Landbouw. Rechtszaken. Gemengd Nieuws. Wat op de eilanden nog politiek verzet mag heeten wordt in het Noorden van Luzon geleverd door een troep onder Artemiso Ricarte, een halfbloed, deels neger, deels Tagale; maar veel te be duiden heeft ook dat niet, want zij zijn aldoor voor de konstabels op de vlucht. In Ricarte's bende bevindt zich Aurelio Tolentino, een schrijver die wegens een oproerig tooneelwerk moest vluchten. Hij stelt nu de hoogdravende procla maties van Ricarte. Aguinaldo leeft in afzondering, in een bamboe huis te Manila. Politieke brieven die hij krijgt, beantwoordt hij niet, zegt de geheime politie; wel staat hij dikwijls vrienden te woord. De geheime politie is ijverig in de weer en brengt telkens beschul digden voor den rechter; zooveel mo gelijk worden deze echter niet als poli tieke misdrijvers, maar als gewone mis dadigers vervolgd. Zoo zijn er reeds een 160 tegenstanders opgeborgen, som migen voor '20 jaar. Een fraaie manier! Landbouw-ongevallen-verzekering. De commissie, door het hoofdbestuur van de Groninger Maatschappij van Landbouw en Nijverheid benoemd om het hoofdbestuur te dienen van advies over het vraagstuk der landbouw-onge- vallen-verzekering, is met haar taak gereed gekomen. Aan het einde van een zeer uitvoerig en belangwekkend rapport komt zij tot de volgende con clusies 1. Het is wenschelijk, dat er zoo spoedig mogelijk een wet tot stand kome waarbij de personen,^die werkzaam zijn in het landbouwbedrijf, verzekerd zul len zijn tegen de geldelijke gevolgen van een ongeval. 2. Het begrip „landbouwbedrijf' dient in ruimen zin te worden opgevat. 3. De landbouw-ongevallen-verzeke- ring dient iii een afzonderlijke wet te worden opgenomen en afzonderlijk te worden geadministreerd. 4. Het is wenschelijk, dat onder de verplichte landbouw-ongevallenverzeke ring zullen vallen alle arbeiders en alle familieleden van het hoofd van bedrijf welke in het landbouwbedrijf tegen loon werken, alsook de landbouwers zelf, die in den regel in hun bedrijf per jaar niet langer dan 600 arbeids dagen vreemde hulp behoeven te* ge bruiken. 5. Voor alle anderen, die niet vallen onder de verplichte verzekering, moet keek schroomvallig naar zijn vader op. Hij liep van zijn grootvader weg, maar in plaats van naar zijn vader toe te gaan bleef hij verwonderd staan kijken naai den spijker aan den muur, waaraan nu een geschreven stuk in een lijst hing. Al vroeg in den morgen had David daal de bevestigingsspreuk van Martina weder opgehangen. Juist viel er een breede zonnestraal op de spreuk.* Openb. III11 //Nu nog één ding," zeide Schilder Da vid //dat had ik haast vergeten. De predikant heeft gelijk er zijn instellingen waarvan inen niet mag afwijken. Zoo heb ik ook iets ingesteld, en dat wil ik houden zoo lang ik er wat over te zeg gen heb. Kom eens hier, jongentje, kom eens bij.* Jozef merkte al aan den toon waarop dit gezegd werd, dat zijn groot vader niet veel in den zin had, maar hij ging toch naar hem toe. //Hebt gij van daag uw nieuwe broek aan,// vroeg David. //Ja? dan zal ik die inzegenen. Ik heb de gelofte gedaan, dat gij een duchtig pak slaag zoudt hebben, omdat gij weggeloopen waart, en nu wil ik het maar kontant afdoen.* Hij tastte achter den spiegel en haalde een roede voor den dag. Jozef begon al bij voorbaat te schreeuwen, maar Martina hield haar vader tegen en verzocht hem om voor ditmaal hem de straf kwijt te schelden. Ook Adam deed een goed woord voor den jongen, maar de grootvader zeide jllij heeft liet dubbel en dwars verdiend bij de landbouw-ongevallenwet de be voegdheid worden gegeven, om ook gebruik te kunnen maken van deze ongevallen-verzekering. 6. Het zg. premiestelsel verdient de voorkeur boven het stelsel der Duitsche wet (omslag der kosten). 7. Elke landbou w-ongevallen-verze kering, waarbij het aanhouden van loonlijsten verplichtend is voorgeschre ven, is af te keuren. De kosten der verzekering moeten betaald worden door den landbouwer werkgever, die zelf het bedrijf exploi teert en bestuurt. 9. Betaling der kosten dezer onge vallen-verzekering, zoowel naar de grondslagen der Ongevallenwet 1901 als in den vorm van heffing van op centen op de grondbelasting der onge bouwde eigendommen is niet aan te bevelen. 10. Het is wenschelijk, dat de be taling der premie ter dekking der kos ten plaats hebbe naar de volgende 3 grondslagen totaal gemiddeld geschat loon of inkomen per hectare van de verschillende soorten van het landbouw bedrijf oppervlakte van den grond mate van het gevaar. 11. Er dient in de wet een bepaling te worden opgenomen betreffende vrij stelling van premie. 12. Als grondslag voor de bereke ning der schadeloosstelling is het ge- wenscht een geschat bedrag van het loon of inkomen te nemen, en niet het werkelijk verdiende bedrag. 13. Schadeloosstelling moet alleen plaats hebben bij eenigszins ernstige ongevallen, bijv. zulke, waarbij de ver zekerde langer dan een week verhin derd is om zijn gewone werkzaamhe den te verrichten. (N. R. Ct.) In de laatste helft der maand Mei zijn langs de grenskantoren van Zeeuwsch- Vlaanderen in België toegelaten 143 Nederlandsche melkkoeien, en wel langs Clinge 86, langs Sas van Gent 8 en langs Santvliet 49. AXEL, 14 Juni 1904. Tot onderwijzeres aan de Chris telijke school op 't Spui is benoemd mejuffr. P. Wiskerke, thans in gelijke betrekking te Lopik. In de gisteren gehouden verga dering van stembevoegde ingelanden van den Kanaalpolder kwam op nieuw in behandeling het, om een informali teit, door Ged. Staten van Zeeland ver nietigde besluit der vorige vergadering tot bekeien van epn weg door dien polder. Het voorstel werd aangenomen met 17 tegen 14 stemmen. Door het gemeentebestuur van Hontenisse zijn de besturen der ge meente;! in Zeeuwsch Vlaanderen en Zuid Beveland uitgenoodigd medewerking te verleenen aan een verzoek tot wijziging van art. 149 der gemeentewet in dien zin dat leden en secretarissen-ontvan gers van burgerlijke armbesturen tot ambtenaren van den burgerlijken stand kunnen worden benomd. bij mij heeft hij die ondeugende streel uitgevoerd, en ik zal er hem ook voor straffen wat hij verder uitvoert, dat gaat u aan, Adam. Ik zal je leeren, jongetje op je eigen houtje weg te loopen. Wie zoo doet moet ondervinden wat er op staat.* Hij legde den jongen over zijn knie en gaf hem een ferm pak slaag daarop gaf hij de roede aan Adam over en zeide//Daar hebt gij nu de roede van nu aan is het uw zaak om hen mores te leeren ik heb gedaan wat ik kon. Zie zoo, nu zijn wij klaar.* Zacht jes voegde hij er tot Martina bij //Als ze hem nu in het dorp te veel in de hoogte willen steken, zal hij begrijpen dat hij niets moois heeft gedaan.,/ Jozef schreide luide en Martina kon hem niet tot bedaren krijgen. Wordt vervolgd.) Arrond. Rechtbank te Middelburg. DIEFSTAL. Voor bovengenoemde rechtbank werd jl. Vrijdag behandeld de zaak tegen J. A. K., oud 33 jaar, koopman te Bergen op Zoom, thans in hechtenis te Middel burg, beklaagd van diefstal. In deze zaak waren vanwege het openbaar ministerie twee getuigen en twee deskundigen gedagvaard. De eerste getuige H. de Visser, te Zaamslag, verklaarde dat de beklaag de in September 1900 bij haar aan huis is gekomen en een biljet heeft afge geven. Dit gebeurde 's morgens en des middags is hij teruggekomen. Toen heeft getuige een doosje met een middel tegen hoofd- en tandpijn van hem gekocht. Den volgenden morgen heeft zij eeni- ge gouden en zilveren voorwerpen, die in een gesloten lade van een chiffon nière lagen, vermist. De sleutel van die lade stak op een andere lade. Getuige herkende de haar vertoonde voorwerpen, een medaillon, een ring, een paar armbanden, een broche en een oorbelletje als haar eigendom. Bovendien vermiste zij nog een gou den broche, die niet ter terechtzitting aanwezig was. Van de vermissing is denzelfden dag door den man van getuige aangifte gedaan bij de politie. De beklaagde kan zich de getuige niet herinnerenwel herinnerde hij zich in 1900 in een woning te Zaam slag gekomen te zijn en daar de boven genoemde voorwerpen te hebben weg genomen. Toen hij dit deed was er niemand in huis. De tweede getuige M. T. de Jonge, te Zaamslag, verklaarde in Sept. 1900 den beklaagde bij haar buurvrouw, de vorige getuige, te hebben zien binnen gaan. Hij had een vrouw bij zich. De beklaagde zeide dat hij 's middags bij de eerste getuige binnenkomende, geklopt had en, toen hij geen antwoord kreeg, de kamer is ingegaan. Zijn vrouw bleef in de gang. Toen de beklaagde niemand in de kamer zag, heeft hij den sleutel van een lade genomen en daarmede een andere lade geopend, de bovengenoemde voorwerpen weggeno men en in zijn zak gestoken. Hij heeft de voorwerpen gedurende vier jaren bij zich gehouden en die kort voor zijn inhechtenisneming in zijn woning te Bergen op Zoom onder de steenkolen verstopt. Hij deed dat omdat er te Bergen op Zoom een diefstal was gepleegd en hij vreesde dat men bij hem een onder zoek zou instellen. Toen hij uit zijn woning was gezet heeft hij aan den commissaris van po litie medegedeeld dat hij bij zijn ver huizing nog eenige gouden en zilveren voorwerpen had achtergelaten. Hij wil de die terug hebben omdat hij voor nemens was ze weer aan de eigenares terug te geven. Dit laatste achtte de president wel wat vreemd, vooral omdat de beklaag de reeds herhaaldelijk, zoo in Frank rijk als in België, wegens diefstal is veroordeeld. Daarna werd gehoord de heer dr. J. Ch. I. van der Hagen, geneesheer in het krankzinnigengesticht te 's Her togenbosch. De beklaagde is daar eenigen tijd in observatie geweest en getuige is daar tot de overtuiging gekomen dat de be klaagde zwak is van verstand en lij dende aan ziekelijke storing van zijn verstandelijke vermogens. Thans moet beklaagde gerekend worden krankzin nig te zijnof hij dat in 1900 reeds was, kon getuige niet verklaren. De tweede getuige-deskundige, de heer dr. J. M. W. Kramer, eerste ge neesheer aan het krankzinnigengesticht te 's Hertogenbosch, verklaarde in den zelfden geest. Hij acht beklaagde niet toereken baar op grond van zijn vreemd op treden en zijn vreemde wijze van doen Hij wees, evenals de vorige getuige op het allerongelukkigst leven, dat be- beklaagde van zijn geboorte af aan geleid heeft. De beklaagde mist alle gevoelhjj heeft altijd gestolen en weet niet dat hij daar kwaad aan doet. Hij is gees telijk en moreel imbécil. Deze getuige gelooft dat de beklaag, de dit oók reeds was in 1900. De getuige deelde nog mede dat be klaagde van zijn jeugd af heeft gestolen; hij heeft goede scholen gehad, maar zoo spoedig hij de school heeft verlaten, begon hij te steleneerst bestal hjj zijn moeder, toen zijn patroons en ein delijk iedereen, waar hij er maar ge legenheid toe vondhij was van zijn geboorte af gedegenereerd en heeft vol strekt geen begrip van het mijn en dijn. Getuige houdt het er voor dat be klaagde stelen zou ook, al was hij schatrijk. Op een vraag van den voorzitter aan de getuigen-deskundigen of er geen kwestie kan zijn dat de beklaagde krankzinnigheid voorwendt, verklaar den zij absoluut, van meening te wezen dat dit niet mogelijk kan zijn. Zij achtten opneming van den be klaagde in een krankzinnigengesticht in het belang der maatschappij, ofschoon zij niet van oordeel waren, dat hij daar zou herstellen. De beklaagde beweerde niet krank zinnig te zijn en de diefstallen, die hjj pleegde, begaan te hebben, als hij geen werk had. Te Zaamslag stal hij niet uit geld gebrek, want hij verdiende genoeg hij nam de voorwerpen weg om die aan zijn vrouw cadeau te geven. Hij verklaarde eenige duizenden gul dens op de spaarbank te hebben, die hij beweerde verdiend te hebben met den verkoop van zijn tandpoeder. De ambtenaar van het openbaar mi nisterie wees erop dat zich in deze zaak twee vragen voordoenheeft de beklaagde liet ten laste gelegde feit gepleegd? en is hij toerekenbaar? j De eerste vraag beantwoordde spreker bevestigend, op grond van de getuigen verklaringen en de bekentenis van den beklaagde. Wat de tweede vraag betreft meen de de ambtenaar dat, na gehoord te hebben het rapport der deskundigen, moet aangenomen worden dat de be klaagde imbécil is. Een individu als dezen beklaagde, die zijn gansche leven diefstal pleegde is gevaarlijk voor de maatschappij en in het belang daarvan is zijn opname in een krankzinnigengesticht noodig. Spreker vorderde voor beklaagde ontslag van rechtsvervolging en zijn plaatsing gedurende een proeftijd van een jaar in een krankzinnigengesticht De verdediger, de heer mr. F. C. van Deinse, advocaat te Middelburg sloot zich bij het requisitoir van dei ambtenaar aan. Daarop werd het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden over een week. Midd. Crt.) Gesnapt.. In den laatsten tijd doken volgens de N. R. Ct. bij de directie van het postkantoor te Rotterdam we derom klachten op over het vermissen van geld en geldswaarden. Om, zoo mogelijk, den dader te snap pen, liefst .op heeterdaad te betrappen werd in overleg getreden met den commissaris van politie, den heer J. C. Theijssen van het bureau in de Pauwensteeg, en met succes. De heer Tliijssen, die in zijn veel jarigen politiedienst al zoo wat van alles medemaakte en tal van grooteen kleine boefjes achter de tralies hielp, spande zich er voor en beraamde in overleg met de directie van het post kantoor het volgende plan.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1904 | | pagina 2