No. 51. Woensdag Juli 1901. I7e «Jaari?. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuw scb-Vlaanderen. F. DIELEMAiï, AXEL. Landbouw en Veeteelt. FEUILLETON. Iliiiienland. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 centfranco per post 60 cent voor België 70 cent. Afzbnderl. numm. 5 ct. DRUKKER - UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Bladluizen. In.dezen .tamelijk drogen voorzomer I verneemt men van vele zijden klachten over de schade, veroorzaakt door de blad luizen. Afdoende middelen ter bestrijding dezer parasieten, waarvan meer dan tach tig soorten bekend zijn, heeft men nog niet gevonden trouwens van deze insec ten is in de laatste jaren weinig of geen studie gemaakt. De bladluizen vermenig vuldigen zich sterk. Uit de eieren, in het najaar gelogd, komen in het volgend voorjaar wijfjes-bladluizen deze leggen geen eieren, maar brengen levende jongen ter wereld Achtereenvolgens verschijnen nu in den loop der volgende maanden 9 tot 16 generaties, terwijl uit ieder wijfje wel 80 tot 100 jongen geboren worden. Daar de eerste drie geslachten ongevleugeld zijn en zich dus weinig kun nen verplaatsen ontwikkelen zich in en kele weken tijds op de bladeren naast elkaar talrijke koloniën, welke door haar vernielingswerk het bestaan der planten bedreigen Bij de derde generatie zijn verscheiden exemplaren gevleugeld ook van het vierde en het vijfde geslacht zijn de luizen van vleugels voorzien, deze kunnen derhalve elders een nieuwe kolo nie gaan stichten. In den herfst treft men weder mannetjes aan en wijfjes, die eieren leggen niet alleen deze eieren overwinteren, maar ook schijnt dit wel met de diertjes zelf het geval te zijn. Het kwaad door de luizen gesticht, is drieerlei, Ten eerste onttrekken zij met haar zuigsnuit, welken zij in de bladeren Nu moest jij het gezelschap eens ple zier doen met een klein versje op te zeg gen, een kleintje natuurlijk, want groote zou niet amus6eren, dat weet je wel, dan beginnen de groote menschen misschien naderhand ook eens met een versje of een liedje, Dames, het is niet zonder reden dat ik met een dametje begin, het zjj de introductie tot meei.« »Maar lieve moes,* vroeg Anna, »wat zal ik dan nemen »Me dunkt dat lieve versje dat Louize je geleerd heeft." Het kind begon. De Aalmoes. »Ach moeder had ik nu maar geld!" »Mijn kind, wat woudt ge dan »Ja 'k heb nog eene gouden duit, »Die werp ik gauw het venster uit »Daar gaat een arme man." »Wat zou dat baten, jongen lief, »Als de arme die niet vindt. »Gij wierpt uw penning wel op straat tMaar voor dien grijsaard zonder baat »Die arme man is blind." »Wat zou dat baten jongen lief I »Cw aalmoes deed hem pijn; en stengels inboren, aan deze planten- deelen de sappen, welke noodigzijn voor de ontwikkeling der plant, voor den bloei en de vruchtvorming. Maar behalve door het ontnemen van voedsel schaden zij de planten door de afscheiding eener zoete kleverige vloeistof, bekend als „honing dauw". In fijne droppeltjes komt deze uit den endelarm te voorschijn, valt ook op lager liggende plantendeelen, onder kerseboomen en lindeboomen bijv. kan men vaak een fijnen regen van honing dauw waarnemen ja wordt zelfs door den wind naar verwijderde akkers over gebracht, waar ze soms niet geringe schade veroorzaakt. De honigdauw ver stopt n. 1. de huidmondjes der bladeren, waardoor de gaswisseling onmogelijk wordt, de bladeren geen voedsel meer uit de lucht kunnen opnemen, eerst geel daarna bruin en zwart worden en sterven Die kleverige blaren zijn tevens een ge schikte bodem voor ziekten veróorzakende zwammen welker sporen door den wind aangevoerd, er aan vastkleven, als „roet- dauw« en „het zwart.« In de derde plaats veroorzaken de bladluizen opzwel lingen, hypertrophie genaamd bij de aal bessen zijn deze klein, bij de dennen grooter. Van de meest voorkomende bladluis- soorten noemen wede groene erwten bladluis, zeer schadelijk, van Juli tot September voorkomende op de erwten en verder op verschillende in 't wild groeiende vlinderbloemige gewassende zwarte boonenbladluis op de uiteinden der stengels van tuin- en veldboonen, en voorts ook op bieten, sla, maankop, enz.de kool bladluis donkergroen, grijs bestoven, van »En zou, hoe wel uw hart het meen', »Wegkantlend ender slijk en steen »Hem toch geen weldaad zijn Hier schoot mijn zoontje een traan in 't oog Zijn hartje was bekneld Hij wischt hem sluiks wijs af, dien traan »'k Wil (roept hij) zelf beneden gaan, »En brengen hem het geld." »Ga engel, breng het, voeg er bij »D)t troostwoord voor zijn smart »God mag 't zeegnen, goede man, »En dank dan God, die zeegnen kan, »Maar met een needrig hart 1" Fluks hupte 't zacht aandoenlijk kind Naar d' armen grijsaard toe. »Mtjn zoon, 't is weinig of men geeft »God, die voor alles zorgt wat leeft, >Zal eenmaal vragen hoe Overal toejuichingen en verdiend, want het juweeltje van Bilderdijk werdjuwee- lig voorgedragen. „'t Versje heeft me getroffen, zei De Vrieze, „en kwam juist ter snee, ik kon het bijna niet langer uithouden, zonder den heer Van Moenen te bestrijden, maar als hij het versje goed begrijpt, is hij overwonnen.* Men had reeds van tijd tot tijd een toast uitgebracht. Nu verzocht DeV.ieze het woord. „ik wensch dit glas te ledigen, ep tw ee Mei tot September op alle koolsoorten de graanbladluis, groen of roodachtig bruin, op rogge, haver, gerst en vele grassoorten de haverbladluis, donker grasgroen, wit bestoven, op haver en gerst. n.l. op de bladscheeden en op de bovenzijde der ineengerolde bladeren, nooit op de aren of pluimen de rozenbladluis, de hopbladluis, die, welke voorkomt op de aal- en kruis bessen en de bladeren doet omkrullen. De natuurlijke vijanden der bladluizen zijn de vogels, als spreeuwen, musschen, grasmusschenverder de lievenheers beestjes, de gaasvlieglarven, kevers, zweef- vlieglarventen slotte regen en wind. Dit laatste wijst ons op een uitstekend bestrijdingsmiddelwij moeten de aange taste planten besproeien, herhaaldelijk be sproeien. Dit kan geschieden met zeep water, niet te sterk tabakswater of een afkooksel van quassiahout. Men kieze daartoe bij voorkeur een' warmen avond, Bekend is het besproeiingsmiddel van Koch1 K G. groene zeep in 5 L. heet water oplossen 7 K.G. spaanders van quassiahout gedurende 12 uur in 5 L regenwater laten aftrekken, die vloeistof koken en filtreeren en, na toevoeging van het zeepwater, tot 40 Liters aanvullen. Men moet de besproeiing herhalen, tot alle luizen verdwenen zijnanders is na korten tijd de plaag weer even groot, 't Is dan ook 't verstandigst acht te geven vropg in 't voorjaar, wanneer de eerste luizen zich vertoonen en deze onschadelijk te maken zóó voorkomt men de voort planting en bereikt men, met de minste moeite, het best zijn doel. Zitten de planten reeds voi luis. dan is dikwijls alle moeite vergeefsch. Van veld- en tuinboonen jeugdige, allerliefste zedepreeksters in ons midden, die te meer nut stichten naar mate ze minder spreken, en meer amu seeren ik bedoel het meisje dat zoo even het mooie dichtstukje zoo echt kinderlijk heeft voorgedragen en niet minder de bevallige leermeesteresse, die bet hare zuster heeft ingestudeerd, de dame aan mijne rechterhand, die wij tevens willen geluk wenschen met haar herstel." „Bravo, bravoklonk het aan alle kanten. „Jan geef champagne voor den drom mel, 'k drink op mijn zustersriep Gustaaf, Louize bedankte recht gracieus den advocaat. Nu werden de tongen los. Theodoia werd verzocht een liedje te zingen en liet zich niet lang bidden, Ze had eene god delijke stem. Boud keek haar met open mond aan, hij genoot. Louize dacht, „'t is toch geen wonder, dat hij haar boven mij kiest, ik heb zooveel taleuten niet Toasten, gezang, reciteeren alles wis selde zich al, zoodat de jonge lui hunkerden om naar buiten te gaan, en daarna nog wat te dansen. Eindelqk werd, door tusscbenkomst van de gastvrouw, dan ook daartoe het sein gegeven. Lang wandelde Bouaewijn met Theodora, en hij voelde zich wedei buitengewoon gelukkig. Een oogenbük verliet zij hem. snijde men de toppen, waarop zich de luizen 't eerst vermeerderen, tijdig af en vernietige deze. Ook door bestrooiing der planten met een zeer fijn poeder kan men de bladluizen bestrijden. Als de planten vochtig zijn van regen of dauw, blaast men, met behulp van een' kleinen blaas balg, ei wat gips op, of kalk, tabaksstof, houtasch of insectenpoeder.' Bij den Uitgever F. A. Bosman te Doetinchem verscheen „De Practische Tuinman" door E. Mulder. Inderdaad een zeer practisch boek. In een' helderen, bevattelijken schrijftrant, behandelt de bewerker, die van 't begin tot het einde blijk geeft in de practijk goed thuis te zijn, het zaaien, verplegen, oogsten en bewaren der verschillende groenten en vruchten, alsook van de meest voorko mende bloemen. Welke werkzaamheden in den tuin zijn te verrichten, wordt voor eiken dag van den kalender aangegeven zóó wordt er niets vergeten. Wie de honderden nuttige wenken, in dit leer-en dagboek vervat, opvolgt, zal ongetwijfeld van zijn" arbeid veel genoegen ondervinden en van zijn' tuin- de grootst mogelijke voordeelen trekken. De prijs van het werkje, 1.50, is billijk. C. B. Nu de Engelschen bij Reitz zich heb» ben kunnen meester maken van papieren en brieven, waaronder van Regeerings- personen begint het spelletje opnieuw, vroeger reeds vertoond met de brieven gevonden in het Noorden van Transvaal Toen hij alleen stond kwam De Vrieze naar hem toe. „Boridt, hoe is het in 's hemels naam mogelijk om met Louize Van Willigen jaren lang als broeder en zuster om te gaan, en haar niet te beminnen. Liefelijker engel ken ik niet. Zij kan toch dunkt me onmogelijk tegenvallen bij nadere kennis making." „Neen, Do Vrieze, ze is een engel. Ook heb ik baar innig lief, maar, als een zuster. Ze zou eene goede vrouw voor je zijn." „In ernst, ik ben geheel en al épris, zooveel eenvoudigheid en lieftalligheid heb ik nooit ontmoet." Ëondt zag in zijne gedachte die twee reeds vereenigd en het deed hem goed. Het bal nam een aanvang. Boude wijn danste veel beter, en veel meer dan de vroegere gelegenheid. Hij had gegalo- peerd met Louize. Deze was stil, maar vriendelijk. Onze vriend die door aller hande gewaarwordingen van dezen dag in eene overspannen levendigheid was gekomen, dacht dwaas genoeg: „Kornzij moet ook gelukkig wezen en dat zal ik haar maken." Daarom vroeg hij „Lieve meid, hoe bevalt je mijn vriend De Vrieze?" „Ik vind hem een allerliefst mensch, een vriend die je eer aan doet.* „O, dat doet me plezier.* „Waarom?* vroeg ze verwonderd. „Ja als je dat eens wist.* Zij begreep hem, ze bloosde eu ant-

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1901 | | pagina 1