No. m. VERGETEN Zaterdag 12 September 1903. I9e Jaurg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse li- Vlaanderen. F. DIELEMAfl, AXEL. Bnitenlaiid. FECILLET0N. AXELSCHE COllltANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 eent; franco per post 60 cent voor België 70 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER - UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. FRANKRIJK. Het is wel de moeite waard om te vertellen de bevrijding der Fransche ma trozen uit handen van de Berbers die hen aan de Afribaansche kust gevangen hiel den. Door bemiddeling van de bevel hebbers op het Marokkaansche fort Juby was kapitein Jaurès van de Galilée in onderhandeling getreden met de Berbers. Eerst liet hij de matrozen een brief toe komen om hen van de aanwezigheid van het Fransche oórlogsschip op de hoogte te stellen en hun de verzekering te geven dat de Galileé niet terug zou keeren dan met de vijf landgenooten aan boord. Deze hartelijke brief was een lafenis voor de gevangenen, die al niet anders dachten of op een mooien morgen zouden hun bewakers wel den brui krijgen aan het toezicht en zich van hen ontslaan door hen om het leven te brengen. Immers hun laatste hoop, de Frasquita van Le baudy was weggevaren. De Frasquita was 21 Juni weer aan de kust gekomen op dezelfde plaats waar Lebaudy de vijf matiozen aan wal had gezetLebaudy trad met de Berbers in onderhandeling en er werd afgesproken meenen de gevangenen dat zij voor 200 francs per man zouden worden overgeleverd. De Berbers badden evenwel alleen den bootsman Plcard mee naar de kust genomen en nu wilden zij aanstonds hei geld hebben voor alle vijf en daartegen alleen Picard oversteken, onder belofte de vier anderen achterna te sturen. Lebudy vertrouwde dat nieten wilde alle mannen contant geleverd hebben voor zijn geld, zoodat besloten werd, dat »Dat gjj verloofd waart? ja,« gaf zij koel ten antwoord: Alleen hebt gij mij nimmer over uwe aanstaande gesproken, zoodat ik moeielijk kon weten waar zij woonde. Maar in ernstwat er ook gebeuren moge, maak haar niet ongeluk kig door haar te yergeten, gij zoudt er zelf door gestraft worden, want geluk is iets wat niet tweemaal in bet leven tot ons komt.* »En mag ik vragen wie u zoo goed ingelicht heeft was zijn bitter antwoord »Mevrouw van Beerschoten, die alles scheen te weteD.* »Ik vergat het. Zjj kent mijne tantes en zal van dezen alles vernomen hebben, die ellendige babbelaarster riep bij drif tig uit. „Stilsprak Paula Van Varenbeeb en zag hem ernstig aan »Zij beeft er Diets door misdaan. Zoo gij de zaak ge heim wenscht te houden zal ik blijven zwijgen daarbij kan ik ook onze gast vrouw verzoeken er niet verder over te sprekeo. Doch vindt ge deze plek niet lief? het is mij alsoi ik Ada bier nog eenmaal door de donkere boomen te voor schijn moest zien komen." Z\j bleven zwijgend staan cu Paula Picard weer met de Berbers het land in zou trekken en den volgenden dag terug- keeren met de vier anderen. Het duurde evenwel twee dagen, en toen het onge lukkige vijftal 23 Juni aan hot strand kwam, was de zee schoon, de Frasquita was verdwenen. Dit was natuurlijk eene bittere teleurstelling. Gedurende eenige weken verkeerden de matrozen in voort- durenden angst voor bun leven. Maar dat ging goed, en 5 Augustus kwam er een booge Marokkaan AhmidoSidi Ibrahim, die hen voor tweehonderd balen stof ge kocht heeft. Deze nieuwe meester voerde hen naar kaap Ju'oy, waar 25 Augustus de Galilée aankwam. De onderhandelingen werden echter van de zijde der inboor lingen gerekt, en ondanks veel over en weer gepraat waren op 29 Augustus de gevangenen nog niet bevrijd. Toen kregen zij een tweeden brief van kapitein Jaurès. Wederom stelde Jaurès hen gerust. Hij beval ben dringend aan moed te houden eu vooral geen argwaan te wekken. De mannen begonnen wat meer vrijheid te krijgan. Van die vrijheid moesten zg zoo gebruik maken, dat de waakzaamheid nog meer zou verslappen. Inmiddels deed de commandant der Galilée aan Picard en zijn vrienden wat beter voedsel toekomen. Twee dagen later, 31 Augustus, kreeg de bootsman Picard den brief van den commandant, waarin het gebeele bevrijdingsplan was uitgewerkt. De ouderhandelingen schoten niet op, telkens en telkens hielden de Afrikaners de Franscben voor den gek en dat begon Jaurès te vervelen. Met den nieuwen brief zond hij Picard vijt witte broeken. Die moesten zij aantrekken trok werktuigelijk haar arm uit den zijne om het gezicht te genieten, dat van alle kanten zoo heerlijk schoon was. Ook de jonge zee-officier Wis een paar stappen teruggetreden, doch zijn blikken bleven gevestigd op de slanke gestalte die op zoo korten afstand van hem stond. Zij was in het wit gehuld, zonder eenige afwisseling van kleuren in hare kleeding, en het hoofdje was zacht voorovergebo gen als wilde zij de natuur roodom haar alvragen wat deze eeuwenoude boomen reeds hadden aanschouwd. Adasprak eene fluisterende, bevende stem aan hare zijde„Wilt gij mijne Ada zijn? Wilt gij mij trouw blijven zooals zij het Lodewijk Van Loon was Wilt gij mij, wanneer iir terug zal zijn leeren hoe men ook in de afzóndeiing gelukkig kan wezen Een wanluidende spotlach kloek van 'ussuher. haar schoone lippen. »Gij vergeet door den aanblik dezer oude herinneringsplekkeu wie en waar wij zijn, ridder van Loon,* antwoordde zij. »Ik ben slechts Paula Van Varen beek. Zeg mij liever wie beloofde uwe Ada te zullen worden.* De jonge man greep hare handdeze was klam en koud, terwjl de zijne gloeide. „Pauia, wees niet wreed, zeg niet dat gij mg niet begrepen hebt, dal gij niet weet hoezeer Gij gehecht zijt aan uwe toekomstige bruid, niet waar sprak zij snel„Zeg opdat zij, ook met het bloote oog, van boord gemakkelijk te herkennen zouden zijn. In den loop van den middag moesten zij zonder achterdocht te wekken naar het strand gaan. Niet in groepjes, maar elk apart, als bet ware toevalligzij moesten niet vlak bij elkaar gaan staan. Om een uur zal een sloep worden uitge zet, die uit visscben gaat, zooals dat gewoonlijk is, en een andere sloep gaat naar het fort ook onder een voorwendsel. Als ik mij persoonlijk overtuigd heb met den kijker dat gijlieden alle vijf op het strand zijt en dat er geen gewapende Marokkaan is, die u volgt zoo schrijft Jaurès dan zal ik laten vuren en tege lijkertijd de Fransche vlag htjschen in den top van eiken mast. Wg zullen in twee richtingen schieten. De commandant beduidt dan aan Picard waar hij zija kanonnen op richten zal. »Zoo zult gij geplaatst worden tusschen twee barrières van vuur in een bescherm de strook waar. naar ik vermoed, nie mand u zal komen verontrusten.* Hij geeft de plaats aan waai zij zich op het eerste schot hebben te verzamelen b\j een rotsig, vooruitstekend punt in zee en daar zal de sloep komen om hen op te halen. Gij zult heel veilig aan boord komen, zonder tot zwemmen genoopt te zijn. De bemanning van de sloep zal u overigens des noodig met de repeteergeweren be schermen. Laat niets blijken, loop dood kalm over het strand, ga zitten, languit op het zand liggen, aisof er heelemaal niets te doen was. Wees koelbloedig. Tot van avond. Gij zult het avondmaal gebruiken met mij haar naam, mijnheer Van Bergen, en ik beloof u, zoo ik haar ontmoet, haar te gaan opzoeken en uwe groeteu over te brengen.* „Luister dan." antwoordde hij op doffen toon, terwijl zij haar arm weder in den zijne legde. „Ik vertrek naar Indië, en zal u dus niet lang meer met mijn ge voelens lastig vallen. Met heden avond eiodigt hetgeen er tusschen ons voorviel. Gij hebt mij geen hoop gelaten voor de toekomst. Ons vaarwel is du" voor altijd wannGeer ik na j iren zal teruggekeerd zijn, vind ik u terug als eene gelukkige vrouw, en zal ik zelfs geen aanspraak op eene herinnering kunnen maken. Maar ik wil niet heengaan zonder althans de gedachte mede te nemen dat uwe achting mij niet ontnomen is. Wilt gij mijne geschiedenis hooren Zwijgend knikte zij met het hoofd. „Vóór drie jaren bevond ik mij in In- dië," vervolgde hij, mijne ouders wonen daar, en reeds was ik voorne mei s naar Nederland terug te keeren, toen ik een jong meisje leer ie kennen en liefhebben. Zij was eene wees, en als gouvernante naar Indië gekomenmis schien wel deed medelijden met haar lol, dat waarlijk zeer droevig was, mg nog eer dan ik anders wel geda >n zou hebban, besluiten haar ten huwelgk te vragen Kortom,zij nam mij aan, en ik was zeer, zeer gelukkig, te meer daar mijn ouders baar terstond bij zich iu huis namen en ons aan boord van de Galilée en dan zetten wij koers naar Frankrijk. Zoo eindigt d6 brief, en het postscriptum waarin de commandant aanwijzingen geeft omtrent hetgeen er te doen staat als het dien Maandag niet gelukken mocht, ein digt met de vaderlgke woorden Vergeet niet uw witte broeken aan te sjorren De matrozen hebben de orders van den kapitein stipt opgevolgd De list is vol komen gelukt en 's avonds gebruikten de gevangenen hun maal aan boord van de Galilée. Deze maal hebben de kanonnen uitstekend bun diensten verricht, zonder dat het iemand het leven heeft gekost. Op het zand konden de bommen van de Galilée geen kwaad doen. Van den commandant Jaurès is het een meesterstuk. DE MACEDONISCHE OPSTAND. »Het nieuws uit Macedonië is schaaisch en tegenstrijdig*, zoo verneemt de Stan dard uit Konstantinopel. De buitenland- sche bladen inziende achten wij dat oor deel vooral juist wat bet tegenstrijdige betreft. Genoemde correspondent zegt verder, dat het b. v. niet is uit te maken waar op 't oogenbiik Sarof en Tontsjef, de twee voorname opstandelingen, zich ophouden. Vac Tontsjef heet het soms tegelijk, dat hij in Bulgarije, Roemenië en Macedonië is. In Roemenië zou hij, denken wij, niet veilig zitten, want gisteren seinde Reuter uit Boekarest, dat d6 politie te Braiia last heeft gekregen een oog te houden op de Bulgaren daar. En vgf Bulgaren, die daar geld plachten op te halen voor de Macedonische comilé's zijn in hechtenis genomen. De Roemeensche als eene dochter behandelden. Ons huwelijk was reeds bepaald toen ik, na veertien dagen met mijn schip gekruist te hebben door de Indische wateren, op zekeren avond on verwacht te huis kwam. Mijne bruid was in hue zitkamer, zoo zeide men. eu ik wilde haar verrassen, zoodat ik, toen ik baar werkelijk daar vond en baar verdiept zag in het schrij ven van een langen brief, stilletjes naderbij sloop en over haar schouder keek. Wat ik daar las verpletterde mijhet was oen schrijven aan een ander, een onver mogende, dien zij zeide oneindig liever te hebben dan mij, het groote kind dat zij maar aangenomen had om aan de hel te ontkomen die zij doorstond bij de fami lie waar zij haar eerste te-huis hid ge vonden. Ik zal u sparen wat er volgde toen zij mg daar naast zich bemarkte, zij weigerde mij den naam van dien ander te zeggen. Ik bezwoer haar hem te huwen, hem en niet mijdoch zij prevelde alleen: »Ik heb het hem reeds zoo dikwijls gesmeekt, maar hij zegt dat hjj te arm is, veel te arm.* Wat wilt gij dat ik doen zoude? k was wanUopig, mair macht ik haar we der veroordeelen tot höt leven dat zg zoo afgrijselijk had gevonden Zij had mij diep gewond, doch zij was een eenig kind geweest, bedorven door haar ouders, en weinig opgewassen tegen deu strijd des levens, zoude ik haar weder ontrukken aan bare gelukkige omgeving, en haar

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1903 | | pagina 1