JE VEELEI3IM.
i\o. 29.
Woensdag 15 1903.
19e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
J voor Zeeuwse h - Vlaanderen.
F. DIELEMAA,
De Aardappelziekte.
FEUILLETON.
AXELSCHE
COURANT.
Dit Blad verschgnt eiken Dinsdag- en Vrgdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 70 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
AXEL.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
De oorzaak van deze ziekte is dus,
gelijk we in het voorgaande zagen, een
klein plantje, zóó klein, dat het alleen
met behulp van een microscoop is waar
te nemen. Allereerst kuDnen we nu
vragen hoe komt dit verderfelijk pianije
op de aardappelplant Een beslist ant
woord is hierop nog niet te geven. Dit
moet ons niet verwonderen, want ieder
begrijpt, dat zulke kleine wezens een
levensloop hebben, die men uiterst moei
lijk van den beginne aan volgen kan
Algemeen wordt echter aangenomen, dat
de besmetting uitgaat van den pootaard-
appel Zeer gemakkelijk kan het gebeu
ren, dat in het pootgoed eenige exempla
ren voorkomen, die in lichten giaaddoor
de ziekte zijn besmet. De zwaradraden
groeien met den stengel naar boven In
de bladeren zijn zeer kleine openingen,
huidmondjes genaamd; door deze openin
gen komen de zwamdraden naar buiten.
Nu vertakken zij zich ep aan de koppen
van die vertakkingen komen weldra kleine
opzwellingen. Binnen die opzwellingen
zitten de sporendat ziin gelijk we weten
de uiterst kleine lichaampjes, waarmede
deze woekerplant zijn geslacht in stand
houdt. Uit die sporen kunnen onder gun
stige omstandigheden zich nieuwe zwam
men ontwikkelen. Zijn hunne moeders
uit de huidmondjes naar buiten gekomen,
deze dringen er in. Tallooze uiterst fijne
draadjes groeien uit zoo'n spore tusschen
de cellen van het blad, dat er door ge
dood wordt. Maar op doode bladeren
kan deze zwam niet leven en daarom
Zij wilde zich dus naar die zijde begeven,
toen de kapelaan Péricbard, zich voor
haar plaatsende, haar met de hand tegen
hield, maar zonder haar aan te zien.
„Waarheen
„Naar mijne plaats.»
„Ge hebt geen plaats in dit heilige oord.»
„De koster heeft mij er een gewezen."
„Daartoe had hij de bevoegdheid niet.»
Deze samenspraak was üalf luid en
haastig gevoerd, evenwel hadden al de
geloovigen, die reeds gekomen waren, zich
nieuwsgierig naar den kapelaan en de
onderwijzeres gewend om zoo mogelijk te
hooren wat door hen gezegd werd.
Een oogenblik van haar stuk, had Helena
zich toch spoedig hersteld.
„Wees dan zoo goed te zeggen, waar
we ons plaatsen moeten."
Met de h nd wees de kapelaan haar
een hoek ter linkerzijde van den hoofd
ingang, een plaats waar men in de week
de hiei en ginds des Zondags in de kerk
verspreide stoelen opeen&tapelde.
Zonder tegenwerping voerde Helena haar
leerlingen naar den hoek en daar er geen
stoelen stooden nam zij er van een tegen
den muur staanden hoop.
Driftig naderde haar de kapelaan.
dringen er van de nieuwe zwam spoedig
vertakkingen naar buiten, die op hun
beurt weer sporen dragen. Deze sporen
zetten op gezonde deelen van hot blad
hun vernielingswerk voort.
Boven spraken we reeds van gunstige
omstandigheden voor de ontwikkeling der
ziekte. Die omstandigheden zijn gunstig
wanneer aan twee voorwaarden wordt
voldaan le vocht. 2e warmte Hoe voch
tiger en warmer het is, hoe sneller de
sporen ontkiemen en de ziekte zich dus
uitoreidt. Dit verschijnsel is door ieder
een wel opgemerktwe weten nu. waar
om dit zoo is Bleef de ziekte nu alleen
maar op het blad dan was het nieos,
denkt misschien iemand. Toch is dit
niet waar. Want als de bladeren dood
zijn. houdt de groei van de knollen op
en vooral, als de plant nog betrekkelijk
jong is, zou daardoor de grootte en de
hoeveelheid der aardappels zeer gering
blijven
Maar de zwam. die blad en stengel
verwoest, tast ook den aardappel aan.
Gemakkelijk toch kan men zich voor
stellen, dal er sporen van de bladeren
bij de aardappels in den grond komen
en komen zij er bij dan we weten
het allen bij ondervinding dan wordt
de eene aardappel na den andere aange
tast en waardeloos gemaakt, Ach. het
is wel een treurig gezicht, als bij het
rooien der aardappelen het veld als het
ware bedekt blijft met zieke, onbruikba
re knollenEn in den regel zijn het
nog de grootste. Maar als men dan zijn
gering overschot opbergt is veelal de
verwoesting nog niet ten end. Telkens
ontdekt men weer meer of minder aard
„Er zijn geen stoelen voor u,« zoide hij.
»'t Is niet voor mg, maar voor mijn
leerlingen, die, betalende, er het recht op
hebben.»
En zij ging voort met aan de grootsten
barer leerlingen stoelen toe te reiken.
Nu was 't de beurt aan den kapelaan
om versteld te staan bij had dezen weer
stand niet vei wacht.
„Zoo ge met dat schandelijk geraas
blijlt voortgaan» sprak hij met nauwelijks
hoorbare stem, zoo hortend was die, roep
ik den Zwitser om u te verwijderen.
Zwijgend zag Helena den kapelaan strak
in het gezicht, niet uitdagend, maar met
het besef van haar rechten en haar waar
digheid.
Van purper, zooals hij was, werd de
kapelaan nu doodsbleek, zgn zenuwachtig
bevende lippen werden wit
Gelukkig begonnen de klokken te luiden
en haar oproeping bedaarde oogenblikke-
lijk den kapelaan Péricbard, als hadden
zij hem weder tot rede gebrachtbij
wendde de oogen ter zjjde, en zich met
haastige schreden verwijderend keerde hg
naar het koor terug.
De leermeesteres had den Kapelaan be-
leedigddat meisje was dus een duivelin 1
Er waren kwezels wie het speet, dat de
kapelaan haar niet met wijwater had
bespioeid; dan had men baar zeker in
damp zien verdwijnen, en er zou van
haar niets overgebleven zijn, dan zwavel
stank die, zooals ieder woet, de bizonderp
appelen in den voorraad, die door de
ziekte zijn aangegrepen.
Geen wonder, dat er van geleerd en
ongeleerd allerlei pogingen zijn gedaan,
om deze schadelijke plantenziekte te
weren, of althans den verderfelijken in
vloed er van te beperken. Helaas, een
afdoend middel is nog niet gevonden.
Ja. wij kunnen wüt doen. Wij kunnen
voor onzen aardappelbouw droge, niet te
zware gronden uitkiezenwe kunnen
van de zwaardere gronden, die nemen,
welke het best afwaterenwe kunnen
door een doelmatige bemesting er voor
waken, dat we geen te weelderige slappe
planten krijgenwe kunnen die soorten
aardappels kiezen, die het minst voorde
ziekte vatbaar blijken te zijn. Maar
behalve, dat men in sommige gevallen
niet te kiezen heeft, ieder voelt wel, dit
zijn maar lapmiddeltjesze zijn op zich
zelf wel niet te verachten, maar afdoend
zijn ze niet. Een ander middel is, de
aardappels, terwijl ze nog groeien met
een betrekkelijk dikke laag aarde te be
dekken. Een zekere Jensen plantte zijn
aardappels op 80 cM. wijdte en aardde
ze tot 15 cM op. Door zulk een dikke
aardlaag komen de sporen natuurlijk niet
zoo gemakkelijk bij de knollen. Hij had
werkelijk minder zieke, maar de opbrengst
was toch minder dan bij gewone bebou
wing. Nog een ander aardde aan één
kant sterk aan, zoodat het loof naar den
anderen kant sterk overheldedaardoor
meende hij de sporen beter van de aard
appels af te houden Maar, behalve, dat
ook dit middel niet voor de ziekte vrij
waarde. moesten ook hierbij de aardap
pels natuurlijk zeer wijd gezet worden.
reuk des duivels is.
In weerwil van haar schijnbare kalmte,
was Helena er toch geheel van streek
door geraakt; des te meer, daar zij zich
tot die kalmte gedwongen had. Gedu
rende da geheele mis had zg aan niets
dan aan de woorden en het gedrag van
den kapelaan gedacht Waarom was hg
zoo geweldig verbitterd op haar Zeker
lijk begreep zjj, dat hg theoretisch haar
tegenstander was; hg gedroeg zich even-
wal niet als haar tegenstander, maar als
haar vijand en in die vijandigheid scheen
iets persooDlgks te zijn alsof zg hem ge
krenkt had, of alsof hg haar vreesde. In
haar hoek geknield op de groenachtige
glibberige vloersteenen, die haar ijskoud
maakten, gaf zij zich aan die gedachten
over, zich verwijtende zoo onaandachtig
de mis te hooren.
Weinigen tgd later was er bg gelegen
heid van een heiligendag, 's avonds lof,
waarbg de leerlingen der verschillende
scholen uitgenoodigd, tegenwoordig waren.
Aanvankelijk was Helena voornemens niet
daarheen te gaan, het was geen verplichte
heiligendag; doch haar raadsman geraad
pleegd hebbende, had de goede Valpinpon
gezegd, dat nij des te eerder daar zijn
leerlingen brengen zou, juist omdat het
bespottelijk was, besloot zij ook daarheen
te gaan.
Onder het lof, door den kapelaan gedaan
want de pastoor hield niet veel van
avonddiensten daar die zijne spijsverteering
De ziekte in het loof te bestrijden, is
ongetwijfeld de richting, waarin moet ge
zocht worden naar een bestrijdingsmiddel.
Daardoor toch zou de groei van het loof
en dan ook de aardappels door kunnen
gaan.
In de laatste jaren wordt een middel
toegepast, dat »Bouillie Bordelaise» of
»Bordeauxsche pap» heet. De man. die
ze uitvond, woonde te Bordeaux in Frank
rijk vandaar de naam. Het is eenvou
dig een oplossing van kopervitriooldit is
een groenachtig zout, en van ongebluschte
kalk ia water. Men kan deze beide stof
fen elk apart koopen en oplossenmaar
in den handel is ook een mengsel ervan
te bekomen, dat men natuurlijk zooals
men 't koopt oplost. De sterkte van die
oplossing neemt men nog al verschillend.
Soms 2 K,G. kopervitriool en 2 K,G. kalk
op 100 Liter waterook wel 2 op 3 en
U/2 op 2. Een uitvoerig recept geven
we hier liever niet, omdat voor het toe
passen de tijd van 't jaar al zoo ver ge
vorderd iswie het gaarne weten wil,
kan er ons gerust om vragen.
Maar helpt dit middel nu werkelijk?
Ja, lezer, als we daarvan ten volle
overtuigd waren geweest, we hadden
stellig eerder naar de pen gegrepen en
het besproeien met pap van Bordeaux
warm aanbevolen. Maar overtuigd zijn
we in dezen niet. En we zijn daarom
niet overtuigd, omdat het oordeel van
verschillende besproeiers alles behalve
eenparig is. In onze omgeving is ook
wel besproeid. En wat was het resul
taat De een zegt»Ik had per gemet
wel 30 zakken meer.» De ander beweert
»In de besproeide aardappels waren meer
stoorden waren het de geloovigen die
de lofzang zongen, welke de kapelaan
Péricbard aanhief. Daar er weinig men-
schen waren, en het van belang was de
kerk zooveel mogelijk te vullen, had men
Helena uit den hoek gebaald en haar een
plaats in het schip der kerk gegeven, voor
welke eer haar leerlingen, gedemoedigd
van Zondags gestopt te worden in 'tgeen zg
het „moeras» noemden zeer gevoelig wareD.
Natuurlijk zong Helena in deze lof
zangen meê.
Plotseling hoorde zij zich toeroepen
door den kapelaan
„Hou even op, als't u belieft. Waarom
zingt ge valsch, mejuffrouw de onder
wijzeres
„Ik wist niet dat ik valsch zong.»
„Alsof ge 't niet opzettelijk doet om
het lof te storen.»
Zg zweeg om aan een nieuwe verma
ning te ontsnappen.
„Waarom laat ge uw leerlingen niet
zingen» zei de kapelaan. „Ge badt de
moeite kunnen sparen ze te brengen, zoo
zg ons bet schandaal harer onverschillig»
beid moesten toonen."
Als zij zong faalde zij, als zg'niet zong
deed zij het ook; het was een vreeselijko
toestand.
Het kwam haar het beste voor te be
proeven den kapelaan door duldzaamneid
te outwapenen, dan zou hg misschien
nalaten haar te vervolgen.
Wordt vervolgd.)