wat ruim.
Dit is waarschijnlijk de ballon ge
weest, dien men Donderdagochtend
omtrent halfzes van Texel door een
krachtigen Oostenwind snel westwaarts
over zee heeft zien drijven.
Botha is Zaterdagochtend te Sout
hampton aangekomen na een voor
spoedige reis, waarvan alleen de laatste
dag stormachtig was. Hij werd harte
lijk verwelkomd. De dames die hem
vergezelden, kregen prachtige ruikers.
Hij beantwoordde een adres van wel
kom, dat hem aan boord door den
burgemeester van Southampton werd
aangeboden, met behulp van een tolk.
Ik betreur het, zeide hij, u lieden niet
in het Engelsch te kunnen toespreken.
Vergun mij u hartelijk dank te zeggen
voor het vriendelijk welkom te Sout
hampton. Ik stel dat vooral op prijs
omdat Southampton de voornaamste
Engelsche haven in den handel op
108)
Wat was er natuurlijker dan dat men
de meest riante plekjes ging bezoeken,
en die waren nog altijd het wande
lingetje langs de rivier, waar het vroegere
huisje van mevrouw Van Waren, goed
onderhouden en dus even zindelijk en
net als toen Agnes er nog gastvrijheid
genoot, zich bevond en waar wat verder
Rectincks woning had gestaan, en
eindelijk het zoogenaamde bosch met
het romanesk begroeide heuveltje.
Het piqueerde Hugo toch te sterk om
te zien, welken indruk die oude herin
neringen op Agnes maakten, om bij die
wandeling niet haar cavalier te zijn.
»Och ja, mijnheer Van Waren," zei-ze,
toen ze de woning van wijle zijne moeder
voorbij kwam »hier woonde, als ik mij
wel herinner, uwe mama. Wat was-ze
eene lieve vrouw, niet waar?*
»Zeker was ze al een heele lieve
vrouwriep Oltewal, die tot dat slag
behoorde, dat iedereen nog lief vindt,
die dood is.
Agnes sprak de woorden niet uit
zonder eenig gevoel en toch was het niet
die soort van sentiment, welke Hugo bij
haar had gewenscht.
Zuid-Afrika is. De eer, mij bewezen,
is geen persoonlijk huldebetoon, maar
een voor het Transvaalsche volk het
welk dit welkom evenzeer waardeert.
(Toejuichingen.) Ér was een tijd dat
ik niet omringd was door zulke Engel-
schen als nu (gelach en gejuich), maar,
goddank, ik heb nu mijn vrijheid van
beweging. Ik vertrouw op het geluk
en de toekomst van Transvaal en van
het geheele rijk (Toejuichingen).
Door middel van den tolk, stond
Botha ook verscheidene interviewers te
woord. Tegen hen allen zeide hij dat
hij niets kon zeggen nopens de Maan
dag beginnende conferentie. Hij zou
daar echter spreken en handelen ten
bate van vrede en voorspoed.
Sir Baillie Hamilton, de vertegen
woordiger van het ministerie van
koloniën, het parlementslid Mackar-
ness, juffrouw Hobhouse en vele ande
ren verwelkomden Botha bij zijn aan
komst aan het Waterloostation hier.
RUSLAND.
Men herinnert zich dat bij de beraad
slaging in de Rijksdoema over de op
heffing van de veldkrijgsraden een
Grieksch-ortodox priester indruk maakte
met een pleidooi tegen die krijgsraden,
die met zooveel beschuldigden korte
metten maakte, en Man tegen de dood
straf in het algemeen. De Correspon-
dance Russe geeft nu uitvoeriger verslag
van die vergadering van 25 Maart, toen
de pope Tikvinsky, behoorende tot de
arbeiderspartij, aldus sprak
Rechts eischt men„de doodstraf
voor de schuldigen!"Bedenk, dat
»Zie-je wel, mijnheer Valmer,* sprak
de burgemeester, toen ze aan zijn tuin
genaderd waren, »dat heb ik hier bij
zonder verfraaid. Ik heb een paar huizen
weg moeten gooien, om er een engel-
schen aanleg van te maken, en nu heb
ik uit mim huis, dat, zooals je ziet nog
al hoog ligt, een prachtig gezicht op de
rivier. Van daar moet u eens zien wat
het huis van mijnheer Van Waren een
goed effect maakt.
Agnes hoorde het, en zeide zacht tegen
Hugo»ik wil gelooven dat het veel
mooier is geworden, maar ik mis toch
mijn vaderlijke woning, 't Spijt me dat
ze weg is.«
En ze war-delden voort en kwamen
allengs aan het heuveltje, waar men een
oogenblik bleef uitrusten, want al was
de hoogte niet aanmerkelijk, voor de oude
mevrouw toch al vermoeiend genoeg.
Terwijl het gezelschap voortkeuvelde,
bleef Hugo een oogenblik in gepeins
verzonken. Allen bewonderden het lieve
plekje, alleen op hem maakte het een
dieperen indruk. Daar was een tijd ge
weest, dat het zoogenaamde »lieve plekje*
zijn hemel was, en, al had hij ook een
anderen hemel daarvoor in de plaats
gekregen, diezelfde hemel was toch voor
hem verloren gegaan.
•Is dat niet lief, Alida?* riep Agnes
opgetogen. »Ja, ik heb hier wat dikwijls
gezeten met papa, mijn goede papa, en
met je man ook. O we waren toen zulke
niemand als een misdadiger geboren
wordt. Bij de geboorte is de ziel van
ieder mensch helder als kristal. Aan
wie dan de schuld, als de mensch een
misdadiger wordt Aan ons, herders
der kerkaan de maatschappij maar
vooral aan de regeering. Herinner u
wat onze onvergetelijke Dostojetski over
de misdadigers zegt: „Mijncheeren, als
er zijn, die de doodstraf verdienen, dan
zijn zij 't die onderwijzen." Elke moord,
welke ook is een misdaad, maar de
moord bij rechterlijke beschikking, de
moord in een Christelijke maatschappij
in den naam van God begaan, is de
misdadigstè van alle moorden.
Een stem op den Sinaï heeft gezegd
„Gij zult niet doodslaan Bren^
niemand om het levenVan de uit
zonderingen die de wet van Mozes
toelaat, heeft de Heiland ons gezegd
Dit is de vrucht van uw wreedheid.
Wat vreeselijker is dan al het andere,
is dat de doodstraf by ons gerecht
vaardigd wordt in den naam des
Heilands, van hem, die het gekrookte
riet niet zou verbreken.
Wat is de doodstraf Stel u in de
plaats van den gevonnisten martelaar.
Het hart verstart van ontzetting.
Vluchten Waarheen De sloten en
muren zijn stevig. De maatschappij
om bescherming vragen Maar niemand
kan hem hooren. God aanroepen
Maar hij is in den naam van dien God
veroordeeldGewoonlijk worden die
rampzaligen- krankzinnig, of ze lasteren
God. Denk u dan in den akeligen
toestand van den pope, die er mee be
last is den veroordeelde met de terecht-
intimen, niet waar, mijnheer Van Waren
Wat de tijden toch veranderen 1*
Hugo was enkel verbazing. Ze scheen
plezier te hebben, ze lachteVoelde-ze
dan volstrekt niet, welk een diep leed
ze hem had aangedaan
Neen, in waarheid, ze voelde het niet,
ze wilde niets minder doen dan kwetsen,
ze wilde aangenaam zijn in de oogen van
gastheer en gastvrouw, ze wilde daardoor
zelfs hare erkentelijkheid tooneri, ze
voelde volstrekt niet dat ze kwetste.
Misschien zou ze het nog gevoeld hebben,
als Hugo niet eene lieve gade had en
gelukkig was.
Men amuseerde zich zeer goed, zoo
zelfs dat de weduwe geen plezier had
om reeds naar huis te gaan, toen men
de fabriek ging bezichtigen, waaraan
weinig te zien was, ofschoon meu dit
waarlijk niet zou gelooven, bij de opge
wondenheid, waarmede de burgemeester
er over uitwijdde.
Zoo was al spoedig de tijd genaderd
om het middagmaal te gebruiken, maar
Alida scheen van daag geen haast te
maken. Het duurde echter wat heel
lang en Hugo vroeg: »hoe is het vrouw p
krijgen-we niets van middag
>Och, mijn meid is wat in de war,*
antwoordde zij een weinig geagiteerd",
doch plotseling veranderde haar geheele
;elaat, en riep ze uit»gelukkig, daar
ziju ze! Nu kan er opgedaan worden
Hugo keek naar buiten en was een j
stelling bij te staanWij zijn daartoe
verplicht. Wat moeten wij hun dan
zeggen, als wij bij hen in de cel komen
Wij kunnen niets anders doen dan hen
te voet vallen en hun vergiffenis af
smeken voor een maatschappij, die zelf
niet tot vergeven in staat is. Hoe
zouden wij hun het kruis kunnen voor
houden, dat zinnebeeld van vrede en
liefde
Uit Homel wordt gemeld, dat Donder
dag een aantal onbekende lieden die
met geweren, revolvers en dolken ge
wapend waren, door de straten zijn
getrokken en alle joden hebben aan
gezegd dat zij binnen drie dagen de
stad moesten verlaten, als zij niet om
hals gebracht wilden worden.
Het bestuur van de joodsche ge
meente heeft aan Stolypie en aan den
gouverneur om bescherming tegen deze
zwarte bende geseind.
Minister Stolypine is het antwoord
niet schuldig gebleven aan den presi
dent der Doema.
De minister verklaart daarin, dat de
stand van zaken hem de verplichting
heeft opgelegd onverwijld maatregelen
te nemen tegen schending van de wet
telijke orde. Daarbij heeft hij de keus
gehad tusschen den door de wet voor
geschreven formeelen weg en dien,
welke de beleefdheid voorschrijft, nl.
zich eerst tot den president der Doema
schriftelijk te wenden met het verzoek
hem te willen meedeelen, welke maat
regelen hij denkt te nemen ter voor
koming van vergrijpen tegen de orde.
Dezen weg had ook de heer Golowin
en al verbazing dat hij Stade aan zag
komen, met een dame aan zijn arm
geloofde hij zijne oogen Was dat Cat-
hinka niet! Hij vloog zijn oude vrien
den te gemoet als of er nooit iets tus
schen hen was voorgevallen.
»Maar het is me alles nog een
raadsel. Hoe kom je zoo samen
»Wel natuurlijk,» zei Stade, »omdat
we getrouwd zijn. Te Homburg, zooals
in mijn brief staat. Ik heb je wel wat
laat geschreven, maar voor een paar
dagen zal je mijn schrijven toch wel
ontvangen hebben.*
»Neen,* zei Alida, >ik kreeg hem toen
hij juist weg was, en dan heb ik de
vrijheid ziju brieven te openen. Ik vond
het nu eens aardig om hem te verrassen
en vertelde hem er niets van.*
»Ondeugend wijf! Wel ben ik ver
rast! Nu kom binnen, dat is goed, dat
doet me plezier
De lezer is, vreezen wij, niet minder
verrast. Het spreekt van zelf dat Weisz-
blut gestorven is. Hugo weet het al
lang, alleen bij den lezer is verzuimd
de gewone boodschap te laten aanzeggen.
Gaat het den lezer als den auteur,
lan is er geen schooner zinnebeeld vau
gezellige vroolijkheid als eene welvoor
ziene gedekte tafel. Men komt bij
elkander en, laat ons billijk zijn, hoe
vaak wordt de tijd gedood door banale
bjleefdneden, terwijl eigenlijk de ge
woonte van kaart te spelen niets andera