■DE STBS VOEftST.
No. 56.
Woensdag 19 October 1904.
20e Jnai'g.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwscli-Vlaanderen.
F. IHELEMAN,
Buitenland.
FEUILLETON.
AXELSCIIE
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent.
Voor België 70 cent. Afzonderlijke Nos. 5 cent.
DRUKKER UITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 4 regels 25 cent; voor
eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiên worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
DE OORLOG IN OOST-AZIE.
Wat tot dusver nog bekend is ge
worden over den uitslag der bloedige
gevechten bij Jentai strekt tot verster
king van den indruk dat Koeropatkin's
plan, waarop men in Rusland zulke
groote verwachtingen bouwde, geheel
en al mislukt is. In plaats van de
Japanners terug te dringen, zoo al niet
te verslaan, is hijzelf teruggedrongen,
terwijl hij althans een gedeelte van zijn
artillerie heeft moeten opofferen. De
opgaven zijn ten deele nog niet-ofïicieel,
en hebben dus nog bevestiging noodig,
maar al moge het waar zijn dat de
Russen nog over krachtige reserves
beschikken, het is zoo goed als onaan
nemelijk dat deze de krijgskans nog ten
nadeele der Japanners kunnen laten
keerenten hoogste zal Koeropatkin
er met behulp van die troepen in slagen,
aan de vervolging van zijn leger door
de Japanners paal en perk te stellen.
Een correspondent aan den Russischen
kant seinde dat een afdeeling der Japan
ners reeds de Hoen-ho overgetrokken
was. Dit zou voor de Russen zeer
ernstig zijn, indien zij tot bij Moekden
vervolgd werden, maar overigens is het
niet waarschijnlijk dat deze uiterste
linkervleugel der Japanners een aan
zienlijke macht vormt, want Ojamazal
zijn troepen te hard noodig hebben om
ze zoo ver weg te sturen.
Aan het agentschap Havas wordt uit
Moekden nog gemeld
„De Japanners hebben een groote
Historisch Romantisch Tafereel
uit de Zteolsche Geschiedenis (1362).
Arnold was, in de stemming, waarmede
hij den Stins genaderd was, weinig ge
schikt om beleedigenden spot te verdragen
In plaats dus van op deze vraag te ant
woorden, vroeg hij op eenen stroeven
toon „Heeft de baron Yan Yoërst nog
meer dienstknechten van uwe soort, die
hij aan de poort plaatst om edellieden te
beleed igen
„Pah wind genoeg maar, zonder dat
wij verdere morgenspraak wisselen, hoog-
machtige heer!" hernam de schildwacht
op eenen schamperen toon, „zoo moge
het uwe genade behagen, mij, uwen ne-
derigen dienstknecht, te zeggen, met wien
ik thans het genoegen heb te spreken
„Ik ben niet gewoon," antwoordde
Arnold, die door den tergenden spot van
den schildwacht, meer en meer in drift
geraakte,// om dergelijke vragen, van
eenen lompen poortwachter te beantwoor
den open het klinket dus, of mijn jacht
hoorn zal iemand anders roepen, die meer
werk van zijnen plicht, en minder van
onbeschofte praatjes maakt."
„Waarachtigik begin te begrijpen.
overwinning behaaldde Russen trek
ken langzaam naar het noorden terug
en hebben zware verliezen geleden.
De slag duurt nog voort. De telegram
men die afgezonden worden, zijn aan
strenge censuur onderworpen."
Te Charbin worden toebereidselen
gemaakt voor het opnemen in de hos
pitalen, van 37 officieren en 1200 man,
die in de gevechten bij Jentai gewond
zijn en met treinen naar het noorden
gebracht worden.
Volgens een schatting van Russische
zijde, die echter wel op zeer losse
grondslagen zal berusten, zouden in de
jongste bloedige gevechten reeds een
30,000 man buiten gevecht gesteld zijn
De Petersburgsche correspondent der
Echo de Paris heeft met admiraal
Wirenius een onderhoud gehad ter zake
van de Oostzeevloot.
De admiraal zeide wat reeds her
haaldelijk bekend gemaakt is dat
men het juiste tijdstip van het vertrek
der schepen zorgvuldig geheim houdt,
aangezien men wel begrijpt dat de nauwe
Deensche zeeëngten een goede gelegen
heid zouden geven tot het plegen van
een aanslag op de Russische oorlogs
schepen. De Russen zien nu eenmaal
overal Japansche spionnen.
De vloot, zoo vertelde de admiraal
verder, zal 21,000 mijlen hebben af te
leggen om Wladiwostok te bereiken.
De gemiddelde snelheid van de vloot
op 9 mijl stellende, en rekening houden
de met de onvermijdelijke vertraging
wegens het laden van steenkolen, het
uitvoeren van herstellingen enz., schat
dat mijne ooren te gemeen zijn, om de
woorden op te vangen van iemand, die
de graaf van Holland zelf schijnt te zijn
Wacht dus zoolang, mijn hooggeëerde edel
man tot ik iemand geroepen heb, die,!
naast onzen baron zelve, het meest in den
Stins geschikt is, om met u een mond
gesprek te voeren." Dit zeggende sloeg
de wacht het kijkgat dicht, en scheen
zich onder het poortgewelf te verwijderen.
„De voorspelling schijnt bewaarheid
te worden, sprak Arnold bij zich zeiven
toen de schildwacht zich verwijderd had
„dat mij eene weinig vriendelijke ont-;
vangst op dezen Stins wachtmaar, wat
er moge gebeuren, ik zal niet dulden,
dat de eer mijns meester door den trot-
schen baron beleedigd worde, ook al loopt
mijne eigene veiligheid gevaarde edele
Van Ar kei kan dit offer van mij eischen."
Thans bewoog zich het klinket, dat
toen geopend werd en iemand doorliet,
wiens uiterlijk en voorkomen weinig
aanlokkends had, en, bij den eersten
aanblik, vrees en schrikmoestinboezemen.
Zijne reusachtige en forsche gestalte ken-
teekende eene sterkte en kracht, die den
trotschen en woesten blik, welke uit het
grijze oog straalde, billijkte, en gevaarlijk
moest zijn, wijl het breede, bijna geheel
met eenen rosachtigen baard begroeid
gelaat, stoute vermetelheid, en de trekken
om de dikke, baardige lippen, bloeddor
stige wreedheid uitdrukten. Even als of
de natuur echter later had ingezien, dat
de admiraal den duur van de reis op
omstreeks 130 dagen. De vloot zou dus
in Maart te Wladiwostok kunnen zijn.
De torpedojager Gromjajtsji ligt te
Libau in het dok.
De correspondent van de N. R. Ct.
schrijft
We beleven nu weer dagen, die eenig-
zins aan den geestdriftigen tijd in het
begin van den oorlog herinneren. Een
ieder heeft weer moed geschept uit het
legerbevel van Koeropatkin, en met
het bekende optimisme spreekt men nu
al van de volkomen onderwerping van
den vijand, nog in dit jaar. Al had
het groote publiek bij allen rampspoed
zijn optimisme niet laten varen, toch
was de geestdrift voor den oorlog er
uit, en voor dit jaar verwachtte niemand
meer een gunstige wending: vrij alge
meen heerschte de meening, dat we over
eenigen tijd van een nieuwen terugtocht
zouden hooren uit Moekden. Maar nu
is eensklaps Koeropatkin's proclamatie
verschenen, en allen zijn met nieuwen
moed bezield. Koeropatkin heeft tot
dusverre maar weinig gesproken. We
kennen geen andere woorden van hem,
dan die welke hij bij zijn vertrek in
Februari gesproken heeftGeduld, ge
duld en nog eens geduld. Het geduld
werd op een harde proef gesteld. Het
was maar steeds terugtrekken en nog
eens terugtrekken, ten spot van haast
heel de wereld, die het maar niet be
grijpen kon hoe de machtige Rus zich
zoo liet deemoedigen door den kleinen
Japanner. Koeropatkin heeft al dien
spot over zich laten gaan, zonder morren
zij op dit wezen te veel hare gaven had
uitgestort, die het te zeer boven zijne
natuurgenooten verhief, zoo had het nood
lot dezen misslag en het verloren even
wicht hersteld, door aan dezen gunsteling
der natuur de linkerhand te ontnemen,
hem alleen overlatende, het bovenste lid
van den arm, met eene korte stomp van
het andere gedeelte, welke daar even
boven den pols ten einde liep.
De kleeding van dezen krijgsman be-j
wees, dat hij tot de roode bende op den
Stins behoorde, die uit honderd krachtige
en zwaar gebouwde krijgslieden bestond,!
geheel in het rood gekleed was, en door
den baron tot zijne eigenlijke lijfwacht
werd gebruikt, zoodat zij zoowel te voet
als te paard dienst deden. Deze bendej
aan wie de baron steeds de uitvoering1
van zijne bijzondere bevelen opdroeg, was
in den omtrek berucht, niet alleen door
de stoutheid, waarmede zij de vermetelste
stukken ten uitvoer bracht, maar meer
nog door de woestheid en wreedheid,
waarmede zij die volvoerde. Waar zich
deze wilde hoop, door hunnen hoofdman
Hugh aangevoerd, vertoonde, dreef zij
angst en schrik voor zich heen, en liet
steeds een bloedig spoor, dat door brand
stichting en verwoesting werd aan gewezen,
achter zichen naardien Sweder van
Voërst deze bende, boven zijn ander
krijgsvolk beschermde, en met vrijheden
en voordeel en beschonk, werd zij niet
alleen in den omtrek gevreesd, maar op
heeft hij alle rampspoed gedragen, en
nu hij zich sterk genoeg voelt om tot
een aanvallende taktiek over te gaan,
nu spreekt hij weer. Hij spreekt met
vol krachtsbewustzijn, vol zelfvertrou
wen. Is het daarom wonder, dat het
publiek in Koeropatkin's woorden de
aankondiging van de zegepraal leest.
Alle bladen spreken vol geestdrift over
de dagorder.
In 't Nowoje Wremja schreef Soeworin
zelf een hoofdartikel. Hij behandelt de
populariteit van Koeropatkin, die daaruit
voortkomt, dat het volk in den veldheer
zichzelf herkent, omdat Koeropatkin
alle goede eigenschappen van het Rus
sische karakter in zich vereenigt. Men
gelooft in Koeropatkin, dat heeft men
bewezen in den langen lijdenstijd van
het begin van den oorlog af tot nu toe.
Koeropatkin heeft nu zijn geduld opge
geven, niet omdat hij ongeduldig werd,
maar omdat hij nu de krachten in zich
voelt om den vijand te bedwingen. Hij
heeft zich ook nooit in de war laten
brengen door het ongeduld, dat men in
hooge kringen te St. Petersburg heette
te toonen. Hij heeft nu, zooals Soeworin
zegt, woorden gesproken die een groot
volk waardig zijn. God geve, besluit
het Now. Wremja, dat de Russische
adelaar zijn vleugels uitsla en uitvliege
om onze broeders te redden, die als
helden en martelaars onze vestiug
verdedigen, en wenschen dat de hemel
zich mocht openen en de stem des
Heeren redding mocht verkondigen.
De Roes die, ondanks de vrijheid der
drukpers, die in Rusland nu heet te
zijn ingevoerd, er toch eerstdaags wel
den Stins zeiven geëerbiedigd en om deze
voordeelen en onderscheidingen te be
houden, was de roode bende er steeds
op uit, om met den meesten ijver er in
den geest, waarin zij steeds gewoon was
te handelen, de bevelen van haren ge
bieder uit te voeren, die (de volgende
bladzijden zullen daarvan een bewijs op
leveren) dikwerf van zoodanigen aard
waren, om alleen door deze bende vol
bracht te kunnen worden.
Toen de boven beschreven krijgsman
het klinket was uitgetreden, naderde hij
Arnold een paar schreden, zoo het scheen
met het oogmerk, om aan den tengeren
jongeling zijne forsche gestalte te vertoo-
nen, en hem die vrees in te boezemen,
welke hij wellicht bij ervaring wist, dat
zij steeds bij anderen verwekte. Hij zeide
met eene ruwe stem „Ik verneem,
knaap dat gij aan dezen braven poort
wachter geweigerd hebt, uwen naam en
stand te noemen, en wel uit de dwaze
gril, dat hij daartoe te laag en te gemeen
een dienstman is. Th^ns staat iemand
voor u, die wel niet uit zeer hooge ge
boorte, maar toch door rang en stand,
meen ik, gerechtigd is, om die dure ge
heimen te vernemen. Verklaar u dus,
jonge vlasbaard1 of, bij St. Feiten gij
kunt tot den jongsten dag wachten, om
deze poort voor u open te zien gaan
Het bleek, dat de roode krijgsman thans
had misgerekend, indien hij zich voorge
steld had, om den jongen Stichtenaar,