Rechtszaken.
Gemengd Nieuws.
I Veel
De Engelsche gezant te Tandzer
heeft El Torres krachtig aangesproken
over de berooving van een Engelsch
onderdaan door de mannen van Raisoeli,
Uit Melilla is uit Spaansche bron
bericht ontvangen dat er een hevig
gevecht wordt geleverd tusschen Kaby-
len en de aanhangers van den Roghi.
De Spaansche bevelhebber heeft maat
regelen genomen, om de grens van het
Spaansche gebied tegen invallen te be
schermen.
Reuter meldt uit Cadiz dat de minister
van marine de geheele scheepsmacht
daar klaar houdt, om op het eerste
bevél met volle bemanning uit te
stoomen.
AXEL, 27 November 1906
Hedenavond zal in de gereformeerde
kerk A alhier eene zendingsrede worden
gehouden door ds. W. Renkema van
Rijnsburg.
Zondagavond heeft te Zuiddorpe
een vechtpartij plaats gehad, waarbij
een persoon van Overslag met een mes
moet verwond zijn. In verband hier
mede zijn gisteren in den vroegen
morgen een tweetal personen uit onze
gemeente door de marechausseé naar
Zuiddorpe gebracht en verhoord. Met
welken uitslag is ons niet bekend. Men
zegt dat minnenijd niet vreemd aan
het zaakje moet zijn.
Naar we vernemen is door den
heer P. J. Versluijs te Ter Neuzen bij
Ged. Staten een bezwaarschrift inge
diend tegen het raadsbesluit van 22
dezer, waarbij de heer R. Scheele Dz.
als lid van den raad der gemeente
Ter Neuzen werd toegelaten.
In dit bezwaarschrift wordt aange
voerd, dat volgens dhr. Versluijs niet
op wettige wijze was gebleken van de
vacature, daar burg. en weth. een
verkiezing uitgeschreven hadden vol
gens art. 18 der gemeentewet, met voor
bijzien van art. 25.
Hoe gevaarlijk het is met oude
vuurwapenen te schieten is Zaterdag
te Hulst weer gebleken.
Een scharenslijper uit Nieuw-Namen,
die te Ter Neuzen pas een oud pistool
had gekocht wilde daarmee nog eens
een proef nemen. Bij het schieten sprong
het ding in stukken met het gevolg,
dat 's mans rechterhand tamelijk ver
minkt werd.
In het laatst van de vorige week
zyn op de Schelde wegens de mist een
paar stoomschepen aan den grond ge
varen.
Voor hij nog beginnen kon, nam Alida,
geheel tegen hare gewoonte, het woord
op »o mijnheer Stade, wat doet het mij
veel genoegen u te zien Ik kan u niet
zeggen hoe bevreesd ik ben voor onzen
armen vriend.*
»Is daar dan reden voor, juffrouw
Alida
»Ik vrees van ja, maar laat het gaarne
aan uw beter oordeel over. Daartoe ben
ik echter genoodzaakt u deelgenoot van
mijn geheim te maken. Ik moet u den
brief laten lezen, dien ik gisteren gekregen
heb.*
»Maar kindlief!* zei mevrouw van Ulk
verwijtend.
»0 mama, ik stel vertrouwen genoeg
in de stilzwijgendheid van mijnheer
Stade,* antwoordde Alida glimlachend
en gaf den brief over.
Hij keek eerst naar de onderteekening.
»Hoe is die naam Rautuk Ren-
tinck toch niet
Dezelfde.*
>Hm.« Stade dacht aan de woorden
te Scheveningen vernomen. Hij las
»Mejuffrouw,
Waarschijnlijk zult- u wel ver
wonderd wezen een brief van mijne
hand te zullen ontvangen. Dezelve is
dan ook alleen geschreven omdat ik
iu mij zeiven heb ontdekt, dat ik
zonder u niet meer leven kan. Ik
bied u mijn hart en mijn naaui aan,
door dezelve aan te nemen> zult u^en
Met ingang van 1 Dec. e. k. is
de kommies 5e kl. by de belastingen
H. Hofstee van^St. Janstéen verplaatst
naar Nieuw-Leusen, terwijl is ingetrok
ken de verplaatsing van den kommies
2e kl. II. A. H. M. Wemmerslager van
Baarle-Nassau (station) naar Sluis.
PREDIKBEURTEN TE AXEL
Donderdag 99 \ovember.
Gereformeerde Kerken.
Kerk A.
Voorm. 9 ure
Nam. 2 are
Voorm. 9 ure
Nam. 2 ure
Ds. E. H. Broekstra.
Ds. E. H. Broekstra
Kerk B.
Ds. R. v. d. Kanp.
Ds. R. v. d. Kamp.
Arrond. Rechtbank te Middelburg.
Zitting van 24 November.
J. J. v. T., 23 jaar, klompenmaker
te Clinge is wegens beleediging van
een ambtenaar veroordeeld tot f 10
boete subsidiair 10 dagen hechtenis.
De Amsterdamsche politie heeft de
hand gelegd op de stelers en helers
van een uitgebreiden diefstal.
Bij de firma H. Vettewinkel en Zonen
in verfwaren etc., aan de Prins Hen
drikkade, werd sedert geruimen tijd
diefstal van kwasten gepleegd. Dit
kwam uit doordat een afnemer ver
klaarde kwasten, die de heer Vette
winkel hem ten verkoop aanbood, voor
geringeren prijs in Amsterdam te kun
nen krijgen. De heer Vettewinkel
moest dit tegenspreken om de eenvou
dige reden dat hij alleen leverancier
er van kon zijn. De afnemer over
tuigde den. heer Vettewinkel van de
waarheid zijner bewering door dezelfde
kwasten mede te nemen, die hij ge
kocht had bij den opkooper Van der
Dool, een oude bekende der justitie.
Onmiddellijk werd nu inventaris ge
maakt en daarbij bleek, dat voor hon
derden guldens kwasten ontvreemd
waren.
Korten tijd daarna bleken uit een
vakje weer kwasten verdwenen, zoodat
de diefstallen blijkbaar aanhielden. De
politie werd in de zaak gemengd en
onmiddellijk werd bij v. d. D. een inval
gedaan. Onder massa's andere artikelen
werden ook groote partijen der ont
vreemde kwasten gevonden. Van der
Dool werd dadelijk gearresteerd.
Vier knechts van de firma Vette
winkel, die daar reeds twaalf jaar in
dienst zijn, bleken de dieven te zijn.
Voorts heeft men ook den anderen op
kooper te Haarlem gepakt.
Door een inwoner van Rotterdam
is een klacht ingediend bij den direc
teur der Staatsloterij te 's Gravenhage
tegen een collecteur te Rotterdam, die
weigerde hem 2 20 in de Staatsloterij
te verkoopen, bewerende er slechts
één in voorraad te hebben. Later bleek
echter dat hij wel voorraad had, doordat
hij nog briefjes aan anderen had ver
kocht. De namen van deze koopers
zijn in de klacht opgenomen.
Door den directeur der Staatsloterij
is dien heer te Rotterdam, op zijn in
gediende klacht over het achterhouden
van loterijbriefjes, geantwoord dat hem
bij een persoonlijk bezoek ten kantore
van den collecteur Wolfsbergen is ge
bleken dat de aanvraag om loten de
laatste dagen zóo groot was dat, om
de vele aanvragers te bevredigen, niet
meer dan 1/20 aandeel van een lot aan
eiken aanvrager kon gegeven worden.
Te Winschoten ontstond Zondag
namiddag omstreeks halfeen brand in
de Luthersche kerk. Des morgens was
er dienst geweest van de Ned. Herv.
Gemeente, wier kerkgebouw wordt ge
restaureerd.
Stoven, die des morgens blijkbaar
uitstekende diensten hadden bewezen,
veroorzaakten den brand, die zich spoe
dig uitbreidde tot alles wat er omheen
was. Drie brandspuiten rukten uit,
doch éen bleek voldoende en was tegen
half twee den brand meester.
De namiddagdienst kon niet worden
gehouden. De schade bepaalt zich tot
enkele honderden guldens.
In den nacht van Woensdag óp
Donderdag is er ingebroken bij een
landbouwer te Kruisland. De vrouw
hoorde leven, waarop de man opstond
en tot de ontdekking kwam dat zyne
brandkast weg was. Toen hij buiten
kwam, gingen de dieven op den loop.
De brandkast lag op de straat en was
niet geopend De marechaussees van
Steenbergen zijn hiérvan in kennis
gesteld. Er werd niets vermist.
De wagenbestuurder der gemeen
tetram te Amsterdam, die in verband
met het ongeluk, waarbij een dame het
leven verloor, geschorst werd, is thans
ontslagen'.
vader troosten, die op het punt staat
een lieve dochter te verliezen, dóór
het voornemen dat zij heeft opgevat.
O schenk mij het jawoord, mejuffrouw
en antwoord mij toch spoedig Opdat ik
niet lang op heete kolen blijf zitten en
geloof mij
Uw oprecht liefhebbenden dienaar,
F. Rentinck.*
Stade scheen bepaald verontwaardigd
over dezen brief. »Hoe!« riep hij uit,
»u denkt er toch niet aan, hoop ik
„Maar waarom dan toch niet, mijnheer
Stade vroeg mevrouw van Ulk, die
het hare dochter niet ontraden had.
Alida glimlachte.
Waarom niet, mevrouw riep Stade
met vuur, »maar weet u wel wat die
Rentinek voor een man is Een oude
podagrist, met lamme beenen en een
lam karakter, een drinkebroêr, een
mankepoot, enfin mevrouw, lees dien
brief, en u moet er immers reeds genoeg
van hebben. Maar mijn goede juffrouw
van Ulk, in ernst, u- denkt er toch niet
aan
»Geeu nood mijnheer Stade. Ik heb
mijn antwoord reeds klaar. Iritusschen
begrijpt u dat wij verplicht zijn die zaak
geheim te houden.
^Juffrouw, daarop kuntu vast rekenen.*
»Ach neen, geloof me, geen enkel
oogenblik heb ik daaraan gedacht. Ik
heb Rentinck te goed leeren kennen, en
ik vond hem onuitstaanbaar. Toch heb
ik dien brief niet zonder aandoening
gelezen. Hebt u er al uwe attentie aan
geschonken Vindt u niet dat daaruit
vrij duidelijk blijkt, dat Agues geën
gageerd is
Plotseling nam Stade den brief weder
in de hand. Het scheen wél dat het
hoofdonderwerp zoodanig zijn geest hdtl
bezig gehouden, dat hij de bijzonder
heden had over het hoofd gezien. Nu
riep hij echter uit: mijn God ja, juffrouw
ik moet het er ook voor houden
»Ach, dan is Hugo toch wel zeer diep
te beklagen riep Alida.
»Ja kind, je hadt er je liever nooit
tneê moeten inlaten,* antwoordde de
wed awe, ofschoon Alida van die waar
heid op dit oogenblik wel geheel door
drongen moest zijn.
»En morgen, morgen in den namiddag
komt die arme jongen reeds thuisriep
Stade diep neerslachtig. »Wat zullen
we in '8 hemels naam doen
»Ja, wat zullen we doen vroeg Alida
en beiden bleven in gepeins verzonken.
»Met dat al,« riep Stade, »is het toch
nog niet zeker. Ik zie er vreeselijk tegen
op om hem morgen te ontmoeten
maar ook, dat kan niet, ik moet ten
minste weten, hoe ik hem zal aanspreken
wat er van aan is Ik ga het morgen
onderzoeken.*
»En kunt u dan te huis wezen vóór
hij aankomt
„Onmogelijk. Ik kan integendael eerst
De zaak van de vermissing der
f7000 te Purmerend schijnt als afge
daan te moeten beschouwd wordes.
De betrokken ontvanger heeft het be
drag zelve bijgestort en de justitie heeft
afgezien een onderzoek in loco in te
stelten.
De klerk van den ontvanger, die in
voorarrest was gesteld, heeft men weder
vrijgelaten.
In 't hol van den leeuw. Een
rechercheur van de politie te Amster
dam, speciaal belast met den vreemde
lingendienst, werd Donderdag op straat
aangesproken door twee jeugdige Duit-
schers die hem naar een adres vroegen.
Een rechercheur heeft altijd argwaan
en hij vroeg aan de vreemdelingen,
die hem onbekend waren, of zij zich
al aan het hoofdbureau van politie
hadden gemeld. Dit was niet het geval.
Aan het verzoek om dan eerst even
mede te gaan gaven de Duitschers
gehoor.
„Als u dan maar eerst geboekt zijt
als vreemdelingen," zeide de recher
cheur, die van zijn qualiteit niets had
laten blijken, „dan zal de politie u wel
bij alles behulpzaam zijn."
Op het hoofdbureau waren de Duit-
sche jongens zeer zenuwachtig en hunne
verklaringen over het bezit van een
ruim bedrag aan geld klopten niet al
te best. Wat keken de beide vreem
delingen den man, die hun den raad
gegeven had even mee te gaan, leelijk
aan ze hadden nu ontdekt, wien ze
aangesproken hadden. Ze hadden blijk
baar erg het land, dat ze reeds naam
en woonplaats hadden opgegeven.
„U moet nog wat wachten," zeide de
rechercheur. „Er wordt naar het adres
gezocht."
De Duitschers keken hoe langer hoe
leelijker.
Na eenigen tijd verscheen de recher
cheur opnieuw.
.,'tls in orde," zeide hij. Maar u
blyft nog wat hier, en dan gaan we op
reis."
Uit Bielefeld, de plaats van waar de
jongens kwamen en waarheen inmiddels
getelegrapheerd was om inlichtingen,
was bericht gekomen, dat beide jonge
lingen schuldig waren aan verschillende
inbraken.
Woedend waren de knapen, toen de
rechercheur hun alles vertelde. Wat
waren ze in den val geloopen. Ze
moesten 'took net treffen. De eerste
de beste, dien ze aanspraken, een stille
diender
Men
zóó laat van huis, dat het mij niet mogelijk
zal zijn denzelfden dag terug te zijn.*
»Ach, dat kan toch ook niet, mijnheer
Stadehoe akelig zal hij zich gevoelen,
als hij door niemand wordt afgewacht.*
„Ik zal Willem instructie geven om
hem te recepiëren.*
»Ach, laat Willem hem dan maar bij
ons brengen, mama, zoo naar mag hij
daar toch niet blijven zitten, hij kent
Willem immers zelfs nog niet.*
»Maar,« antwoordde de oude vrouw,
>ik vind meisjelief, dat zoo iets te veel
aanleiding tot praatjes geeft.*
»Ach neen, mama, weiger mij dat niet.
Ik voel zoo zeer dat u gelijk hebt en
dat ik mij nooit met die ongelukkige
zaak had moeten inlaten, maar nu het
er eenmaal toe leidt, mag ik hem niet
zoo ongestoord alleen laten.*
Dit werd dan afgesproken en toen
Alida eindelijk Stade uitliet, zeide ze
nog >ach, ik zie vreeselijk tegen den
dag van morgen op. Ik weet niet hoe
ik hem aan zal spreken wat ik
hem zeggen zal. Raad mij toch, mijnheer
Stade
»Mijn goede Alida, ik kan niet, ik zou
het waarachtig zelf niet weten.*
Hij drukte haar met gevoel de hand.
Het was de eerste keer geweest, dat hij
het gewaagd had haar bij den voornaam
aan te spreken.
Wordt vervolgd