Binnenland.
Pretoria., 22 Febr. In de lagers welke
volgens Kitchener's bericht van 21 dezer
door kolonel Parks werden omsingeld,
waren ook de leden van de Boerenre-
geering en Jack Hinton, de trein-vernie-
ler, die echter ontkwamen.
Dr. Kuyper over de kwakzalverij.
Een medewerker van de Wereldkroniek
heeft een onderhoud gehad met dr. Kuypei,
naar aanleiding van hetgeen in de Tweede
Kamer door den Minister en door den
heer Savornin Lohman is gezegd betref
tende de kwakzalverij.
Minister Kuyper begon met te verzekeren;
»dat het wel degelijk noodig is den meer
zelfstandigen leek te behoeden tegen de
schandelijke afzetterij, waarvan hjj zoo
vaak het slachtoffer is in deze' vooral om
dat de man zonder vakstudie buiten staat
een zuivere diagnose van een eenigszins
s huilend ziektegeval te maken"
Doch dit behoeft waardeering voor vor-
men van geneeswijze door ieeken aan de
md gedaan niet uit te sluiten. Als zoo
.nig noemde de Minister het wantrouwen
i de homoeopathie. Uit eigen ervaring
melde dr. Kuyper mede dat in 1894
een toch zoo licht te constateeren
complicatie als infectioneele pneumonie
met pleuris, door twee medici van de allo-
patbische methode riet voor longontsteking
was verklaard, en door een collega van
de homoeopathi8che methode terstond was
herkend en volkomen genezen* En ook
in andere gevallen, den Minister bjj er
varing bekend, had de homoeopathie wel
ke in het buitenland veel vaster voet heeft
dan ten onzent - zeer gunstige resultaten
opgeleverd.
Óver het Staphorster boertje sprekende,
zei dn Minister dat hem onlangs te Brussel
een geval was bekend geworden.
waarin dat boertje, op verzoek overge
komen, terstond genezing aanbracht in een
geval dat maanden lang, zonder resultaat,
dooi een kundig medicus behandeld was,
en ik hoorde dit van dien medicus zeiven,
die het feit toegaf en er voor stond. Ik
trek hier nog geen gevolgen uit."
Op de vraag zoudt u voor de uitoefe
ning der geneeskunst meer de vrije hand
willen laten? antwoordde de Minister:
»Ik heb reeds gezegd dat ik mjj over
wetswijzigingen niet uitlaat, maar ik bljjf
er bjj' dat de keus vrjj moet bljjven, om
wat geneest aan te wenden, enkel aan bil
lijk onpartijdig oordeel te onderwerpen.
Dit zou mijns bedunkens tot een meer
zuiveren toestand leiden dan de tegenwoor-
werk want de haDden van mevrouw
Bowerbank waren nooit in rust en de
andere las de courant. De couranten waren
toen zeer intressant, want het was tijdens
de Indische opstand, toen er bijna geen
familie gevonden werd die hare dooden
betreurden. Mevrouw Bowerbank stelde
zeer veel belang in de tijdingen die de
mail bracht, en hoewel deze altijd even
verschrikkelijk waren werd haar niet ver
boden dezelve te lezen, daar het haar
scheen te sterken.
Zij begon zelts luchtkasteelen te bouwen
om de verdrukten te hulp te komeD,
plannen te beramen om hen te helpen, en
middelen te zoeken om die uit te voeren,
wat door de uitgebreide handelsbetrek
kingen, die de firma Bowerbank Co. in
Indië bezat niet moeilijk zou vallen.
»Ik wenscnte nog wel iets goeds te
doen, voor ik sterf,* zeide zij op zekeren
dag, tot mevrouw Knowle, toen deze haar
aanraadde haar geest niet te overspannen
»zooals ge weet heb ik in mijn leven nog
zon weinig goeds gedaan.*
Men liet baar hierin volkomen baar
eigen zin volgen; nooit hooide men haar
echtgenoot een veikeerd woord zeggen
ovei het vele geld en den tijd die zij
daaraan besteedde. Somtijds Desteedde
kij uren om zijn vrouw eene versnapering
te biengen ol haar eeDig nieuws te gaan
mededeeler, op dagen als zij zich erg
zwak gevoelde ol zich dit verbeeldde,
want ook bare inbeeldiDg was, evenals
dige. Tegenover veel ontduiking, waartegen
de bestaande wet toch machteloos is. zoo
dra maar een gediplomeerd medicus er
zich toe leent, bijvoorbeeld - kreeg men
dan wel meer schijnbare vrijheid, doch te
gelijk meer kans, dat werkelijk bruikbare
middelen grondig en zonder zwaar voor
oordeel worden nagegaan, terwijl van den
anderen kant het publiek, aangemoedigd
in zijn vertrouwen op de wetenschap door
zoodanige objectiviteit., wellicht minder het
slachtoffer zou worden van die »sluwe
vogelaars", waar u straks overhebt ge
sproken, die vooral den »kleinen man het
geld uit den zak kloppen, en tegen wie
men ongetwijfeld niet scherp en niet streng
genoeg, ook preventief, moet kunnen op
treden. Wie optreedt tegen eenzijdigheid
en bekrompen monopolie, neemt niet de
eigenlijke kwakzalver^ in bescherming,
doch wil de grenzen van de wetenschap
verruimen wil, dat meer aandacht worde
geschonken aan veel van wat nu, juist
door het stugge exclusivisme, het misbrui
ken voedt."
AXEL, den 35 Februari 1903.
TWEE BOEREN IN AXEL.
Gisteren traden in de Ger. Kerk B.
alhier twee Boeren opde een was de
heer Meijer, een Transvaler, de ander de
heer Breed een Kapenaar. De kerk was
stampvol. Ds. v. d. Kamp liet ziDgen
Ps. 425, ging voor in gebed en leidde
meteen kort woord de Boeren-sprekers in.
De heer Meijer trad eerst op. Hij begon
met zijn dank uit te spreken voor de zeer
groote opkomst. Van hem moet mee niet
te veel verwachten als sprekerhij is
geen dominé, maar een Afiikaansche boer.
Eigenlijk is zijn plaats niet op den preek
stoel, maar in Afrika, gewapend te paard,
't Spijt hem, dat dit laatste niet 't geval
is, maar hij is blij op deze wijze ten
minste iets voor zijn land te kuDcen doen.
De oorlog is verschrikkelijkhij laat
een menscb doen, wat hij anders nooit zou
gedaan hebbenen bij dien oorlog komt
bet gevangen zijn. balling zijn in den
vreemde, avonturen bij ontsnappingen. Ik
had zoo zeide spreker toen ik in den
beginne de wapenen opnam niet gedacht,
dat ik gevangen zou genomen worden en
zou verkeereu in dien toestand bij Kaffers
en kwaaddoeners te Lorenzo Marques.
Maar allerminst dacht ik toen, dat de oorlog
mij zcu brengen op een preekstoel. Ik zal
echter niet preeken ik zal u vertellen
van mijn ervaringen in den oorlog. Ik
was in den oorlog van begin af. Eerst in
't Noorden van Transvaal, aan de Limpopo.
Latei ging ik naar Natal, was bij de groote
bij de meeste ziekelijke personeD, groot,
hoewel mevrouw Knowle meermalen op
gemerkt had dat zij, roolang Sir John bij
haar was, of als bij haar eene kleine
attentie bewees, altijd poogde een vroolijk
gelaat te toonen.
»Nu heb ik iets nieuws voor u, mijn
beste,* zeide hp, zich naast haar neer
zettend, »voor u zoowel als voor mevrouw
Knowle. Het zal u beiden genoegen doen.
Raadt eens.*
Beiden trachtten te vergeefs na te gaan,
wat het was.
»Nu dan, in de eerste plaats geldt het
u, mevrouw Bowerbank. Die weduwe,
met drie kinderen, Juffrouw Hamilton
wier echtgenoot te Bareilly gedood werd,
en die u zulk een lieven dankbrief schreef,
komt met de volgende mail herwaarts.*
»Met hare kinderen hoop ik? De arme
vrouw
»Ge behoeft baar geen arme vrouw te
noemen want behalve bare kinderen
brengt ze ook een echtgenoot mede.*
»Werd hij dan niet gedood?*
»Wel zeker,* hernam Sir John. »Maar
dit is haar tweede man. Zij is gehuwd
met hem, die haar leven en dat harei
drie kinderen redde, die haar honderden
mijlen ver, trots alle gevaren, wegvoerde.
Aangezien zij geen cent bezit en hfj het
vrij goed heeft, had ze wel dommer kunnen
handelen. Dit zal uw oordeel ook wel
zgn, mevrouw Knowle, want gij kent haar
veldslagen van Colenso en Spionkop en
werd by Ladysmith gewond. Aangezien
hiervan veel ook by u bekend is. zwijg ik
daarover en zal ik u iets meedeelen ovei
mijn ervaringen in den Vrijstaat. Ik was
in Mei in de Biggarsbergeu in
Natal. Buller was in Elandslaagte in zoete
rust en wij hadden niets te doen. (Ik
behoorde tot een commando van 95 man
onder Melang. Wij moesten dus naar den
Vrijstaat, waarin generaal Robeits al
verder doortrok. Pei spoor gingen we naar
Kroonstad later per paaid naar 't gevecht.
We werden opnieuw uitgerust en trokken
den vijand tegemoet. Daar hoorden we dat
de Engelscben Brandfort bezet hadden.
Botha zoöri ons terug, om op order te
wachten. In den nacht voegden zich (te
Smaldeel) andere terugtrekkende comman
do's bij ons Den volgenden morgen
kwambn de Engelschen. Wij moesten een
wagendrift in de Vetriviei. niet ver van
Smaldeel verdedigen. Onder de Engelsche
bommen trokken wij er heen Maar
Boeren rjjden niet in troepen, als ze met
bommen beschoten worden, doch alleen.
Zulk een alleen rijdende boer wordt niet
licht door een Engelsche bom geraakt.
We borgen onze paarden achter een kleine
kop en trokken te voet naar de rivier.
Aan den overkant waren de Engelschen
en het was onzen plicht, te zorgen, dat ze
niet in de rivier kwamen, want dan
konden wij hen met „raakskiet", zij konden
ons van daar ook niet raken we lagen
achter walletjes, achter steenklompen in
slootjes enz. W9 vochten hard. Wat was
echter gebeurd 1
De Engelschen waren, lager de rivier
op, overgekomen en hadden onze com
mando's aldaar doen wijken. Deze konden
ons geen rapport brengen en nu werden
wy van voren en half van achteren door
de Engelschen aangevallen. We schoten
velen van hen dood, maar wij konden hun
den overtocht over de rivier niet beletten
zij vielen ons aan met de bajonet. Daarbij
maakten zij verbazend veel geraas, door
vreugdegeroep en z. g. n. overwinnings-
kreten. Bijna waren wo ingesloten, doch
konden doorbreken, met achterlating van
13 man van wien we later niets meer
hebben vernomen. We gingen naar onze
paarden. De Engelschen schoten over den
kop, waarachter deze stonden we wisten
hen echter tegen te houden, totdat het
donker werd en trokken toen naar Smal
deel terug.
Weldra vlogen de Engel&che bommen
in de Statie. Nadat we dit opgeblazen
hadden, trokken we Noordwaarts tot aan
de Zandnvier. Het was niet onze bedoeling
de Engelschen hier bepaald tegen te hou
den, maar hen in hun voorttrekken te
hinderen, teneinde andere commando's
gelegenheid tot ontvluchten te geven. De
Engelschen bestormden de Zandrivier,
maar wij hielden hen tegen, ook met
kanonnen. Evenals bij de Vetriviei staken
atdeeiingen Engelschen op andere plaatsen
de rivier over en trachtten ons vóór te
man onzen vroegeren klerk, John
Stenhouse.*
»Jobn Stenhouse En gehuwd 1 riep
mevrouw Knowle uit, terwijl zij blijkbaar
ontsteld de oogen op Emily vestigde. Even
steik als dit nieuws mevrouw Knowle
trol, even ongevoelig liet het mevrouw
Bowerbank.
Men kon niet de minste ontroering bij
haar bbspeuren, dan een zenuwachtig
sameutiekker, der vingeis, die zij terstond
over de borst vouwde.
»Wel waarom zou hij in's hemelsnaam
niet trouwen ?«zeideSir John glimlachend.
»Mijn waarde mevrouw, ge kijkt er zoo
ontsteld van op, of gij gehoopt hadt hem
nog eenmaal tot tweede man te krijgen 1
Dat zal ik Knowle eens vertellen. Wat
dunkt u er van, mevrouw Bowerbank
»Mij dunkt, dat de menscben altijd naar
hun eigen zin moeten huwen, en dat
niemand anders zich daarmede moest be
moeien. Niemand dan zij zelf kunnen
grondig over die zaak oordeelen,* was
het kalme antwoord van meviouw Bower
bank.
Wordt vervolgd.)
zijn, om de bergen bil Kroonstad te be
zetten en ons zóó te beletten Noordwaaits
te gaan. We kregen bevel op te rukken
en de Engelschen vóór te zijn, ook al
bleven de paarden er bij dood. 's Avonds
laat kwamen we, eerder dan de Engel
schen bij Kroonstad en bezetien Kopje
Alleen"nadat we van een schaapsboer,
die daar woonde, waren gespijsd, begaven
we ons ter ru3te 't Morgens echter
ontdekten we, dat de Engelschen Kopje
Alleen, mèt ons Boeren er op, bezet
hadden ze hadden ons bijna omsingeld, j
't Koste wat het wilde, we moesten het
kopje verlaten en daartoe door de Engel
schen dringen over een kale vlakte. Daar
stonden de Engelschen, geschaard in ïegi-
menteo, dreigend met hun sabels, want
schieten zouden ze thans niet. Ons order
was, ei door te stormen, ieder afzonderlijk.
Daardoor moesten de Engelsche regimen
ten uit elkaar en wij glipten er door.
Verscheidene onzer mannen werden van
't paard gesabeld. We hadden een maxim
bij ons, waai mee we echter degenen, die
er nog niet door waren, niet konden
helpen, omdat we hen zelf daarmee zouden
hebben getroffen. Later kon dit echter
welde Engelschen weken. Wij kwamen
er op 6 man na, door en brachten boven
dien nog 17 Engelsche paarden mee. Toen
gingen we Noordwaarts tot Kroonstad.
Ook bier weer gevochten en teruggetrok
ken eindelijk tot aac de Vaal. Hier
wachtten we op andere commando's hier
waren Steyn, Botha, De Wet en De la
Rey. Er werd krijgsraad belegd. Wat
te doen Vrijstaat verlaten en Transvaal
verdedigen
Maar De Wet en Steyn gingen terug
naar den Vrijstaat. - De Wet zeide - Een
Kaffer heeft me eens gezegd, dat een
Engelscbman op een slang gelijkt en dat
men zich tegen een slang niet te lang van
voren moet verdedigen, want dan bijt bij
ten slottebeter gaat het soms, hem bij
den staart te grijpen. Welnu, zei De Wet,
ik zal het Engelsche leger grijpen bij den
staalt. Wij trokken gedurig terug en
velen onzer werden moedeloos.
Daar hoorden we echter dat De Wet de
Engelschen bij den staart had dat hij in
den Vrijstaat de baas was. Dat gaf een
moed 1
Wel moesten we Pretoria prijsgeven,
maar in 't OosteD van Transvaal hielden
we stand. Veel zou ik daarvan nog
kunnen zeggen, maar het woord moet ik
thans geven aan deD heer Jan Breed, die
meer bekwaam is dan ik, wiens »rekruut"
ik ben. Alleen dit nog. Over de vechtende
Boeren moet ge u niet ongerust maken.
Hun ontbreekt niets, De Wet is de groote
importeerder van kost en ammunitie:
natuurlijk van de Engelschen. En als ge
leest hoeveel paarden de Engelschen wel
koopen in Amerika en in Hongarije, denk
dan maardaar zullen de Boeren ook wel
hun deel van hebben.
Maar de vrouwen en kinderen in de
kampen, worden vermoord. 11000;
kinderen zijn er gestorven en dal er nu
geen mee» sterven, komt omdat er geen
kinderen meer zijn
Ze zijn allen dood 1 Maar als nu onze
broeders in Europa de vrouwen en kinde
ren fde groótere) helpen met hunne gaven,
dan krijgen de Engelschen Zuid-Afrika
nooit. Dan geven de mannen, die nog in
den strijd zijo, zich nooit over.
Trouwens, dat helpt hun niet ze worden
voor altijd in den tronk gezet of gedood.
En daarmee zijn hunne vrouwen toch niet
geholpen. Dan is 't beter op 't paard en
in den strijd Neen nooit zullen ze zich
overgeven vrij of dood En hiermee geef
ik het woord aan den heer Jan Breed.
In het vólgend nummer hopen we hei
gesprokene door den heer J, Breed te plaatsen
Zaterdag j.l. had alhier in »Het
Wapen van Zeeland" de aanbesteding
plaats van een woonhuis aan den Stations
weg met bijlevering van alio daaitoe be-
noodigde bouwstoffen voor den heer P.
Koole alhier.
Inschrijvers waren de heeren A. van
't Hoff en H. van Lu\jk voor 4324;
A. Butler voor 4257 W. Vercouteren
voor 40C0C van den Broeke voor
4048F. Deij voor j 4048A. Corno-