No. 73.
if oensdag 16 December 1903.
I9e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zee u wscli - V I a a n d e re 1».
F. OIELEMAN,
Rechtszaken.
HUM.
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor Belg ik 70 cent. Afzondert. nuram. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
AXEL.
A dvertentien van 1 tot 4 regels 25 oent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag:- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Arroudissenieiits-Reclitbank te Middelburg.
Voor bovengenoemde rechtbank werd
Vrijdag behandeld de zaak tegen K. V, oud
20 jaar, boerenknecht, geboren te Bou-
chaute, laatst wonende te Assenede, thans
in hechtenis te Middelburg.
Hij werd beklaagd dat hij in den mor
gen van 19 October te Ter Neuzen uit
eeD kast in een kamer in de, in den Vo-
gelbergschenpolder gelegen woning van
A. van Ooteghem heeft weggenomen een
portemonnaie, inhoudende 2 vijftransluk
ken, een rijksdaalder, negen guldens en
eenige dubbeltjes, welke portemonnaie
met inhoud toebehoorde aan M. 7an Ooteg
hem, althans aan een ander dan aan bem
bekjaagde.
y/Vwo wege het openbaar ministerie wa
rren twee getuigen gedagvaard.
Als verdediger van den beklaagde trad
op de heer mr. P. Dieleman, advocaat te
Middelburg.
De eerste getuige, de 17-jarige Marie
van Ooteghem, zonder beroep, wonende
te Ter Neuzen, verklaarde dat in den be-
wusten morgen door haar met haar vader
en den knecht het outbijt is gebruikt.
Na afloop daaivan ging de vader met dei
paarden naar het veld. doch beklaagde
die anders meeging, bleef thuis, omdat
hij pijn in zijn buik zeide te hebben.
Om een uur of acht vroeg beklaagde
haar om de centen, die hij nog te goed
had, wijl hy zijn dieost wilde verlaten.
Dat bedroeg een gulden, die door getui
ge werd gegeven.
De beklaagde zeide toen nog meer geld
te moeten hebben, en toen getuige dit
niet Wilde geven, deed hij de deur van
de kamor, waarin hij zich met haar be
vond, op den giendel en vroeg nog meer
geld, met de bedreiging, als getuige bet
niet gaf naar den nek te zullen afsnijden.
Getuige heeft toen het kabiuet openge
daan en daaruit heeft beklaagde haar por
temonnaie genomen.
Beklaagde was toen nog niet tevree,'
eischte nog meer geld, waarop bjj en ge
tuige op zoek gingen.
Toen er geen meerder geld werd ge
vonden zeide beklaagde tegen getuige dat
zij toch moest zwemmen in haar bloed
en heeft hij haar bij de keel gegrepen.
Eindelijk is beklaagde, na nog meer be
dreigingen geuit te hebben als getuige
mocht klappen, de deur uitgegaan.
Den 25 Oct 's avonds heeft zy den be
klaagde op nieuw gezien, die met haar
vader in de woning kwam. Toen is het
gebeurde op den 19eu niet besproken,
want getuige durfde daar niets van te
zeggen.
Alleen heeft beklaagde baar toen ver
giffenis gevraagd, zonder te zeggen waar
voor.
Er is verdei bij haar vader een brief
ontvangen, waai in hij werd verzocht in
een aangewezen herberg te komen. Haar
vader is uitgegaan, maar verder weet zij
van het gebeurde niets.
In den avond vau 25 Oct. was haar
vader in bet bezit der portemonnaie, die
bij haar gafhet geld was er echter voor
een deel uit. Hoe haar vader aan de
portemonnaie kwam, weet zy uiot.
De beklaagde ontkende de bedreigingen.
Hij heeft wel het hem toekomend geld
geviaagd, maar varder is er niets voor
gevallen.
De getuige hield echter aan haar ver-
klaiing ten volle vast.
Gevraagd, waarom het meisje liegen
zou, zei beklaagde dat dit misschien is
omdat zij den dienst van Van Ooteghem
wilde verlaten.
Óp een vraag van den verdediger, hoe
getuige het bedrag wist van hetgeen zich
in de portemonoaie bevond, zei ze dit
den dag te voren nog geteld te hebben.
Verder vroeg de verdediger nog of de
vader van getuige in den avond van Zon
dag den beklaagde niet heeft geprezen,
waarop ze toestemmend antwooidde.
Dien avond was haar vader dronken.
De tweede getuige A. van Ooteghem,
laodbouwer te Ter Neuzen, deelde mede
dat hij den 19en October, na ontbeten te
hebben, naar het veld is gegaan, doch de
beklaagde niet is medegegaan, omdat bij
pyn had.
Omstreeks negen uur is hij thuisgeko
men iets vroeger dan hij gewoon- was,
omdat hij de houding van beklaagde niet
vertrouwde Hij kwam onderweg zijn
schoonvader tegen en hij dacht dat er
iest met zijn dochter gebeurd was.
Thuis gekomen, heeft zijn doebter bem
alles verteld wat er in de woning was
vooi gevallen
Getuige geloofde zijn dochterhij had
den beklaagde nooit van diefstal verdacht,
maar wist wel dat deze een oogje op zgn
dochter had.
Zaterdags heeft hy een brief van bekl.
ontvangen, waarin deze schreef dat hij
veel jegens hem misdaan had en hem
verzocht desZondags in een zekere herberg
te komen.
Aan bet verzoek heeft hij voldaan en
beklaagde beeft daar, zooder dat over het
gebeurde op d9n 19en October werd ge
sproken, gezegd veel spijt te heben over
het voorgovaljene en hetgeen te kort kwam
later teruggegeven. In de koestal gaf be
klaagde hem de portemonnat' van zijn
dochter, waarin het geld geweest was,
dat zij van haar vader had ontvangen.
Getuige heeft niet in de portemonnaie
gekeken, maar die Maandagochtend aan
zijn dochter gegeven, die hem zeide dat
ai het gold, hetwelk er zich in had be
vonden er niet meer in was.
De doebter hield vol dat haar vader
haai de portemonnaie Zondagavond had
teruggegeven.
De getuige gaf toe dat dit mogelijk kan
zijn, want hij was dien avond drooken.
Hij is met den beklaagde den ganschen
dag in gezelschap geweest in de herberg
De voorzitter we9S den getuige op het
vreemde dat hij met iemand, die hem
zijn g dd ontstolen, en zijD dochter be-
ieedigd en bedreigd had, den ganschen
dag in de herberg was gebleven. Deze
kou daaromtrent echter geen aanneemba-
ïe oplossing geven.
's Morgens heeft beklaagde hem ver
giffenis gevraagd en die heeft hij gegeven,
's Avonds vroeg hy ook vergiffenis aan
de dochter van getuige, doch deze wou
daar niet naar hooien.
De beklaagde beweerde, dat ook daze
getuige leugentaal sprak.
Wei heeft hij hem een brief geschreven
en gevraagd om 's Zondags in de herberg
te komen, doch hij heeft hem daar de
portemoDGaie niet teruggegeven. Hy heeft
hem ook geen vergiffenis gevraagd wel
geutige aan hem.
's Avonds heeft bjj we! aan de dochter
vergiffenis gevraagd, maar niet omdat
hij iets gedaan had, dat niet deugde.
De getuige hield pertinent vol, dat hij
morgens om elf uur van den "beklaagde
in den koestal de portemonnaie heeft te
rug ontvangen.
De bekUagde zag in do houding van
den getuige wraakzucht, omdat hij zijn
dienst wilde verlaten.
Op een vraag van den verdediger of
de dochter van getuige, toen deze van
het veld thuis kwam, erg ontdaan was,
antwoordde hij bevestigend. Hij heeft
toen gevraagd wat er was gebeurd, waar
op zijn dochter zeide dat later wel te zul
len vertellen.
Verder verklaarde hij dat het hem erg
ongelegen kwam dat beklaagde hem in
eens in den steek liet.
Hij heelt den beklaagde vergiffenis ge
geven en deed dat van ganscher harte,
want hij was tevree dat hij zijn geld weer
terug had.
Hij beschouwde beklaagde als een goede
knecht en hy was tevreden over diens werk.
De eerste getuige, nogmaals gehoord,
verklaarde dat uit de portemonnaie, toen
zjj die terug kreeg vier gulden en eenige
dubbeltjes weg waren.
De beklaagde bleef er bij dat hy niet
heeft gedaan wat hein tèn laste wordt
gelegd en ook dat hij zijn baas geen ver
giffenis beeft gevraagd.
Daarop weid vooigelezen de brief, dien
hij erkende aan Van Ooteghem geschreven
te hebben, waariD hij schuld beleed od
vergiffenis vroeg.
Beklaagde trachtte dit duidelijk te ma
ken. Hij had dit gedaan omdat men ver
telde dat hij van zjjn baas geld had ge
stolen. Dit was niet waar, Hy wilde
het bedrag zijn baas echter teruggeven.
Hij verklaarde verder dat hij in den
morgen, toen zijn baas naar 't veld ging,
dezen niet had gezegd dat hy zijn dienst
wilde verlaten; hij had daar zelfs nog
geen idee op de gedachte daaraan kwam
eerst bij hem op toen hij in den loop van
den morgen pijn in den buik kreeg.
De poitemonnaie heeft hij nimmer gehad.
Do ambtenaar van het openbaar mini
sterie, de heer mr. Turq, wees op het
groote verschil tusschen üotgeen de ge:
tuigen zeggen en wat de beklaagde be
weert
Hij echter hechtte meer geloof aan de
verklaringen van vader en dochter dan
aan de beweringen van beklaagde. De
mishandeling en de bedreiging staan niet
rechtens vast, wol de diefstal.
Die toch wordt bewezeo door do ver
klaringen, zoo van de doebter als van
den vader, welke elkander aanvullen.
Ook de brief, door beklaagde aan zijn
baas geschreven, pleit tegeu V. en de
uitlegging daarvan door hem gegeven,
houdt geen steek, is onaannemelijk.
De houding van Van Ooteghem is zeker
vreemd, maar de man is ïemaod van
zeer weinig ontwikkeling; hij had zjjn geld
terug en was bevreesd voor den beklaagde.
Dat verklaart zijn houding eenigszins.
Beklaagde staat verre van gunstig be
kend hy is, volgens verklaiing van den
burgemeester van Assenede, zoo slecht
dat het wenschelyk ware dat hij uit de
maatschappij werd verbannen.
De ambtenaar vorderde schuldigveikla
ring van den beklaagde en diens veroor-
deeling tot een gevangenisstraf van acht
tien maanden, met aftrek van den tijd,
in preventieve hechtenis doorgebracht.
De verdediger begon met er op te
wijzen dat er in deze zaak zeer veel duis
ters is.
Hem komt het voor dat bij de omschrij
ving van bet misdrijf in de dagvaarding
niet vermeld zijn alle elementen, die een
schuldigverklaring aan diefstal zouden wet
tigen. Er staat niet in dat er persoon
lijke toeëigening beeft plaats gehad.
Maar ook om andere redenen kan hier
van diefstzl geen sprake zijD.
Tot de wegneming der portemonnaie
is toestemming verleend, zy het ook al
gedwongen, onder bedreiging.
Beklaagde zou dan moeten worden ver
volgd wegens afpersing of afdreiging.
In dit geval heeft de eerste getuige
de lade opengebroken de portemonnaie
was van baar eD zij was gemachtigd over
deh inhoud te beschikken.
Men kan ook niet spreken van weder-
rechtelyke toeeigening. Beklaagde heeft
niet als beer en meester beschikt over
de portemonnaie, aangenomen dat hij die
heeft weggenomen, maar dio zelf aan
den eigenaar teruggegeven'. Dat er geld
uit de portemonnaie zou genomen zijn,
staat niet vast, evenmin dat beklaagde
dat geld eruit heeft genomen,
De eerste getuige weet niet precies
hoeveel geld er in de portemonnaie is
geweest.
Spreker meende op grond van een en ander
dat in dit geval geen sprake kan zijn van
diefstal en van wederrechtelyKe toeeige
ning en dat de bewijzen, die zijn bijge
bracht, niet tot een veroordeeÜDg kunnen
leiden.
Mocht de rechtbank echter van een
ander gevoelen zijn, dan drong hy op
clementie aan.
De beklaagde is wel van een fatsoenlyke
familie die zich altijd goed gedroeg en
nimmer met de justitie is in aanrakiDg
geweest.
Mocht dan ook verooi deeling volgen,
•Jan zou spreker vragen een geldboete toe
te passen of do straf geboet te achten
door de ruim vijftig dagen, door den be
klaagde ia voorloopive hechtenis door
gebracht.
De eerste getuige, nu nog eens gehoord,
verklaarde dat, toen beklaagde haai aan -
vatte, hfj een mes in de hand had, dat
hij de kast bad doorzocht en zelf de por
temonnaie heeft weggenomen.
Zij had hem daartoe geen toestemming
gegeven, maar was bang, omdat beklaag
de mot een mes voor haar stond.
Na repliek van den ambtenaar, die bij
zijne vordering bleef persisteeren, en na
dat A. van Ooteghem nog enkele vragen
waren gedaan, werd het onderzoek geslo
ten en de uitspraak bepaald op aanstaan
den Vrijdag.