li vispm
OPROEPING.
No. 34.
Zaterdag 1 Augustus 1903.
19e Jaai'u.
Nieuws- eu Advertentieblad
voor Zeeuwsch -Vlaanderen.
F. IHELEMAfl,
AXEL.
Buitenland.
F E UIL L E T 01\.
4XELSCHE
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag;- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent
voor Bilgiï 70 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Het GEMEENTEBESTUUR van Axel
(Zeelandj roept op Sollicitanten voor de
betrekking van
(Vroedvrouw)
Salaris fOOO.
Indiensttreding uiterlijk I October
e. k. Stukken in te zenden franco aan
den Burgemeester, vóór 30 Augustus, e. k.
DUITSCULAND.
Uit Darmstadt wordt gemeld dat koning
Eduard dezen zomer niet te Homburg
v. d. Höhe, maar te Mariënbad een kuur
komt doen. Hij keert in September over
Darmstadt naar Engeland terug. Te
Darmstadt zd hij dan met den Tsaar en
de Tsaiitsa en den Duitschen Keizer samen
komen.
Keizer Wilhelm heeft aan den regee-
ringspresident von Holtz-Oppeln te Breslau
opgedragen zijn hartelijke sympathie over
te brengen aan de noodlijdenden in Silezië
en daarbij gewezen op de overvloedige
middelen die uit de schatkist beschikbaar
zijn gesteld.
Naar de Schlesische Ztg. meldt, is tem
gevolge van een nieuwen was van de
Oder de straatweg tusschen Pirscham en
Neuhans weer overstroomd. Om de
XXIX.
Na lang nagedacht te hebben, zag Helena
tamelijk heidei den toestaud in, dien haar
grootmoeder haar geopenbaard had, en
haar plan stond vast
De kapelaan Péricbard had een zijde
lingschen weg ingeslagen om haar aan
te vallen, ook zij nam een zijdelingschen
weg om zich tegen den kapelaan te ver
dedigen hij had een bondgenoot te hulp
geroepen, zij zou er ook een roepen.
Want het was haar zelfs niet in
gedachte gekomen haai grootmoeder te
laten Ueengaan te dulden dat de arme
oude vrouw naar de Zusters van St. Jozef
ging, zou een laagheid en, wat in haar
oogen nog erger was, een misdaad jegens
haar vader zijn.
„Ik ben u tot last, dien u tot niets, ge
zult gelukkiger alléén zlju was de bewijs
grond harer grootmoeder.
Die woorden hadden haar volstrekt niet
getroffen, en zij was oprecht geweest tnan
zij antwoordde, dat hieraan niet gedacht
moest wordener was slechts ééne beweeg
reden die vat op haar had de wd van
haar stervenden vaderen daar hij gewild
haddat zij met haar groot moeder zou
gemeenschap te onderhouden, hebben de
bewoners opnieuw de toevlucht moeten
nemen tot hunne loeibooten. De hoop
dat het hooge water spoedig zou wegloo-
pen, is zeer gering, omdat het voortdurend
blijft regenen. Men vreest veeleer dat
het water op vele plaatsen nog zal stijgen.
De pers is nog niet Uitgepraat, over de
eer die men den Amerikaanscben railliar-
dair Cornells van der Bilt heeft bewezen.
Zelfs een conservatief blad te Dantzig
heett eenige vinnige beschouwingen aan
het bezoek gewijd.
De Vorwarts teekent bij de berichten
erover aan „Zelfs was op bevel van den
Keizer een regeeringsraad aan den heer
Van der Bilt toegevoegd. Deze beer is
echter geenszins in Duitscbland gekomen
als aangewezen afgezant van zijn volk,
maar ten hoogste a»s vertegenwoordiger
van het Amerikaansche Ubber-kapitalisme
In geen land ter wereld worden railliar-
dairs met zulK een eerbied behandeld als
iu Duitschland.c
Van de vele Duitsche steden waarin
min te klagen heeft over machtmisbruik
van de politie is er geen zoo treurig ver
maard als Marienburg, in West-Pruisen.
Daar moeten 8 sergeanten van de politie
en een commissaris waken voor de veilig
heid van ongeveer 12.0U0 inwoners. Deze
ambtenaren hebben in den laatsten tijd
herhaaldelijk „vergissingen* begaan, en
zoodoende zijn er van hen in den tijd
van 7 maanden niet minder dan 5 ver
oordeeld tot gevangenisstraffen van 3 tot
6 maanden Eon vin hen, die o"> proef
was aangesteld, is reeds ontslagen, een
ander is een straf van 6 maanden gaan
leven, moest zij door alle middelen de
scheiding, door den kapelaan Péricbard
gezocht, verhinderen.
»En wanneer zult ge heengaan, groot
moeder vroeg zij.
„Zoodra mogelijk, want de Zusters heb
ban mij noodig, en als ik niet daarheen
ga, zullen zij over de betrekking beschik
ken, welke zij mij aanbieden."
„Maar zult ge mij tenminste niet eenige
dagen tijd geven om mij te gewennen aan
de gedachte dier scheiding, die mij zoo
plotseling overvalt. Ge denkt toch niet,
nietwaar, dat ik u zonder veel verdriet
kan zien vertrekken."
»Ook mij doet het verdriet maar 't moet.
„Moet het onmiddalijk, reeds morgen
»Ik zeg niet morgen, want ik wil u
geen verdriet veroorzaken, en u daai bij
ook niet in verlegenheid laten wegens uw
kostgangster want ge zult iemand moeten
hebben, om mij te vervangen.
Welnu, ga dan niet heenIk wil
zeggen nioj; terstond men is er te veel
opgesteld u bij de Zusters van St. Jozei
te zien, en daarom zullen die dames, niet
zooals ge vreest, beschikken over de plaats
welke zjj u bestemd hebben.*
»Maar ik zou vóór Pascben, willen
heengaan
Welnu; het zij zoo, vóór Paschen, zoo
ge in dien tusschentijd niet van gedachte
verandert en ik u niet kan bewegen te
blijven
„Ik zou gaarne willen, maar kan niet.
uitzitten, terwijl de overige 3 hun straf
nog moeten ondergaan.
ITALIË.
Zondag is het testament van Leo XIII
voorgelezen in tegenwoordigheid der kar
dinalen, executeurs testamentair en neven
van den overledene. Kardinaal Rampolla
had als een der executeurs-testamentair
den uitersten wil onder zijn berusting
hij had het document dat door Leo
XIII eigenhandig geschreven is op een
groot vel papier aan Oreglia overge
geven. en deze gaf het aan advocaat
Patriarca, 's Pausen particulieren raads
man, over om het voor te lezen.
Het luidt aldus
Bij het naderen van den eindpaal onzer
aardsche loopbaan leggen wij in dit ologra-
phiscb testament onzer uiterste wilsbe
schikkingen neder. Vóór alles bidden wij
nederig van Gods oneindige goedheid en
barmhartigheid om ons de dwalingen onzes
levens te vergeven en onze ziel liefderijk
te ontvangen in de zaligheid van het
eeuwige leven. Wjj hopeü daarop bizon-
derlijk om de verdienste van Jezus Christus
onzen Verlosser, en in vertrouwen op
Diens zoer Heilig Hart, vurige haard van
liefde en bron van heil voor het menscheljjK
geslacht. Wij smeeken ook om haar
tusscbenkomst da Heilige Maagd Maria,
Moe Ier Gods, onze zeer lielhebbende Moe
der, en de Heiligen, die wij gedurende
ons leven bizonderlljk als schutspatroons
vereerd hebben.
Beschikkende over het familiegoed dat
ons toebehoort, benoemen wij tot ouzen
erfgenaam onzen neet graaf Ludovico
Pecci. Van deze goederen moeten worden
afgetrokken, die, welke reeds aan onzen
andren neef, graaf Riccardo, hij zijn huwe
lijk zjjn gegeven. Bovendien moeten van
deze beschikking worden afgenomen alle
te Carpineto zich bevindende goederen,
die volgens de verklaring, vervat in ons
testament van 8 Febiuari 1900, eigendom
van den Heiligen Stoel zijn. In dit tes
tament hebben wij geen beschikkingen
ten gunste van onzen nbef Camillo en
van onze nichten Aona en Maria zoon
en dochters van onzen broeder JohanDes
Baptistus, gemaakt dewijl wij bij ons
leven ter gelegenheid van hun buweljjk
behoorlijk voor hen hebben gezorgd.
Wij verklareD dat niemand van onze
familie het minste recht kan doen gelden
op alles waarover niet in dit stuk is be
schikt, want alle goederen, van welken aard
ook. hebben wij verworven, tjjdens ons
pontificaat en zijn dientengevolge, en willen
wij in elk geval, dat zullen zijn, het oa
tastbaar eigendom van den Heiligen Stoel
Wij vertrouwen de nauwkeurige ten
uitvoerlegging van deze beschikkingen
toe aan de kardinalen Rampolla, Moconni
en Cretoni, en verklaren dat dit onze
uiteiste wil is.
Rome, in bet Vaticaan, 8 Juli 1900.
Het politieke gedeelte van het testament
is enkel voor de Kardinalen bestemd en
daarom geheim gehouden.
Voortdurend komen er kardinalen aan
men rekent dat er 62 van de 64 aanwezig
zullen zijn. Det wee, die vermoedelijk met
aan het Conclave zullen meedoen, zijn kar
dinaal Celesia, oud 90 jaar en ziek en kardi
naal Moran, aartsbisschop van Sydney, die
van Australië op weg is en als hjj tijdig
mocht aankomen waar niet v^el kans
op is, alsnog zal worden toegelaten.
>Hebt fëo aan iemand uw voornemen,
om mij te verlaten bekend gemaakt
Zij aarzelde.
„Ik meen, buiten mijnheer den kapelaan
Péricbard," zei Helena haastig, da oorzaak
harer giootmoeders aarzbling begrijpend.
»Aan niemand.*
„Welnu, ik verzoek u, spreek er nog
niet over."
Daarop verliet Helena haar en ging naar
den tuin, waar baar kostleerlingen speel
den maar zij bleef niet bij de meisjes
en begaf zich teistond naar den pastoor.
Zjj was niet meer tot hein teruggekeerd,
want daar de pastoor haar geen tegenbe
zoek gegeven had, had zij gemeend niet
verplicht te zijn hem ander m .alte bezoe
ken. Zij had hem iu de kerk, in den
biechtstoel en ook bij de catbechisatie
grzien, waar hij somwijlen kwam om aan
de kinderen te zeggen
„Komaan, kinderen, gaat zoo vooit!"
en beider betrekking was daarbij gebleven.
Het was dezelfde huishoudster met het
frisch gezicht, die de deur voor haar open -
de en haar in een werkplaats bracht, waar
inen het snorren van een draaibank hoorde,
de pastoor zich niet met lektuur bezig
hield in zijn leesveitrek, dac was hij in
zijn werkplaats, waai hij zich vermaaKte
mat het draaien van servet; ingen en doos
jes, welke hij zijn vrienden ten geschenken
gaf. Hy had een sloof van groene saai
voor, zjjti mouwen waren opgestroopt
blootshoofds en den bi il op den neus was
hjj nu juist bezig met het draaien van een
voorwerp, dat hjj voor een liefdadigneid-
loterjj bestemde.
„Wat! gij, mejuffrouw Margueritte
»Vergeving, dat ik u stoer mijnheer de
pastoor.»
„Ik hoop tenminste dat het geen bezwa
ren betreft," zeide hij op ougeruslen toon.
„Integendeel, het betreft bezwaren.,,
»Dat spijt mij ik had u evenwel
verzocht ze te vermijden.*
„Daartoe heb ik alles aangewend."
„Dat weet ik; ik heb u geen verwijten
ie doen, ten minste wat het verledene
betreft; want zoo er thans moeilijkheden
bestaao is 't iets anders dat begrijpt ge."
,,'tls niet mijn schuld."
»'l Is altijd onze schuld als er moeilijk
heden ontstaan or blijft niets over dan
de minste te zijn."
„Ik kan de minste niet zjjn.«
»Kunt ge dat niet?*
„U zult er zelf over oordeelen.*
„Moet ik u volstrekt hooreD
„Ja, mynheer de pastoor.'*
„Is 't iets ernstigs
„Zeer ernstig."
»Dat is jammer.*
't Is tenminste ernstig voor mij."
De pastoor sprak niet voort maar zijn
gelaatsuitdrukking zei duidelijk, dat, in
dien de zaak slechts ernstig voor Helena
was, zulks hem geruststelde.
»Ik luister.*
Eu na het ivoorstof, dat zyu sloot wit