Binnenland. Gemengd Nieuws. Men is in Petersburg niet geheel gerust over de komst van een groot aantal troepen in de stad. Het vorig jaar gebeurde dat ook juist vóór de ontbinding van de Doema. Maar er is toch geen andere aanwijzing, dat die troepen versterking in verband zou staan met zoo'n voornemen. De nieuwe troepen, bestaande uit drie regimenten infanterie en eep regi ment bereden gardes, zijn ingekwartierd in de wijken waar zich de fabrieken bevinden. Dat zou er op wijzen dat men op onlusten onder de arbeiders ver dacht is. MAROKKO. Naar de Times uit Tandzjer verneemt, heeft het bericht van de bezetting van Oedzjda aan het hof te Fes diepen indruk gemaakt. De vizirs hebben uren lang erover beraadslaagd. De minister van buitenlandsche zaken heeft daarna de consuls laten roepen en hun op 't hart gedrukt om voorzichtig te zijn en geen beweging tegen de vreemde lingen op te roepen. Bij het afzenden van het bericht was het te Fes kalm. Verder verneemt de Times, dat de gezanten van Frankrijk en Duitschland te Tandzjer het eens zijn geworden in de lastige kwestie van de dradelooze telegrafie. Bij kon. besluit is, met ingang van 8 April 1907 1. aan den heer H. P. Staal, opzijn verzoek, een eervol ontslag verleend als minister van Oorlog, onder dank betuiging voor de vele en gewichtige diensten, door hem in die betrekking aan Hare Majesteit en aan den Lande bewezen 2. benoemd tot minister van Oorlog, de heer W. F. ridder Van Rappard, generaal-majoor, commandant van de Stelling van Amsterdam, bevelhebber in de eerste militaire afdeeling. Ook is bekend geworden, dat de overige ministers op verzoek van H. M. de Koningin, hun ontslagaanvrage heb ben ingetrokken, zoodat de ministeriëele crisis is opgelost. M. a. w. het kabinet-De Meester blijft met uitzondering van Minister Staal. De nieuwe Minister van Oorlog, generaal-majoor Van Rappard is Zater dag om half elf te Apeldoorn aangeko men en in een hofrijtuig naar het Loo gereden om beëedigd te worden. enkele ontboezeming de stilte verbrak. Eindelijk toch vraagt Alida >En ben je naar den Haag geweest ?c >Ja.< »En heb-je Agnes gezien „Ook.* »Eu hoe was ze wel bij die eerste ontmoeting? Daar ben ik toch nieuws gierig naar.* »Ja, wat zal ik je zeggen, heel lief, heel aardig, heel beleefd.* >Maar toch nog al ontsteld, denk ik »Mij dunkt dat ik meer verlegen nog was dan zij. Nu, ze zal van daag mijn gast zijn, en dat juist hierVertel mij eens,* ging hij luchtiger voort, klaarblijkelijk om van dat chapitre af te stappen, »ben je naar de kerk geweest »Wel zeker.* »En hoe preêkt de dominé »0, dat's me wel bevallen. Een jong mannetje met. een vlug voorkomen.* »Dat vraag ik je niet, hoe hij er uitziet, maar hoe hij preektriep hij ondeugend glimlachende. »Neen, waarlijk, de preek is mij heel goed bevallen. Hij had tot tekstmij is de wraak, zegt de Heer, en hij heeft het mooi behandeld hé, zie ik daar niet een rijtuigje in het verschiet Wie weet of het de Valmers niet zijn.* Eu zoo was het, want een oogenblik later hield de barouchette stil en kwamen Eduard met zijne mama eu Agnes er uit. Ze werden hoffelijk ontvangen en 0m 2 uur reed de Minister weer naar den trein, nadat hij met de Konin gin en den Prins had ontbeten. De afgetreden minister van Oorlog, generaal Staal, heeft, na op de gebrui kelijke wijze afscheid genomen te heb ben van het personeel, Maandag in het departement de portefeuille over gedragen aan zijn opvolger, generaal Van Rappard, aan wien de hoofdamb tenaren vervolgens hunne opwachting maakten. De nieuwe minister van Oorlog woonde gisteren tegen 41 uur de eerste vergadering bij van den Ministerraad, die, na terugkeer van de heeren De Meester en Veegens, werd gehouden. ff. F. ridder van Rappard. De nieuwbenoemde minister van Oorlog, die den 61-jarigen leeftijd heeft bereikt, was, toen hy in 1862 in militaire dienst trad, aanvankelijk bestemd voor de artillerie van bet leger in Oost-Indië In dat jaar als cadet geplaatst bij de Kon. Mil Academie, werd hij in 18 6 benoemd tot 2e luitenant der artillerie bij het O. I. leger, maar reeds kort daarna werd hij overgeplaatst bij het leger hier te lande, en wel bij het 2e regt. vesting artillerie In 1867 gedetacheerd bij de inspectie der draagbare wapens, werd Van Rappard in 1868 overgeplaatst bij het le reg. vest.-art.met 1 Sept. 1870 werkzaam gesteld bij de Kon. Mil Academie; in 1872, het jaar zijner bevordering tot le luit.., daaruit eervol ontheven en over geplaatst bij het le regt. vest-artillerie. Id 1872 volgde zijne detacheering bij de stafschool, aan welke inrichting voor hem de grondslag werd gelegd voor de hooge wetenschappelijk militaire ont wikkeling en bekwaamheid, waarvan Van Rappard sedert blijk heeft gegeven. ISa het diploma van de stafschool te hebben verworven en nog drie jaren bij den troep te hebben gediend, het 2e regt. veld-artillerie - werd hij in 1879 kapitein bij den generalen staf. in welken rang hij werkzaam gesteld werd bij het dep. van Ooilog. In 1887 verliet hij dat dienstvak en werd hij overgeplaatst bij het 2e regt. veld-artillerie, van welk corps kapitein Van Rappard in 1891 benoemd werd tot adjudant. In 1893 werd hij na zijn benoeming tot majoor geroepen om als hoofd der IVe afd. (artillerie) aan het dep. van Oorlog op te treden. Bijna onafgebroken bleef hij tot I960 bii het Ministerie als afdeelingschef werkzaam, na in 1898 tot schenen ook zeer goed geluimd te zijn. „En hoe maakt de kleine het?* engelachtig. Ze was zóó wel. Wat zegt u, mama, is ze niet een engel?* »Zeker, zeker,* bevestigde de oude vrouw. »Hadt je haar niet meê kunnen brengen? Je hadt het gerust kunnen doen, wat mij betreft.* »Het kind is daar toch wat joDg voor, niet waar Dit is de eerste keer dat ik een ganschen dag van haar af ben, maar om zoo'n reden ook.* Hugo onderhield zich met Eduard, en vertelde hem het een en ander van den burgemeester. Mevrouw Valmer zag hem met wel gevallen na, en zei, »wel Alida, wat maakt je man zich verdienstelijk, Agnes mag er hem haar leven lang wel dank baar voor blijven.* »Wel,« zei Alida, »ik hoop dat we hier recht prettig gezelschap aan elkander zullen hebben.* »Ha, hal* riep Hugo, »daar komt oom Ottewal ook aan,* en hij kon een glimlach niet onderdrukken met zooveel bered dering als de makelaar daar aan kwam stappen. Was de. man nog ploertiger geworden of was Hugo er minder aan gewoon Karei had partij getrokken van zijn voorbeeld, dat bleek duidelijk door de geweldige stappen die hij deed en het zwaaien met de armen. Mevrouw Ottewal wa» een kolos geworden. luit. kolonel te zfjn bevoVderd In 1900 volgde hij zijn bestemming tot kolonel van het 2e regt. vesting artillerie in gar nizoen te Amsterdam. In 1904 benoemd tot generaal majoor, commandant der stelling van 'tHollandsch Diep en het Volkerak, tevens bevelhebber in de 3e mil. afd kreeg hij als zoodanig standplaats te Breda, alwaar hij ongeveer I jaar bleef om in 905 weer naar Am sterdam terug te keeren als commandant der stelling aldaar, tevens bevelhebber in de le militaire afdeeling. Als minister van Oorlog zal de oud commandant der Amsterdamsche stel ling nog onafgedaan vinden de voorstellen van minis er Staal betreffende die stelling, en de kostenverdeeliug tot voltooiing Waar het aanblijven van het geheele ministerie samenhangt met het program ma van het Kabinet iD zake het blijvend gedeelte, mag worden aangenomen, dat de nieuwe minister van Oorlog in be ginsel met de denkbeelden van zijn ambtsvoorganger te dien aanzien instemt Omtrent de staatkundige richting van ridder Van Rappard, wordt verzekerd, dat hij evenals de meeste leden van zijne familie ook in staatsdienst reeds hebben getoond, de vrijzinnige beginselen is toe gedaan. Zij, die hem kennen, schetsen generaal Van Rappard als een man met zeldzame werkkracht, van on vermoeiden arbeid en groote geestkracht, als een chef. die niet alleen hooge eischen aan anderen, doch ook aan zich zelf stelt(Avp.) AXEL, 9 April 1907. Door de Gedeputeerde Staten van Zeeland is, in verband met de perio dieke aftreding van de leden der Provinciale Staten, bepaald de candi- daatstelling op 4 Juni, de stemming op II Juni en de herstemming, zoo noodig, op 25 Juni. De centrale anti-rev. kiesvereeni- ging in het district Goes heeft tot candidaten voor de Prov. Staten gesteld de heeren D. Mulder en M. Noordijke, beiden aftredende leden. De twee an dere aftredende leden, de heeren W. J. Vader van 's Gravenpolder en D. J. Oggel wenschen niet meer voor een herbenoeming in aanmerking te komen. In een dezer vacatures is candidaat gesteld de heer A. S. J. Dekker, lid van den gemeenteraad te Goes, terwijl voor de tweede candidatuur nog geen overeenstemming tusschen de verschil lende kiesvereenigingen is verkregen kunnen'worden. »Wel, wel, je woont hier goed 'tls hier uit te houden, maar verdraaid ver van Rotterdam. Voor eens gaat het, maar voor eiken Zondag kreeg je me niet,* was de gracieuse uitval van oom, nadat de gewone beleefdheden gewisseld waren. Mevrouw Ottewal, die trouwens voor haar zoon nu niets meer van Hugo te vreezen had, deed haar best om recht beminnelijk te zijn. Van Waren liet nu het gezelschap zoowel het huis als den tuin zien, en Ottewal verzuimde geene gelegenheid om Karei op het een of ander opmerkzaam te maken, wat dan toch op zijn buiten plaats (hij noemde zijn optrek wel eens zoo) beter was. Overigens scheen de man bijzonder in zijn humeur te zijn. »Ja!« riep hij, het is eigenlijk mallig heid om een buiten er op ca te houden als je zooveel te doen hebt als ik. Enfin, toekomende jaar wordt hij* (wijzende op Karei) »mijn compagnon, en dan kan ik misschien een beetje meer mijn rust nemen.* Eenigen tijd daarna kwam de burge meester met zijne dochter, en Hugo stelde het geheele gezelschap, en meer bepaald Valmer aan hem voor. Men redeneerde nog over het een en ander en men was het tamelijk spoedig eens. Nu werd er geaplaneerd om te zamen eene kleire wandeling te maken, dan zouden de dames madegaan en dan zou De redders van de Berlin. Men meldt uit den Haag Omtrent de plechtige uitreiking der regeerings-onderscheidingen aan redders van de Berlin zijn de volgende bijzon derheden bekend geworden. De minister van marine, vergezeld van den inspecteur-generaal van het loodswezen en zijn adjudant, werd aan het station ontvangen door den waar- nemenden inspecteur van het loods wezen in het 4e en 5e district, den luitenant ter zee le klasse J. H. von Leschen. Aan boord van het stoom- loodsvaartuig Hellevoetsluis, waarheen de minister zich begaf, waren ver- eenigd, behalve de mannen die uit handen van den minister de decoratiën zouden ontvangen, de burgemeester van 's Gravenzande, de heer mr. Brunt, de commissaris der loodsen aan den Hoek van Holland, de heer van Heuveln, en velen van tot het loodswezen behoorend personeel. De minister sprak aan boord de kloeke redders toe, waarbij Z.Exc. zeide, dat het hem bijzonder aangenaam was kennis te kunnen maken met de man nen van wier daden, na de vreeselijke ramp op 21 Febr. jl., geheel Europa gerept had. Dat zij bewezen dat het voor ons Hollanders niet noodig was tot de tijden van de Ruijter en onzer zeeoorlogen terug te gaan om mannen ter zee te vinden wier daden bijzon deren moed en zelfverloochening toon den het was dan ook aan de regeering een aangename taak geweest hen aan H. M. de Koningin voor eene onder scheiding voor te dragen en toen deze onderscheidingen door H. M. werden toegekend, was bij den minister dadelijk het voornemen gerijpt deze persoonlijk uit te reiken en de minister achtte zich gelukkig dit nu te kunnen doen. De minister eindigde met den wensch dat hun leven in verderen voorspoed mocht zijn, dat het steeds geleid zou blijven door gevoelens als die hen op dien gedenkwaardigen dag van 22 Februari bezielden en het bezit van het eeremetaal, dat hun borst zou ver sieren daardoor zulk een hooge waarde mocht krijgen. De minister reikte daarna de onder scheidingen uit, met het aanbieden zijner gelukwenschen, hen ieder daarbij persoonlijk toesprekende. Bij monde van den inspecteur werd op verzoek der gedecoreerde mannen aan den minister verzocht den dank aan H. M. over te brengen voor de toegekende onderscheidingen en den dank te aanvaarden voor de eer hun aangedaan, dat de minister persoonlijk de onderscheidingen had uitgereikt. Na het verlaten van de Hellevoetsluis bezocht de minister nog den schipper Jansen van de stoomreddingboot, terwijl hierbij schipper Maarten Sperling, die op zijn vaartuig voor het kantoor van het loodswezen liggende te werk was, ook nog door den minister toegesproken werd. Te Nispen, bij Rozendaal, heeft een dronken arbeider zijne vrouw zoo hevig mishandeld, dat ze met een aantal wonden bedekt door de buren werd opgenomen en later naar Rozen- daal overgebracht. De maréchausseé heeft de zaak in handen. Landverhuizers. Uit de provincie Groningen zijn in de laatste twee dagen driehonderd landverhuizers naar Noord- Amerika vertrokken. Nog veel anderen maken zich voor die reis gereed. eindelijk Valmer met zijne vrouw, de burgemeester en Hugo de fabrieksge bouwen eens gaan bezichtigen en de weduwe Valmer met Alida terugkeeren, opdat de bejaarde vrouw zich niet te veel mocht vermoeien. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1907 | | pagina 2