DE STINS VÖÉUST.
Xo. 69.
Zaterdag *2 December 1905.
2ie Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. hll LI H W,
Buitenland.
FEÜ1LLET ON.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 Cent; franco per post 60 Cent.
Voor België 70 Cent. Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels 25 Cent; voor
eiken regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
DUITSCHLAND.
De opening van de zitting van den
Rijksdag is met buitengewoon vertoon
geschied. De Rijksdag had nog geen
troonrede uit den mond des Keizers
aangehoord, want sedert vijf jaren was
geen zitting meer door den Keizer in
eigen persoon geopend.
Het moet een schitterend gezicht ge
weest zijn in de Witte Zaal van het
paleis. Tegen twaalf uur stroomden
dragers van glanzende uniformen van
het rijk, den Pruisischen staat en het
hof en allerlei officieren van het leger
en vloot de zaal binnen. Verder onge
veer 150 atgevaardigden. In de loges
namen de Keizerin met de te Berlijn
vertoevende prinsessen, de gezanten
met hun dames in groot toilet en tal
van attachés plaats. Daarna verscheen
de Bondsraad, met prins Bülow aan
het hoofd. Hij droeg de uniform van
zijne Bonnsche huzaren, naast hem liep
graaf Lerchenfeld, de Beiersche gezant,
in een rooden galarok. De groepen in
de zaal stelden zich op, want elk oogen-
blik kon men de komst van den Keizer
verwachten. Op het baldakijn boven
den troon prijkte de zwart-wit-roode
pluim, ten teeken dat de Keizer kwam
als hoofd van het rijk. De gouden
troonzetel was ook versierd met het
rijkswapen. Tegenover den troon ver
zamelden zich in dichte gelederen de
leden van den Rijksdag.
Drie tikken met den staf van den
dienstdoenden kamerheer kondigden
Historisch Romantisch Tafereel,
uit de Zwolsche Geschiedenis 1362j.
121)
Gunther had eene opeisching van den
Stins te gemoet gezien, eu zich gevleid
dat door een minnelijk verdrag de aan
staande strijd zoude kunnen voorgekomen
worden. Hij was dus niet weinig ver
wonderd, toen de beide gevangenen van
hem werden opgevorderd. Was de in
vrijheid-stelling van Agge alleen begeerd,
dan had hij wellicht aan dat verlangen
toegegeven, maar aan het bezit van ridder
Roderik was hem meer gelegen. 'tWas
hem niet onbekend, dat de jonge baron
den bisschop zeer was toegedaan, en
deze wederkeerig veel prijs op den jonge
ling stelde. Altijd had hij dus in dezen
gevangene eenen zwakken steun gevon
den, om hem, bij het nijpen van den
nood, bij den bisschop tot voorspraak te
dienen, en de straf af te wenden, die
hem eerlang, als openbaar vijand van
den machtigen yan Arkel, te wachten
stond. Verre was hij er dus af van
dezen schat vrijwillig afstand te doen, en
hij antwoordde Gij kunt aan den bisschop
dit antwoord terug brengen Dat de beide
opgeëischte gevangenen behooren aan
den baron Sweder van Voërst, dat graaf
de komst van den Keizer aan, en er
heerschte ademlooze stilte. Voor den
Keizer uit liep de groote voorhoede
van hovelingen, die bij plechtige ge
legenheden, naar rang en waardigheid
geordend, luister moet bijzetten aan
zijne binnenkomst. Met dreunenden
stap marcheerde de paleisgarde voorop,
in hare uniform uit den tijd van Fre-
derik den Groote, en stelde zich aan
de lange zijde van de zaal achter de
afgevaardigden op. De electrische lich
ten langs de wanden gingen aan, ook
het plafond weerkaatste het licht van
tal van achter richels en ornamenten
verborgen gloeilampen. Vier en twin
tig pages kwamen paarsgewijs naar
binnen verdeelden zich rechts en links
van den ingang, om de hoogwaardig-
heidsbekleeders voorbij te laten, eerst
graaf Eulenburg, den opperhofmaar
schalk, dan de bevelvoerende officieren
van het paleis, de kamerheeren enz.
Daarachter liep, alleen, de Keizer, in
de uniform van de gardeducorp* met
het gele lint in de hand. Hem volgden
zijne vier oudste zoons en alle overige
te Berlijn vertoevende prinsen van het
Pruisische huis en andere vorstenhui
zen. Zoodra de Keizer de zaal binnen
trad, stelde graaf Ballestrem, voorzitter
van den Rijksdag, een drievoudig hoch
in. De paleisgarde kwam in 't geweer
de kapitein zwaaide zijn piek en nam
zijn baret af, het vaandel daalde, en
de compagnie presenteerde het geweer.
Twee herauten in de Keurbranden-
burgsche en Hohenzollernsche kleuren,
zwart met wit en wit met blauw, plaat
sten zich voor het baldakijn rechts en
Gunther geen macht of lust heeft om
daarover willekeurig te beschikken, en
dat Johan van Arkel beter zal doen,
eerst dan op dezen Stins den baas te
spelen als de banier van St. Maarten
van den Stins waait; en nu, wanneer
gij mij verstaan, en niets meer te zeggen
hebt, zoo gaat, want mijne vuisten jeuken,
om op u den veiraderlijken aanslag te
wreken, dien uw laaghartige bisschop op
mijn leven gesmeed heeft!"
„Neen, bij alle dhivels nietriep
Hugh, „de schoften komen zoo niet uit
onze handen wij zullen ze eerst teekenen,
opdat zij voor hun volgend leven het
bewijs met zich kunnen dragen, dat zij
eenmaal onder de handen van de roode
bende zijn geweest, en hun voor het
vervolg de lust verga om andermaal,
onder den schijn van afgezanten, als
spionnen den Stins binnen te sluipen."
„Wij hebben onze eer,en ons woord
verpand, om zonder de opgeëischte ge
vangenen den Stins niet te verlaten,"
zeide Razonius manhaftig op den hoofd
man toetredende.
„Wanneer gij die panden daarop ge
geven hadt dat gij beide met een om-
gedraaiden nek in het kamp zoudt terug
keeren, hadt gij wijzer gedaan, ellendige
inenschenverknoeier
„Ik heb geene de minste vrees, hoofd
man Hugh! dat mijne nekspieren eenige
de geringste beleediging zullen ondergaan,
en geef nogmaals woord en eer, dat wij
links van den troon. De keizer liep
de trappen van den troon op en de
prinsen schaarden zich ter rechterzijde,
alleen de Kroonprins klom ook den
troon op en bleef, een trede lager dan
zijn vader, aan diens rechterhand staan.
De Keizer gaf zijn veldmaarschalksstat
aan een vleugeladjudant, bedekte het
hoofd met den helm en las de troonrede
voor die hij uithanden van den rijkskanse
lier ontvangen had. Het eerste gedeelte
klonk kalm en zakelijk, maar gaande
weg verhief zich zijne stem, eerst toen
de dapperheid van de troepen in Zuid
west-Afrika geprezen werd hier vielen
toejuichingen in. In het tweede gedeelte
werd de toon van den Keizer steeds
levendiger en nadrukkelijkerde klem
met welke hij de plaatsen betreffende
de internationale positie van het rijk
voorlas, wekte beweging. De nadruk
bereikte zijn hoogtepunt bij de ver
zekering dat de vrede van het Duitsche
volk hem een heilige zaak was, maar
dat de teekenen des tijds het tot een
nationalen plicht maakten, de weer
middelen te versterkenterwijl hij het
stuk weer aan den rijkskanselier terug
gaf, weerklonken daverende toejui
chingen.
Toen verklaarde prins Bülow de
zitting van den Rijksdag voor geopend.
SPANJE.
De verontwaardiging der Spanjaarden
over de Cataloniërs is verklaarbaar.
De Catalonische separatisten hebben
besloten, een verzoekschrift te zenden
aan de regeering der Vereenigde Staten,
waarbij zij de hulp inroepen van de
de opgeëischte gevangenen vrij en frank
met ons zullen mede nemen."
Meer door den trotschen, bijna spottenden
toon, waarmede Razonius sprak, dan wel
door zijne woorden zeiven, ontvlamde
Hugh zoo zeer in toorn, dat hij met rol
lende blikken den tengeren esculaap
aangreep, en onder een hevig schuddeu
toebeet: „Verdoemd! dat gaat te ver!
Wie toch, in aller duivels naam, kan u
deze razernij ingeblazen hebbenhebt
gij dan waarachtig meer dan eenen kop
te verliezen
„Helaas neenuwe manhaftigheid,"
hernam Razonius met de onverzettelijkste
koelheid, „maar ik draag eenen talisman,
die mij het eenige hoofd dat ik bezit,
ongeschonden in elk gevaar beveiligt."
„Al dekteu de vleugels van den hei
ligen engel Gabriël uw uitgedroogd
lichaam, zij zouden het, bij mijnen stomp,
niet voor de geesselroede beveiligen
Voort met den lapzalver, mannen
„Een oogenblik nog, uwe manhaftig
heid zeide de heelmeester met de
meeste koelbloedigheid, den zegelring
vpn Sweder uit de tasch nemende, waarin
hij zijne heelkundige instrumenten droeg,
en dien tusschen zijne vingers dicht
onder den neus van Hugh houdende,
vervolgde hij „gij kent zeker dezen
ring, heer hoofdman en hoewel de
eigenaar van denzei ven, wat zijne hei
ligheid betreft, voorzeker een goed eind
achter den braven Gabriël moet staan,
Amerikanen tegen Spanje, zooals de
Vereenigde Staten in 1898 aan Cuba
hulp hebben verleend om de vrijheid
te veroveren. Wat te denken van de
Spanjaarden, die den vijand binnen
willen halen om tegen de Spaansche
regéering te vechtenDat de regee
ring der Vereenigde Staten er over
zou kunnen gaan denken, de Catalo
niërs te helpen, is niet aan te nemen,
en de Cataloniërs zullen daar ook wel
geen hoop op hebben. Het plan tot
dat verzoekschrift zal wel gemaakt
zijn, omdat er zoo duidelijk uit spreekt,
dat deze Cataloniërs zich geen Spaan
sche onderdanen voelen, maar een af
zonderlijk volk, door zijn buurman on
derdrukt en tegen zijn wil aan de
Spaansche .regeering ondergeschikt.
Generaal Weyler, de minister van
oorlog, is door den Koning aangewezen,
om de Cataloniërs tot de orde te bren
gen. Dat verlevendigt de herinnering
aan den Cubaanschen opstand. Op
Cuba had Weyler zich den naam van
beul van Cuba en Alva van Cuba ver
worven als hij er op uit is om er dien
van beul van Catalonië bij te verdie
nen, dan ziet het er treurig uit voor
de boosdoeners van Barcelona. De
heele geschiedenis is zeer geschikt om
chauvinistische neigingen in de hand
te werken.
RUSLAND.
De agrarische beweging woedt voort
en strekt zich thans uit over 24 gou
vernementen. In troepen trekken de
boeren van landgoed tot landgoed en
verklaren den grond tot hun eigendom.
zoo geloof ik echter, dat gij zijne stem
en bevel evenzeer, en misschien nog
meer, zult eerbiedigen, dan die van den
evengenoemden aartsengel
Hugh beschouwde en herkende den
zegelring van zijnen heer, doch te zeer
stond het denkbeeld bij hem vast, dat
hier eenig bedrog schuilde, dan dat hij
op dit bewijs zoo gereedelijk de beide
gevangenen zoude ontslagen hebben.
Met spottenden lach antwoordde hij
„Gij deukt, geloof ik, dat gij blinde
mollen voor u hebt; maar, bij mijnen
stomp ik zal u toonen, dat wij listige
monnikenstreken kunnen doorgronden en
weten te straffennogmaals, mannen
grijpt de beide wevers aan
»Gij twijfelt dus aan de echtheid van
den zegelring vroeg Razonius, maar
dit maal met een minder kalm gelaat,
doch oogenblikkelijk den vorigen koelen
spot weder hernemende, vervolgde hij,
zich tot Walter wendende„welnu, heer
hopman, heb ik u te veel gezegd, toen
ik den baron waarschuwde zijn eigen
leven niet te wagen, door ons in handen
van zijnen woesten aanvoerder te ver
trouwen. Bij den heiligen Esculapus,
wij zullen onzen laatsten tocht hebben
gedaan, uwe manhaftigheidmaar laat
dit dan onze troost zijn, dat wij zoo aan
een hennepen koord de wereld uitdansen,
wij toch met het gezelschap van den
Voërster baron zullen vereerd zijn. Ik
ga het teeken geven."