DE STINS VOËKST.
No. 38.
Woensdag 17 Augustus 1904.
20e Jaurg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwscli-Vlaanderen.
F. mi l lAIYX,
Buitenland.
F EUI LIET ON.
WELSCIIE
I
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrydagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 Maanden 50 centfranco per post 60 cent.
Voor België 70 cent. Afzonderlijke Nos. 5 cent.
DRUKKER UITGEVER
AXEL.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels 25 cent; voor
eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend. Plaatsing 8/2 maal.
Advertentiên worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
DE OORLOG IN OOST-AZIE.
Koeropatkin seinde den 27en Juli
(10 Augustus)
Op ons zuidelijke front hebben dage
lijks schermutselingen plaats.
In de richting Liao-jang en Sai-ma-tse
hebben zich geen bijzondere wijzigin
gen voorgedaan.
Den 24en Juli, bij het aanbreken van
den dag, rukte een onzer kozakken-
afdeelingen tot op 8 K.M. ten westen
van Tsiën-tsjang op; hier werden de
aan de spits rijdende sotniën bestookt
door het vuur van den vijand, die een
sterke en moeilijk toegankelijke stelling
Innam. Wegens die omstandigheden
eu den dichten nevel, die belette, pre
cies te weten waar men zich bevond,
waren de kozakken genoodzaakt, halt
te houden, en het dal en de heuvel-
hellingen op een afstand van 600 tot
1000 pas van den vijand te bezetten;
's ochtends om zeven uur, toen de mist
eenigszins optrok, werd getracht, den
linkervleugel der vijandelijke stelling
om te trekken, maar juist op dat tijd
stip verscheen een 7 compagnieën sterke
vijandelijke kolonne, die door het hooge
gras nabijgeslopen was; deze kolonne
werd (let welk gedwongen terug te
I trekken door het vuur onzer kanonnen,
welke een stelling bezet hadden, en
daarop ontwikkelde de strijd zich niet
verder. Aangezien de strijdkrachten
der Japanners veel aanzienlijker waren
dan de onze, begon de Russische af-
deeling 's morgens om negen uur terug
te trekken, ze werd niet door den vijand
Historisch Romantisch Tafereel
uit de Zwoleche Geschiedenis (1362).
j In een druk gesprek gewikkeld, dat
somtijds hunne schreden vertraagde, na
derden zij thans den steden oever der
rivier, en staakten daar hunnen tocht.
Terwijl zij op de komst des veermans
wachtten, zeide de marskramer, den
monnik met een vragenden blik aan
ziende: „Het komt mij voor alsof ik
reeds vroeger hier geweest ben, en wel
om iets anders te verrichten, dan mijn
kramerijen aan te bieden maar wat ik
toen eigenlijk heb uitgevoerd, herinner
ik mij niet meer."
,Uw geheugen schijnt dan niet scher
per te zijn geworden, sedert de laatste
twintig jaren, indien gij nu reeds een
stuk werk vergeten zijt, dat u de booze
zelfs zal benijden," antwoordde de mon
nik lachende.
„Sancta Gabriëlloriep de marskra
mer met levendigheid, //thans weet ik
het; maar het moet u niet verwonderen,
pater Willibald! dat ik die zaak verge
ten bendagelijksche voorvallen toch
blijven niet lang in het geheugen."
„Hoe nu, Rocko zei de pater spottend
achtervolgd. Onze verliezen bedroegen
2 dooden en 12 gewonden, 15 paarden
werden onbruikbaar voor den dienst.
Bij dit gevecht bleek, dat in de Ja-
pansche afdeeling reserve- en veldre-
gimenten dooreengemengd zijn.
En uit het feit dat de opperbevel
hebber het bericht van een zoo onbe
langrijke schermutseling aan den Tsaar
seint, blijkt hoe weinig vermeldens
waardig er dezer dagen voorvalt, of
ten minste: aan 't licht komt.
Den 9en dezer is uit Russische
bron uit Liao-jang gemeld, dat een ta
melijk sterke afdeeling Japanners langs
den Chineeschen (d. w. z. westelijken)
oever van de Liao oprukte,
Dantsjenko beweert dat 20,000 Japa-
ners nog te Hai-tsjeng staan. Zij
rekenen er op, zoo schrijft hij, ons in
de val te lokken. In het oosten, op
60 K.M. van Moekden en 40 K.M. van
Jen-tai, bouwen zij acht bruggen (over
de Tai-tse).
Er zijn nu en dan, gelijk in alle
oorlogen, ook in dezen oorlog verhalen
gedaan van wreedheden, over en weer.
Bij zooveel afschuwelijke dingen als
een oorlog meêbrengt, moet 't onver
mijdelijk gebeuren dat de slechtste ele
menten van een leger, ook van 'tbest
gedisciplineerde, soms uit den band
springen. Een blaam voor een der
oorlogvoerende partijen Is dat alleen
dan, wanneer aangetoond kan worden,
dat zulke wandaden aan de eene zijde
veel vaker voorkomen dan aan de an
dere zijde; uiteraard echter is zulk een
bewijs gewoonlijk niet te leveren.
„noemt gij dat een alledaagsch voorval!
Bij de Heilige Moedermaagd! twee zulke
streken zouden de ziel van een menscli
in de handen van den duivel leveren."
z/En wat anders Er is immers zelfs
geen eindje staal bij gebruikt ter grootte
van eene muggetong, en geen enkele
droppel bloed vergoten," hernam de mars
kramer op luchtigen toon.
//Gij hebt volkomen gelijk, vriend Ro
cko! en ik moet uwe opgeklaarde denk
beelden allen lof toezwaaien, dat zij zich
weten te verheffen, boven kleingeestige
muggezifterijen en andere nietigheden,
die het gemeen met den naam van ge
wetenszaken bestempelt, ofschoon het,
wel beschouwd, niets anders zijn, dan
handelingen en toevallen, door het nood
lot bepaald en voorgeschreven. Iemand
met zulke verhevene gedachten bezield,
zocht ik, en heb ik in u gevonden," zei
Willibald, den marskramer inet goedkeu
renden blik aanziende. Deze sloeg we-
derkeerig zijn half gesloten oog met een
spotachtige uitdrukking op den monnik,
eu antwoordde toen
„Pater Willibald! ik heb gedurende
mijn leven zoo weinig tijd en gelegen
heid gehad om in het bezit te geraken
van die kennis, welke er toe vereischt
wordt, om de menscbelijke daden en
handelingen uit het rechte standpunt te
beoordeelen, dat ik een armhartige ver
dediger zon zijn van de leer, die gij daar
gepredikt hebt. Mocht ik vroeger ecli-
Het is daarbij een curieus, maar bij
nader inzien natuurlijke omstandigheid,
dat de overwinnende partij altijd de
meeste wreedheden pleegt als men
de verliezende partij gelooven wil. Zoo
is 't ook nu weer gegaan: de beschul
digingen over h^t verminken van doo
den en zelfs van gewonden, over het
schieten op ambulances, enz., zijn meest
van Russische zijde gekomen, en duiken
telkens weer op (afgewisseld wel is waar
door de erkenning van het menschlie-
vend gedrag der Japanners en hun
tucht). Daarom schijnc het een eisch
der onpartijdigheid, kennis te nemen
van generaal Okoe's antwoord op het
verhaal, dat Don Jaime de Bourbon,
cavalerie-officier in Russischen dienst,
heeft gedaan over lijkenschennis die
door Japansche soldaten bij Wa-fang-
kou bedreven zou zijn.
Okoe zegt nadrukkelijk dat de Rus
sen deze beschuldigingen slechts op
werpen om hun eigen barbaarschheid
te bemantelen. De Japanners behan
delen de Russische gewonden zoo, dat
deze hen „onder tranen danken." Daar
entegen geeft de generaal voorbeelden
van de wijze waarop Russen te werk
zijn gegaan op het slagveld. Den 15en
Juni werden de lijken van vier gesneu
velde Japanners door de Russen aan
oogen, mond enz. verminkt, ook werden
ordeteekens gestolen, later vond men
ze in het bezit van Russische gevan
genen. Den 27en Juni was een ver
kenner bij Hunjosjin doodgeschoten,
weldra kwamen 20 kozakken die het
lijk op een niet te beschrijven wijze
verminkten. Den 15en Mei werd bij
ter in dien geest gehandeld hebben, zoo
schrijf dit niet toe aan logische redenee
ringen, maar aan die gelukkige onver
schilligheid, welke mij vergunt de oogen
te kunnen sluiten voor de goede en kwade
zijden eener taak, aan mij opgedragen
of toevertrouwd; en wanneer ik dan een
taak ontvang uit de geheiligde, en door
een zoo helder brein bestuurde, handen
van pater Willibald uit het Fraterhuis
te Zwolle, dan ben ik blinder dan een
mol, om eenen stap verder te zien, dan
mij vergund wordt door de genadige
voorlichting, van uwe vlekkelooze heilig
heid zelve
Schamper lachende hernam de monnik
Voorwaar eene prijzenswaardige, onschul
dige eenvoudigheid doch alsof hij het
beneden zich achtte, verder op dezen
spottenden toon met zijnen reisgenoot te
spreken, vervolgde hij met meer ernsti
ge stem „en waarvan ik bij deze gele
genheid eene proef hoop te verkrijgen."
„Mij dunkt pater, dat gij die met vol-
komene gerustheid kunt tegemoet zien,
indien u het verleden niet vergeten is;
want hoezeer destijds geen speldeprik te
pas kwam, moet ik echter gelooven, dat
er vertrouwen omtrent den lastgever
moet bestaan als men er geen kwaad in
ziet, om enkel op zijn bevel eene moe
der tot
„Rocko!" riep de monnik, met snelle
drift den marskramer in de rede vallen
de, terwijl zijn zwart oog een flikkerenden
Jang-kia-joeën een Japanschen cavale
rist, die stervend op den grond lag, de
sabel uit de hand getrokken en hem
daarmeê de schedel gespleten. Bij Ta-
fan-sjin en Hoea-foeng-kau werden Ja
pansche en witte vlaggen door de Rus
sen misbruikt, enz. Okoe zegt ten slotte
dat al dergelijke dingen herhaaldelijk
voorkomen, maar dat hij geen protes
ten meer verzendt, want die helpen
toch niet.
FRANKRIJK.
Het lijk van Waldeck-Rousseau is,
zooals plan was, overgebracht naar
Parijs en geplaatst in de kerk Sainte
Clothilde, waar de eerste absolutie ge
geven is.
Volgens de laatste, met elkaar over
eenstemmende, berichten was Waldeck-
Rousseau nog in leven toen hem het
heilig sacrament der stervenden werd
toegediend. De pols was evenwel niet
meer te voelen. Na het gebed der
stervenden hoorden de omstanders een
nauwelijks waarneembaren snik en de
zieke was niet meer.
Van alle kanten der wereld ontvangt
de familie van den overledene telegram
men van rouwbeklag. De koning van
Zweden, de keizer van Duitschland
geven van hun deelneming blijk.
En terwijl Frankrijk nog treurt over
het verlies van een van zijn groote
mannen, wordt aan den anderen kant
van Europa, bij den grooten bondgenoot,
een geboortefeest gevierd, voorzoover
daar dan van een feest sprake kan zyn
te midden van de ellende van den oor
log. Maar zoo gaat het in de wereld,
glans kreeg; „uwe argelooze onnoozel-
heid, waarop gij zoo zeer snoeft, kunt
gij op geen betere wijze aan den dag
leggen dan geheel te vergeten en nim
mer in uw geheugen terug te roepen,
hetgeen gij somtijds voor mij ten uit
voer gebracht hebt, en uwe gedachten
alleenlijk te bepalen tot de taak, welke
ik u bij vervolg weder mocht opdragen."
„Steeds bereid mij naar uwe begeer
ten en wenschen te schikken," hervatte
de marskramer, „zal ik ook trachten in
dezen aan uw verlangen te voldoen,
en, de vorige grap vergetende, wacht ik
op de noodige aanwijzingen, die mij in
staat zullen stellen mijne gedachten in
middels, op de door u bevolen wijze,
bezig te houden."
„Ten einde uwe hersens niet noode-
loos te vermoeien," antwoordde de mon
nik weder in de vorige spottende luim,
„zal ik u die aanwijzingen eerst later
geven inmiddels zij het genoeg als ik
u zeg, dat gij u naar Utrecht zult moe
ten begeven, en u voorbereiden om daar
iets te verrichten, waarbij het vooral op
uwe zoo zeer geroemde onverschilligheid
aankomt."
„Moet er dit gebruikt worden vroeg
de kramer, grimlachende, zijne hand
op het heft van zijn knief leggende, ter
wijl zijn grijs oog loerend op den monnik
staarde. Deze beantwoordde die vraag
echter niet, maar vervolgde „Te Utrecht
zult gij de noodige ophelderingen ver-