mmsm. EIHD BOEI H Xo. 60. Zaterdag 3 November 1906. 22® Jaar#. I tlilJU^ill Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. DIELEMAX, aanbesteden liet leveren en plaatsen van een ijzeren HEK aan de algenieene be graafplaats. Buitenland. F EU IL LET ON. COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 Maanden 50 Cept; franco per post,60Cent. Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER AXEL. ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3,2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Burgemeester en Wethouders van AXEL, zullen op Dinsdag den 6 November e. k., des voormiddags te 9 ure, op het Raadhuis, in het openbaar - Teekening en voorwaarden dezer aan besteding liggen ter inzage ter secretarie, iederen werkdag van des voormiddags 9—12 en des namiddags van 2—4 uren. Alleen ingezetenen hebben het recht tot inschrijving. Axel, den 22 October 1906. Burgemeester en Wethouders van Axel, D. J. OGGEL. De Secretaris J. A. VAN VESSEM. DUITSCHLAND. De katholieke Germania maakt uit een brief van een onderwijzer in de provincie Posen een gedeelte openbaar, om te laten zien, hoe ver de „zedelijke verwildering" van de schoolkinderen in die provincie reeds is gegaan „Alle klassen, schrijft de onderwijzer, kwellen hunne onderwijzers tot het uiterste. Ik moet in de klas N. les geven. De meisjes zitten kalm, houden haren 'mond dicht en onderwijl worden voortdurend Poolsche wijsjes geneuried, .soms zejfs tweestemmig. Ik heb ge waarschuwd en bedreigdhet gevolg was dat in het laatste half uur het spektakel erger dan ooit werd. Het is moeilijk om uit te maken, wie de daderessen zijn. Kijkt men den eenen kant uit, dan komt het geneurie van den anderenenz. En het mooiste is nog ditWanneer de kinderen hunne meesters op school groen en geel ge ërgerd en hun geduld op de ergste proef gesteld hebben, gaan zij naar het kerkplein naar het missiekruis en bidden hier een uur lang, terwijl buiten het hek talrijke toeschouwers staan,, die verwenschingen en vloeken tegen de onderwijzers uitbraken en er de gebeden der kinderen mee begeleiden." De Germania erkent dat zulke treu rige toestanden, onverschillig wie er de schuld voor draagt, een bedenkelijk licht op. het godsdienstige leven in Posen werpen. „Daargelaten dat altijd op nieuw wordt beweerd dat de geestelijk heid achter de heele opruierij zit en dat de stakende en niet stakende kin deren naar het heet openlijk zeggen dat de geestelijke hen niet tot de eerste heilige communie wil toelaten, indien zy Duitsch leeren, moet men met be zorgdheid die verwildering van.de jeugd beschouwen. De vermenging van staat kundige met godsdienstige zaken zal bittere vruchten dragen, en de tweespalt die gestadig in het hart der kihderen ontstaat, kan niet zonder noodlottigen invloed op de karaktervorming blijven. Wanneer de belanghebbenden de een voudigste beginselen van de zielkunde ter harte namen, moesten zij dit bederf tegenhouden. Wij matigen ons niet aan om profeten te 'willen zijn, maar wij zien den tijd naderen dat niet alleen de staat, maar ook de kerk, ook de geestelijkheid en de ouders aan zich- zelven de vruchten van het zaad zullen gewaarworden dat thans wordt uitge strooid. Alle verstandige menschen zijn het daar over eens." RUSLAND. De Standard-correspondent te Odessa beschrijft het volgend avontuurtje hem verleden week overkomen „Gisterenayond terugkomende van het spoorwegstation, waar ik een ver- trekkenden gast had uitgeleide gedaan, reed mijn koetsiér mij eensklaps midden in een schreeuwende menigte in de Arnautskaja-straat, een bijna uitsluitend Joodsche 'buurt. Ik stapte uit om de oorzaak van het lawaai te vernemen en daar ging miju rossenbedwinger, die toevallig een Jood was, er onherroepelijk van door. Daar stonden bij elkaar een zes- of zevenhonderd menschen, die de enkele aanwezige.politieagenten schuch ter en tevergeefs poogden te verstrooien, een karwei, dat kort daarop een ont boden eskadron kozakken met bekwa men spoed volbracht en geen ©ogenblik te vroeg, want na eenig ruw gekijf volgde al spoedig het knetteren van Browning-revolvers. „De helft van de menigte zong, of liever brulde, het volkslied. De Joodsche winkeliers sloten in allerijl, maar met moeite hun wiukelblinden. Dichtbij was een restaurant, dat, naar ik ontdekte, eiken nacht diende tot plaats van samen komst voor een deel van de pseudo- politieke partij, die bekend staat als Verbond van ware Russen, en zich van de beruehte Zwarte Honderd bedient. De onbeschaamd aanvallende en uit dagende wijze, waarop die bondsleden, rijkelijk gesterkt als gewoonlijk door wodka, voor den dag kwamen om hun trouw aan den Tsaar eii'net vaderland aan de groote klok te hangen en de wijk te verdooven met hun onmuzikale uitingen, verveelde natuurlijk de Joden en noopte dezen verbét aan te teekenen. „Wacht maar een paar dagen, brulden daarop een aantal dier dronken patri otten, en wij zingen een ander liedje. De 17de (30ste) October, gezegender nagedachtenis, nadert en dan worden al jullie Jodenhalzen afgesneden." De correspondent voegt aan deze beschrijving eenige opmerkingen toe „Hier was een klein staal bijeen van den „patriotisehen" bond, een gemeen grauw van straatslijpers eh schooiers, met een klein tikje •handwerkslieden en andere arbeiders, en deze liedèn worden in de officieele organen be schreven als de beste, waardigste en verlichtste zonen des vaderlands. Het was eigenaardig om ud'te gaan door wie de wanordelijke volkSbëtooging werd geleid of aangeblazen en een beetje scherper toekijken bracht al gauw aan 't licht, dat dë'leidende Svoeste- >Ja, mijnheer Vau Waren,begon Bolck, »u vroeg mij straks of ik een nieuwen buurman heb gekregen, niet waar »Ik geloof ja,« antwoordde Hugo glim lachend. Het had hem zoo weinig geïn teresseerd, dat hij het bijna weder ver geten was. >Een buurman te verliezen,* ging de andere, op zijn somberen bastoon voort, ris voor de groote lui zonder eenige waarde, zij kennen zelfs niet de menschen, die in hetzelfde huis wonen. Voor ons is dat een gansch ander geval, mijnheer, wij hebben geen tijd om onze gezel schappen te zoeken. En toch, wie heeft er geen behoefte aan gezelligheid? Daarin voorziet het toeval, mijnheer. Men woont naast elkander, men heeft elkander uoodig, men doet elkander diensten, men wordt aan elkander ge wend. Begrijpt u dat wet, mijnheer Van Waren Dan kan het hard worden als men zijn buurman verliest op een leeftijd, dat men' zoo spoedig uiet meer met andere menschen kennis maakt.* >Ik zou gelooven, dat bij tijds hadt moeten zorgen, niet van een buurman afhankelijk te zijn.« Wat bedoelt u, mijnheer Van Waren Ik begrijp u niet.* »Wel, mijn goede heer Bolck, u hadt bij tijds eene vrouw moeten nemen.* »Moeten nemen zegt u en nog nimmer had 's mans stem zoo zwaar moedig geklonken. Hugo begreep eene oevoelige snaar te hebben aangeroerd, en nu volgde er eene vrij lange, pijnlijke pauze. De jonge man had berouw, met den andere te zijn mede gegSan en dacht: rin de vrije natuur gaat het nog, maar tusschen de muren is hij onge nietbaar.* »Mijnheer Van Waren,* begon hij eindelijk, »uiemand heeft zijn lot in zijne eigene handen, zoo u dat nog niet ondervonden hebt, beklaag ik u. Wij allen liangen af van e.en Hooger Wezen, wij' kunnen niet nemen, wij hebben slechts te ontvangen.* >Ik vraag verschooning als ik u heb leed gedaan,'het was mijne begeerte niet.* »Ik wijt het ook slechts uwe geringe ondervinding, mijnheer. Ik wil u ver tellen wat de aanleiding is' geweest, dat mijn buurman vertrokken is. Die ge schiedenis hangt nauw zamen met de handelingen van iematid, dien ik, God zij dank, niet meer aan uwe zijde zie. U begrijpt, wien ik bedoelJan Stade.* Hugo keek verrast en zei eindelijk »zoo zal wellicht een raadsel opgelost worden, waarnaar ik zoo lang heb ge wacht.* ^Mijnheer, als die buurman vertrokken was, zba u het nooit vernomeu hebben; maar thans, man en dochter ver van hier, de naam u onbekend, en Stade ook vertrokken, thans is het mij een genoegen de gelegenheid te hebben in een beter daglicht te verschijnen, dan tot nu toe. »Mijn buurman was een Rus, die, toen ik hem het eerst leerde kennen, het mag een achttal jaren geleden zijn, grijze haren droeg, meer door verdriet en zorgen dan door de jaren. Hij had eeue vrouw eu vele kinderen gehad, en niets overgehouden dan eene dochter, die toen twintig jaren oud zal geweest zijn. Ik heb altijd gevonden, dat het meisje zeer schoon was.* (De donkere blos vertoonde zich weder op zijn wezen.) Door kleine diensten werden de Riis en ik zeer ver trouwelijk, en het scheen wel of de somberheid, die ons beiden eigen was, eene aanleiding gaf tot onderlinge sym pathie. Zijne dochter Anna was meestal tegenwoordig bij onze gesprekken en daar was zelden iets, waaromtrent zij mij niet om raad vraag. Zij scheen mij een zekeren eêrbied toe te dragen, die dan ook door het verschil van jaren eenigszins werd gewettigd. Zij was de eenige vrouwelijke omgang, dien ik bezat. Ik schonk haar mijn raad als een oom, maar ik wil erkennen, dat ik dikwijls wenschen k<yi jonger te zijn genoeg, in vele zaken vroeg zij mijn raad, Inaar helaas, niet in allé. De zaken van den Rus gingen niet vooruit en Anna moest, als modiste, liet bare bijdragen. Als modiste, mijnheer, het moet erglzijn aan welke verleidingen die meisjes bloot staan, anders zou Anna ook waarlijk niet gevallen zijn, want liet is zoo, mijnheer Van Waren, zij viel »En haar verleider was Jan Stade'?* vroeg Hugo. »Ik zal u zeggen, hoe ik daf ben te weten gekomen. Op zekeren dag, dat ik in mijne oude papieren zat te snuf- feleh, (ik vind daar een soo/t van treurig genoegen in, mijnheer Van Waren, mijn leven is een keten van smart etl weemoed, en ik beschouw mijne papieren als een kerkhof vol geliefde dobden) en dat ik dus in een zeer zwaarriVoedige stemming verkeerde, stuift mijn oude vriend driftig de kamer binnen, uitroepende: »o God, Bolck, ik moet je spreken, ik moet iemand hebben om mijn hart voor uit te storten. Ik had alle mogelijke moeite om hern te doen bedaren, want u moet weten, dat ik nooit driftiger mensch dan deze Rus heb ontmoet. Dat het Anna gold vernam ik reeds dadelijk, maar de woorden, die hij uitstiet waren zoo onzamenhangond, dat ik er eerst hoégenaarbd niets van begreep. Ik bemerkte echter wel zoo veel, dat andere menschen met 's mans leed niet te maken hadden, sloot de deur en vermaande hetn om een zachter toon

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1906 | | pagina 1