W HAL m
\o. 94.
W oensdag (j Maart 1907.
22e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. Dl EL EM AA,
Buitenland.
F E IJ I L L ETON.
AVELSCHE
COURANT.
Dit blad verschijat eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
A B O N N E M E N T S P R IJ 3
Per 3 Maanden 50 Centfranco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
X E L
AUVERTENTIËN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
elkeD regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
FRANKRIJK.
De bemanning van het eskader van
Toulon heeft Vrijdag feest gevierd. De
löidij was juist uitbetaald, en het scheeps-
rolk, dat vele weken niet aan land was
geweest, heeft het er eens van genomen.
De oorlogsmatrozen hebben in Toulon
Huisgehouden als wilden. De fuifstem-
ming werd aanstonds een vechtstemming.
De stad was onveilig door de matrozen.
Zij bestormden op een gegeven oogenblik
een koffiehuis. Politie, kelners en publiek
daagden er niet ir>, de opgewonden bende
buiten te houden. Meer politie en
koloniale troepen kwamen te hulp om
de orde te handhaven. Het werd een
bloedig gevecht. De matrozen schoten.
Een politieagent, Faggiauelli genaamd,
werd gewond, schoot terug eu schoot een
sekeren Rozier dood, een van de be
manning van de Charlemagne die kort
geleden bij Marokko gelegen heeft. Toen
Rozier viel, vochten de matrozen met
nog meer woede. Verscheiden mannen
sijn gewond en opgenomen in het
hospitaal van de marine. De toestand
van eenige gewonden is zorgelijk.
De rust is hersteld. Vooral in de
buitenwijken is gezorgd vpor een uitge-
breiden patrouilledienst.
OOSTENRiJK-HONGARIJE.
De stad Falkenau in Bohemen is
Dinsdag het tooneel geweest van een
opzienbareuden aanval van waanzin van
een harer bekendste burgers. Om 4 uur
's middags hoorde een mijnwerker uit de
Je schijnt het bij mij dan toch ook
fcltijd te moeten treffen,* meende Agnes,
„weet je nog wel dat je ook juist bij me
was, toen papa dien noodloltigen al
had gedaan
Zeker weet ik het," antwoordde Alida.
Waar hij zit, begrijp ik niet* riep ze
ongeduldig. »Ik heb hem toch gezegd
dat je komen zoudt."
En het werd zeer laat, en Agues, altijd
ongeduldiger, sprakhij zal wel weder
ipelen, altijd spelen Ili heb wel dwaas
gehandeld met hem te nemeu. Jij weet
toch Alida, dat ik wel andere partijen
ook had kunnen doen.*
»Ja, ik weet althans nog van één.*
»Waar hij dan toch blijft, waar hij
dan toch blijftDoor dat ellendige
ipelen komt hij eiken dag te laat thuis.
Is dat niet onaangenaam voor eene
rrouw
Hij kwam dan toch eindelijk te huis,
en men ging aan tafel. Beiden, man en
irrouw, waren slecht gehumeurd. Daar
ontstond twist over een kleinigheid, welke
yrij hoog liep, terwijl het voor Alida
juist niet aangenaam was er bij te
moeten zitten.
villa van den gewezen afgevaardigde
Wenzel Gebler ijselijke noodkreten. Twee
daar dienende meisjes schreeuwden uit
een venster om hulp daar Gebler zijn
vrouw en de overige huisgenooten om
't leven brengen en het huis in brand
steken wilde. De arbeider maakte alarm j
en spoedig waren er verscheiden per
sonen voor het huis bijeen, die echter
geen van allen durfden naderen, omdat
Gebler uit een raam een onafgebroken
geweer- en revolvervuur onderhield.
Voor een venster op de eerste ver
dieping stond handenwringend mevrouw
Gebler, die nog eerst voor een paar
weken bevallen is. Zij bad de buiten
staanders om hulp, maar hoe in huis te
komen
Eindelijk gelukte het den koopman
Pospischil den krankzinnige zoover te
bedaren, dat deze hem binnenliet.
Moedig stapte Pospischil in huis door
den gek met op hem gerichte revolver
ontvangen. Met zoete woordjes poogde
hij Gebler zoo bezig te houden, dat
's mans doodelijk beangstigde echtgenoote
kans kreeg te ontsnappen. Maar toen
de waanzinnige dat in de gaten kreeg
richtte hij terstond weer zijn revolver op
Pospischil. Deze bleef echter kalm en
het gelukte de vrouw te ontsnappen.
Toen Pospischil daarop ook ging riep
Gebler hem na »Haal geen gendarmes
of politie, want ik schiet ze allen neer
Het gelukte Gebler inderdaad nog een
vol uur de straat te beheerschen. De
politie zette haar voorzichtigheidshalve
af. Om .5 uur staakte de krankzinnige
ziju geschiet én ging uit. Nauwelijks
was hij op straat of de gendarmes grepen
Na het middagmaal ging Valmer weder
de deur uit, en nu kwamen de ontboe
zemingen vau Agnes. Wel was ze dwaas
geweest met ooit in dat huwelijk te
hebben toegestemd, en zoo het niet ter
liefde van haar vader was geweest, ze
zou het ook nimmer hebben gedaan. Ze
moest dan nu ook maar de wrange
vruchten plukken van haar onberaden
stap, te meer daar ze waarschijnlijk veel
gelukkiger met Van Wareu zou zijn
geweest, enz. enz.
Zoo, van lieverlede, kwam zij op de
gedachte om naar de gezondheid van
Hugo te informeeren.
Vertel mij toch eens, hoe maakt hij
het
»Nu wat beter, maar hij is langdurig
en hard ziek geweest.*
»Die arme jongen, en welke ziekte?*
»Koort8 en zenuwachtigheid, enfin de
ziekte, die men dikwijls krijgt als er iets
is wat ons vreeselijk hindert.«
»Zoo, dat spijt mij toch, heeft hij
werkelijk zooveel verdriet?*
Alida gaf het op, en waartoe zou het
ook leiden kunnen:' Agnes scheen op
dat punt geheel ongevoelig te zijn.
't Kwam niet bij haar op, dat zij zelve
de oorzaak kon zijn van Hugo's krankheid.
Dat iemand wezenlijk lijden zou door
teleurgestelde liefde, heb lorde, volgens
bare denkbeelden, tot de mythologie, en
Alida ging niet verder voort om over
Hugo te praten, maar zij schaamde zich,
hem en deden hem een meegebracht
dwangbuis aan, waarna hij aanstonds
naar het gesticht te Dobrzan werd ge
bracht.
In het huis komende bemerkte men,
dat alle waterleidingskraneu waren open
gedraaid, zoodat alle kamers dreven.
Men vond een aantal geweren en re
volvers en nng 500 patronen. Gelukkig
is niemand gewond, wat in de gegeven
omstandigheden wel een wonder mag
heeten.
Gebler was architect, werd lid van
en Boheemschen Landdag, als hoedanig
hij tot de Duitsche volkspartij behoorde.
In 1897 werd hij lid van den Rijksraad
voor Falkenau. In den Landdag toonde
hij al sporen van geestelijk onwelzijn
en in den Rijksraad deed hij soms zoo
dwaas, dat hij ten slotte in een sanatorium
werd ondergebracht. Toen trad hij
tevens af.
Heel Falkenau i# onder den indruk
van het geval dat /zulke erge gevolgen
had kunnen hebben.
AXEL, 5 Maart 1907.
Aan het ons toegezonden verslag
van de bevindingen en handelingen der
gezondheidscommissie, wier zetel is
gevestigd te Neuzen, over 1998, is het
volgende ontleend
(VERVOLG).
C. Verontreiniging van de lucht en stank
van Fabrieken enz.
De aandacht van Burgemeester en
Wethouders van Axel werd gevestigd
op de welput meLslechte tonnen achter
dat zij ooit de'hand'had kunnen hebben
in eene zaak die, meende zij thans, haar
reeds dadelijk hopeloos had moeten voor
komen. Onbegrijpelijk vond zij Agnes
taal, doch zij zou bijna in staat zijn de
vrouw te benijden, die zoo zeer haar
eigen geweten had kunnen in slaap
sussen, en zij zou zich wel wachten, het
uit dien sluimer op te wekken, dan toch,
meende zij, moest de wroeging des te
onverdragelljker worden.
Middelerwijl groeiden de schulden van
Valmer zoodanig aan, dat toch eindelijk
de leveranciers ongeduldig werden, en,
nadat ze langen tijd hem en zijne vrouw
hadden vervolgd, ook de toevlucht namen
tot de weduwe, en de zwakke, goed
hartige moeder, die buitendien weinig
ter wereld meer vreesde dan openbaar
scbandaal, betaalde en betaalde alweder,
totdat het al" te druk werd eu ze zich
wendde, niet tot haar zoon, maar tot
Agnes, die de schuld van alles dragen
moest, eu eigenlijk berispingen slechts
in geringe mate verdiende.
Had mevrouw Valmer altijd veel van
haar nicht gehouden, uu dat Alida zich
niet ontzag om het huis haara zoons te
bezoeken, en er niin ner an iere woorden
dan van voldoeaing eu vrede over hare
lippen kwamen, vooral als de we luw;
tegen Agnes uitvoer, nu voorvl
Alida zeer in hare achting, wint dat
bleef immers in hare oogen een onn
stootebjke waarheidAlida ea Agnes
perceel C 175, bewoond door Emanuel
Bernard, eigenares directie spoorweg
maatschappij MechelenTer Neuzen.
Deze welput dient in een goeden toe
stand gebracht te worden.
Dit is geschied.
Achter perceel A 266 bevindt zich
een modderput. Burgemeester en Wet
houders werd in overweging gegeven
den eigenaar aan te schrijven een ge
metselde waterdichte put te maken en
deze te overdekken met een goed slui
tend deksel en deze put op behoorlijken
afstand van de woning te brengen.
De keel van den welput vernieuwen
en tot voldoende hoogte optrekken.
Aangezien Burgemeester en Wethou
ders geen gevolg gaven aan onze ad
viezen, werd op 28 November opnieuw
geadviseerd, doch tot op het einde van
dit jaar was geen besluit van Burge
meester en Wethouders ingekomen.
Omtrent den toestand van begraaf
plaatsen is niets te vermelden.
Volkshuisvesting.
Vooronbewoonbaar verklaring wer
den in de gemeente Axel de navolgende
perceelen door de Commissie voorge
dragen
a. De baanwachterswoningen gele
gen langs den spoor-weg MechelenTer-
neuzen en plaatselijk gemerkt
C 114 bewoond door A. v. Britsum,
C 132 B J. v. Male,
B 130 E. deConinck,
B 138 J. Verschelden,
omreden deze woningen te klein zijn
en verdere gebreken vermeld in de
desbetreffende woningstaten.
hadden beide haar zoon bemind. Als
ze de stelling omgekeerd en beweerd
had dat geen van beiden wezenlijke
lietde voor hem hadden gevoeld, ze zou
dichter bij de waarheid zijn geweest.
Wanneer wij echter beweren dat Agnes
Eduard niet waarlijk had bemind, wij
bedoelen daarmede vóór het huwelijk eu
wij gelooven dat een ontzettend aantal
vrouwen eerst beginnen lief te hebben
als zij getrouwd zijn. Waarlijk, Alida,
die door mevrouw Valmer niet werd
losgelaten, en, aangezien zij zag, hier
werkelijk nuttig te kunnen zijn, vele
weken daar vertoefde, ofschoon haar hart
met bijna onweerstaanbare kracht naar
Amsterdam trok, Alida die, door den
invloel welke zij op nicht uitoefende, de
confidente der familje werd, kon eene
zekere mate van bewondering niet aan
Agues onthouden, als zij zag met hoeveel
liefde en tact het vrouwtje steeds de
aanvallen van de schoonmoeder niet
alleen verdroeg, maar zelfs er voor zorgde
dat Eduard ongedeerd bleef, en dat alles
niettegenstaande hij waarlijk zijn gade
niet spaarde. Hoe dikwijls Alida bij
Valmer aan huis kwam zij mocht de
arme vrouw somtijds in hare tranen zien
balen, geen driftig, geen beschuldigend
woord kwam er meer over hare lippen.
V n waar die ommekeer .J O, dat zag
Alida al zeer 3poedig. Toen zij pas in
1 i Haag kwatn, wh Eluard's toestand
nog niet zoo ernstig, maar wanneer de