Landbouw.
Gemengd Nieuws.
RUSLAND.
Officieren en soldaten, die genoeg
van den dienst bebben, kunnen er nu
wel af. Zij hebben volgens de Corres-
pondance Russe maar te zorgen, dat
zij op de lijst der „verdachten" komen
en worden dan terstond weggejaagd.
Het ministerie van oorlog houdt zich
den laatsten tijd ernstig bezig met de
uitwerking van een gansche reeks
maatregelen, bestemd om de krijgstucht
in het leger te herstellen en een eind
te maken aan de politieke beweging
onder de militairen. Alle regements-
kommandanten moeten aan het minis
terie van oorlog lijsten van verdachten
onder hun bevel opzenden. Admiraal
Biriljef, de minister van marine, beert
zijnerzijds gelast allerjonge matrozen,
die uit Japan terugkomen naar huis
te sturen wegens de politieke gisting
onder het zeevolk, maar Rozjestwensky
verzet zich er tegen, wat tot een botsing
tusschen beide admiraals heett geleid.
Zeventig officieren van de Zwarte
Zee-vloot, die gestemd hebben voor een
motie, waarin zij hun superieuren laken,
zijn voor den krijgsraad gedaagd.
Een zegen voor den landbouw en
een glorie voor ons land.
De benoeming van dr. J. Ritzema
Bos, buitengewoon hoogleeraar aan de
universiteit van Amsterdam, tot direc
teur van het Phytopathologisch Insti
tuut te Wageningen, en chet van den
pliytopathologischen dienst in Neder
land met den persoonlijken titel van
hoogleeraar, is oorzaak geweest, dat
het woord phytopatkologie in alle cou
ranten is voorgekomen. Denkelijk heb
ben duizenden bij duizenden dat woord
toen voor 't eerst gezien. Zeer weinigen
hebben het begrepen. Het is in 'tNe-
derlandscli vertaald de „leer der plan
tenziekten".
Dat planten ziek «kunnen zijn, weet
men, als men denkt aan de aardappel
ziekte dat ze echter allerlei ziekten
kunnen hebben, vele zelfs juist zooals
de menschen, daaraan hebben zeer
weinigen gedacht. En toch is dat zoo.
Tot dusverre stond prof. Ritzema Bos
aan 't hoofd eener kleinere inrichting
te Amsterdam en eenig was 't museum,
waarin de geleerde bestuurder met de
allereenvoudigste verklaring aantoonde
wat deze plant scheelde en wat die.
Van sommige ziekten kende men de
oorzaak, van andere niet, en eerst na
dat alle herkenningsmiddelen eener
ziekte bekend waren, kon men trach
ten middelen te vinden om de ziekte
te genezen, beter nog te voorkomen.
Van hoeveel belang deze wetenschap
nu reeds is en van hoeveel beteekenis
zij later zal worden, ligt voor de hand
als men nagaat hoeveel boomen en
struiken, planten en vruchten aan ziek
ten onderhevig zijn en blootstaan aan
het gevaar, door een of ander dier be
smet of onbruikbaar te worden gemaakt.
Wie 't museum zag en te Wagenin
gen zal het museum ongetwijfeld een
veel grooteren omvang beslaan werd
dadelijk overtuigd, dat hier iets grootsch
en nuttigs werd ondernomen. Maar
meerder nog uit het museum dan wel
uit de tallooze pakjes, kistje en doos
jes met zieke planten, die dagelijks
en uit alle landen der wereld gezonden
werden om onderzocht te worden, bleek
wel, hoe eindeloos veel plantenziekten
er zijn, en hoe weinig geneesheeren.
Behalve in Nederland is er een groote
instelling te Parijs en een andere te
Berlijn, maar stellig behoort Nederland
tot de eerste landen, waar zoo iets ge
vestigd werd. Enkele zeer kleine in
richtingen zijn er aan sommige aka-
demien in Duitschland. We mogen er
trotseh op zijn, dat Nederland den
hoofdman der phytopathologen bezit in
prof. Bos, die o.a. in Duitschland twee
werken schreef over de ziekten der
planten, waarvan het groote aan de
akade mien, het kleine aan de land
bouwscholen vrij algemeen gebruikt
wordt. Door eene commissie in de
Ver. Staten van Noord-Amerika werd
próf. Bos opgeroepen om tot in het
Verre Westen te trachten de ziekte
van een cultuurplant te herkennen en
zoo mogelijk het geneesmiddel te vin
den. Hij bracht die taak met roem
ten einde. Toen in Suriname de ca-
caoplantziektc zich vertoonde, vroeg
men weer prof. Bos daarheen te gaan,
maar om verschillende redenen wei
gerde hij. De man, die er daarop heen
ging en daar nog ijverig werkzaam is,
werd echter geheel door prof. Bos ge
vormd door zijne lessen en in zijn
laboratorium werd hij voor deze en
dergelijke onderzoekingen voorbereid
en daartoe in staat gesteld.
Het nieuwe departement van Land
bouw heeft met bekwamen spoed vol
tooid, wat onder minister DeMarezOyens
was ontworpen en voorbereid.
Dat de dagbladen het ministerieel
besluit in zijn cabalistischen vorm zon
der toelichting hebben overgedrukt, is
oorzaak, dat de meeste lezers hoege
naamd niet weten van welk een over
wegend belang de nieuwe stichting is,
die sedert 15 Januari gevestigd is te
Wageningen, in de voor enkele jaren
nieuw gebouwde Tuinbouwschool, die
wordt opgeheven, zoodra de tegenwoor
dige leerlingen examen hebben gedaan,
dat is met September e.k.
Voor den nieuw, benoemden direc
teur, chef van den geheelen dienst,
opent zich nu eerst geheel en al een
onafzienbaar veld van werkzaamheid.
Berekene wie kan het aantal verschil
lende cultuurgewassen, planten, bloe
men, die telkens weer, of zoo nu en
dan lijden onder invloeden, welke men
niet kan nagaan, die wegkwijnen zon
der dat men weet, hoe dat komt.
Daar zullen eindelooze aanvragen
om raad en hulp komen, nu voor en
kele gevallen, dan voor enkele streken,
waarin de planten door ziekte worden
geteisterd. Veel is er reeds ontdekt,
veel valt er nog te ontdekken. We
twijfelen niet of het personeel aan het
Phytopatologisch instituut zal zich jaar
op jaar uitbreiden en allen zullen de
handen vol hebben en van Wagenin
gen zal een weldadige invloed uitgaan
op den arbeid van landbouwers en
boomkweekers, van bloemisten en tuin
lieden, die hulp en genezing zoeken
voor de planten van wier welstand
hun welvaart afhangt.
In de jaarboeken van de geschie
denis van den Landbouw is 1906 zeer
zeker een hoogst merkwaardig jaar.
- (De Avondpost.)
AXEL, 30 Januari 1906.
Zaterdag j.l. werd de vergadering
van 20 Januari 1906 tot stichting van
eene afdeeling „Axel" der Maatschappij
tot bevord<rinq van Landbouw en Veeteelt
in Zeelandvoortgezet.
De Voórz. dhr. Ph. J. van Dixhoorn
heet allen welkom en zegt dat het hem
verheugt de leden zoo talrijk vertegen
woordigd te zien wat zeker als een
blijk van belangstelling in de nieuwe
afdeeling mag worden beschouwd.
Hierna wordt overgegaan tot de behan
deling der uit Spuntenbestaandeagenda.
I. Verkiezing bestuurslid voorNeuzen.
Wordt naast de in het vorig verslag
reeds genoemden nog gecandideerd dhr.
L. Moes benevens de h.h. Aarn. de
Bruijne en J. de Feijter Jz.
Dhr. P. Moes moet het ontraden om
den heer L. Moes aan te bevelen, daar
hij betwijfelt dat dhr. L. Moes de be
noeming zal aannemen.
Denheeh J. J. de Feijter Kz. bevreemdt
het dat nu nog nieuwe candidaten
worden genoemd, omdat toch is gezegd
dat eene herstemming moest plaats
hebben tusschen de h.h. De Jonge van
den Broeke en Dumoleyn.
De Voorz. zegt dat zulks door som
migen niet is begrepen. Er moet eene
nieuwe vrije stemming plaats hebben,
omdat beide candidaten geene volstrekte
meerderheid verkregen. Spreker wil
wel gelooven dat een en ander het
gevolg is van het rumoer enz. dat in
de zaal heerschte en waardoor sommige
uitdrukkingen verkeerd werden ver
staan. Zoo las ik vanmorgen nog een
ingezonden stuk in de Tern. Courant,
waarin schrijver bewijst de zaak ook
niet goed begrepen te hebben, daar n.l.
het besluit genomen is, om de twee
benoemde eereleden als zoodanig ter
benoeming aan het Hoofdbestuur voor
te dragen.
Dhr. D. J. Dees maakt bezwaren
tegen de candidaatstelling van dhr.
Aarnout de Bruijne daar deze een
zwager is van een der reeds gekozen
bestuursleden (De Koeijer). De Voorz.
zegt dat hiertegen geen bezwaren kunnen
zijn, daar de statuten daaromtrent niets
vermelden.
Vóór de stemming wordt gelegenheid
gegeven tot aangifte van nieuwe leden,
waarvan 26 personen gebruik maakten.
Wordt na herstemming benoemd tot
bestuurslid dhr. L. Moes met 63 stem
men, dhr. P. de Jonge van den Broeke
bekwam 47 stemmen. Op de vraag
van den Voorz. of de leden, die tegen
woordig zijn hunne benoeming aan
nemen, verklaren allen deze te willen
aanvaarden. Ook de Voorz. verklaart
de benoeming aan te nemen, en hoopt
de plichten die op hem rusten naar
behooren te zullen vervullen.
II. Benoemen Voorz. en vice-voorz.
Dhr. P. Moes stelt voor beiden op
een briefje te zetten de Voorz. boven-
en de vice-voorz. onderaan, en daarop
te plaatsen de h.h. Ph. J. van Dixhoorn
en Cam. vanWaes. Dit voorstel wordt
met applaus begroet. Bij stemming
bekwam dhr. Ph. J. van Dixhoorn 105
stemmen en dhr. Van Waes 85 stemmen.
Beide heeren laten zich deze benoe
ming welgevallen, dankende voor het
zeer groot vertrouwen in hen gesteld,
en verklaren hunne beste krachten te
zullen inspannen tot bloei der Maat
schappij in 't algemeen en der afdeeling
in het bizonder.
III. Benoemen Secretaris en Penning
meester. De Voorz. stelt voor om twee
personen te benoemen, een als penning
meester en een als secretaris, omdat
de werkzaamheden, aan het ambt ver
bonden nog al eens vele zijn. Hij stelt
voor den secretaris buiten en den pen
ningmeester uit het bestuur te benoemen.
Dhr. Jan Scheele zou liever zien dat
deze beide betrekkingen vereenigd
waren. 13 aanwezigen verklaren zich
hiervoor en omdat dit getal toch zoo
klein is wordt de geheele vergadering
geacht toe te stemmen dat de beide
betrekkingen worden gesplitst.
Gevolg gevende aan art. 17 der
statuten van de Maatschappij moeten
beiden gekozen worden uit het bestuur.
Worden voorgedragen de h.h. W. Diele-
man, Joh. de Feijter, P. van Hoeve en
Salomon de Feijter. Worden benoemd
resp. tot secretaris en penningmeester
de h.h. W. Dieleman Pz. met 75 en
Joh. de Feijter met 67 stemmen. Beiden
nemen de benoeming aan.
De Voorz. zegt dat de eerstvolgende
vergadering zal gehouden worden te
Ter Neuzen en daar ter tafel zal worden
gebracht een zeer belangrijk onderwerp
n.l. de tuberculose onder ons rundvee.
Daar niemand meer het woord ver
langt sluit de Voorz. de vergadering,
onder dankzegging aan de leden voor
de trouwe opkomst, voor de goede
verstandhouding, die de vergaderingen
kenmerkten, en hoopt dat, beschermd
door den engel des vredes, ieder naar
zijn vermogen de hand aan den ploeg
moge slaan om alzoo te geraken tot
den bloei en den vooruitgang der nieuwe
afdeeling „Axel".
Met ingang van 1 Februari a. s.
zijn verplaatst de kommiezen bij 's rijks
belastingen J. van Goethem, 2e klasse,
van Aardenburg naar IJzendijke, K.
Siuke, 3e klasse, van Montfoort naar
Aardenburg, R. Panders, 3e klasse, van
Hulst naar Maastricht en A. A. Tacq
van Locht naar Hulst.
Zaterdagavond had te Rotterdam bij
een bootwerker een treurig ongeluk
plaats. De moeder had omstreeks half
acht haren zuigeling van 5 maanden
in een wiegje, en twee andere kinderen,
een meisje van 2'/2 jaar, en een knaapje
van 3 en een halfjaar, in een ledikantje
te slapen gelegd, terwijl de vader zijn
verdiend loon was gaan ontvangen.
In de meening dat de kinderen waren
gaan slapen, ging de moeder even naar
beneden bij een buur, toen een kwartier
later ,een uit hare woning komend
geschrei hare aandacht trok. Zoosnel
mogelijk daar terugkeerend, ontdekte
zij brand in het ledikantje, waarin de
kinderen sliepen, vermoedelijk veroor
zaakt doordat het oudste knaapje tydens
de afwezigheid der moeder eenige
lucifers had weten machtig te worden
en daarmede was gaan spelen. De
toestand waarin de kleinen verkeerden,
bleek allertreurigst. De zuigeling was
reeds tengevolge van den rook door
verstikking overleden en het twee en
een half jarig dochtertje Marie had
over het geheele lichaampje brandwon
den, vooral aan buik en borst, zoodat
in het Ziekenhuis, waarheen het ge
bracht werd, getwijfeld wordt of het
kind in het leven zal gehouden kunnen
worden. Het knaapje van drie en een
halt jaar kwam met brandwonden aan
een arm vrij.
Een begin van brand in de woning
ontstaan, werd door de politie met
emmers water gebluscht.
Men schrijft uit Rijssen
De hier gevestigde smid Hesselman,
een twee-en-dertigjarige jongeman, dreef
hier rustig zijn smederij, en dat de
zaken niet verkeerd gingen, bewezen
zijne plannen om in 't huwelijksbootje
te stappen. Hij vervoegde zich hiertoe
bij den burgemeester van Rijssen, met
verzoek de hiertoe benoodigde stukken
in orde te maken, doch moest hier
vernemen, dat hij zich te vervoegen
had bij 't gemeentebestuur vanGroenloo,
zijne geboorteplaats. Bij den burgemees
ter van deze gemeente slaagde hij
echter evenmin, want deze was niet
in staat hem een bewijs van voldoening
aan de nationale militie te verschaffen.
Zijne ouders waren n.l. toen hij 4 jaar
was, naar Amerika vertrokken, en
hadden zijnen ouderen broer en hem
in Nederland achtergelaten. Daar zijn
ouders buitenslands vertoefden, meende
hij niet verplicht te zijn, zich aan te
geven voor de nationale militie en liet
dit dan ook na. Nimmer werd door
de bevoegde autoriteiten hierop aan
merking gemaakt, doch nu Ged. Staten
van Gelderland door zijne aanvraag
om bovengenoemd bewijs, met deze
omstandigheid werden bekend gemaakt,
werd H. Maandag te Arnhem ontboden,
om voor Ged. St aten te verschynen.
Hier werd hem in plaats van 't ge vraagde
bewijs van voldoening aan de nationale
militie, eene soldatenuitrusting ver
strekt, en werd hij ingedeeld bij 't gar
nizoen infanterie te Arnhem. Eene
vreemde historie voorwaar, doch te
vreemder als hierbij in aanmerking
wordt genomen, dat de oudere broeder
te Goor woonachtig, naar men ons
meedeelt, zich indertijd wel voor de
militie heeft aangegeven, doch zelfs
niet behoefde te loten, omdat dit niet
kon plaats hebben dan in de bij de
Militiewet bepaalde woonplaats van
den vader of voogd.
De heer en mevrouw H., die
onlangs te Twelloo een nieuw huis
hadden betrokken, hadden Donderdag
avond bij het naar bed gaan de groote
onvoorzichtigheid in hunne slaapkamer
voor de koude en vocht een pot met
gloeiende briketten te zetten. Den
volgenden ochtend werden beiden op
hun bed bewusteloos gevonden en daar
de toestand vrij ernstig bleek, werden
zij dadelijk naar het ziekenhuis over
gebracht. Gisterenavond keerde het