No. 6.
Woensdag 21 April 11)01.
I7e Jaarg.
JN i e u w s- e n Advertentieblad
voor Zeeuwse li-V laan de re n
F. DIELEMAA,
AXEL.
ƒ19000,—
Landbouw en Veeteelt.
FEUILLETON.
Dit Blad verschuilt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar olaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van Axel maken bekend, dat ten laste
dier gemeente wordt aangegaan eene geld-
leening, groot
rentende ten hoogste vier ten honderd
in het jaar.
De leening wordt verdeeld in 38 aan-
deelec, ieder groot ƒ500, te stellen
op naam of aan toonder en af te lossen
te beginnen in 1902 met ten minste één
aandeel.
Storting der aandeelen 1 Juni 1901.
De inschrijvingsbiljetten, vermeldende
naam, beroep en woonplaats van den
inschrijver, het aantal aandeelen waarvoor
wordt ingeschreven, de bedongen jaar-
lijksche rente ten honderd en opgaaf of
de obligatie op naam of aan toonder wordt
verlangd, onderteekend en in gesloten
couvert, waarop „Inschrijving Geldlee-
ning" in te leveren bij den Burgemeester
voor 15 Mei eerstkomend.
Axel, den 15 April 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
D. J. OGGEL.
De Secretaris
J. A. VAN VESSEM.
Weidegang.
Met rassche schreden nadert de tijd,
dat het melkvee den stal verlaat om
Bondt was dus heerlijk ingerekend
tuöschen een kind van dertien en een
standbeeld (schoon niet van klassieken
vorm) van veertig jaren.
De soep was nog niet genuttigd en
reeds had Wilgenhout een paar anecdotes
verhaald uit zijne Carriere geput.
De eene was eene ontmoeting, die hij
gehad bad ten tijde zijner promotie. Hij
had een lastigen professor, bij wien hij
kort geleden, zoo als men dan als student
al eens meê doet, eene soort van ketel
muziek had gemaakt om welke reden
was hem op het oogenblik niet goed meer
voor den geest. Hij was er echter meer
in meêgesleept geweest, maar niet een van
de opérateurs enfin dat deed minder
ter zake, maar de professor was het dan
ter oore gekomen, dat hij ook meê had
gedaan met die vreemdsoortige melodiën
op de vleugelen der zefyrs tot hem te
<int>p voeren. Wellicht had daarom die
piolessor, die anders veel te hoog stond,
om zich dergelijke .studentenstreken aan
te trekken" (hier vertoonde zich een
malicieus glimlachje) »hem strikvragen
voorgelegd. Het kon hem echter niet
gelukken den examinandus te vangen,
hetgeen natuurlijk meer geluk dan wijsheid
naar de weide te worden gebracht. Een
groote verandering voor de dieren
Uit den muffen stal komen ze in de
frissche lucht, in de wei, waar ze zich
aan de jonge, eiwitrijke grassprietjes te
goed kunnen doen en zich vrijelijk kun
nen bewegen. In zooverre is die veran
dering een verbetering, welke niet anders
dan gunstig op het vee kan werken.
Dat dit toch niet altijd het geval is, maar
dikwijls in den eersten tijd een bepaald
nadeelige invloed van den weidegang is
waar te nemen, moet worden toegeschre
ven hoofdzakelijk hieraan, dat deze ver
andering in de leefwijze der dieren niet
of niet voldoende wordt voorbereid De
plotselinge overgang van droog tot groen
voeder veroorzaakt storing in de spijs
vertering, de ingewanden, nog gewend
aan hooi en stroo, verdragen het sappige
gras moeilijk en doorloop treedt op.
Ondanks het heerlijke en overvloedige
voer, gaan de dieren soms zichtbaar
achternitde melkopbrengst wordt min
der, eveneens de hoedanigheid der melk.
Lang kan het soms duren, eer de dieren
weder geheel op hun verhaal zijn geko
men. De veehouder toont zich niet zel
den verbaasd over deze verschijnselen
hij begrijpt ze niet, daar de wei toch
zoo goed is voorzien, de dieren het zoo
goed hebben. Bij eenig nadenken echter
zou die bevreemding wijken en zou hij
gaan inzien, dat meerdere geleidelijkheid
in de voederwisseling net kwaad, althans
grootendeels. hadde kunnen voorkomen.
Met het oog op den weidegang moet
de boer reeds te voren eenige wijziging
in de voedering brengen de twee laat
ste stalweken geve hij bij het stalvoeder
eenig groen voer, een kleine hoeveelheid
gras of, waar men dit heeft, wat groene
rogge. Zoo wordt het spijsverteerings-
kanaal langzamerhand gewend aan het
poelssche, sappige groen en wordt een
ernstige storing allicht voorkomen.
Ook is het gewenscht te zorgen, dat
het gehalte en Je voediugsverhouding
ongeveer dezelfde blijven en dusdestal-
voedering eenigszins iu overeenstemming
te doen zijn met de weidegang Tegen
den weidetijd houde men er bij de stal-
voedering rekening mee of het vee naar
een beste of naar een minder goede weide
zal worden gebracht; in het eerste geval
voeder men niet te zwak, in het tweede
niet te sterk.
Voorts beschutte men het vee zooveel
mogelijk tegen nadeelige weerinvloeden.
Men brenge het den eersten keer op een
mooien, koelen dag naar buiten, na het
eerst met goed droog hooi gevoederd te
hebben. Is het weer koud, minder gun
stig. dan late men het niet te lang bui
ten, maar hale het weer spoedig van
de wei. Minder voorzichtig behoeft men
te zijn met vee. dat gewend is om naar
buiten te gaan. Koeien, die pas gekalfd
hebben, houde men bij ruwweer in den
stal Ook de volgende dagen, als het
weder ruw en winderig is, de dieren
staan te rillen en niet den minsten lust
toonen om. te grazen, handelt men ver
standig met ze naar huis te halen.
Regen, als die niet te koud is deert het
vee niet gauw, in een' zoelen regen loopt
het zelfs graag
Wie er niet op bedacht is geweest
om den overgang van het droge winter
voeder tot het sappige weidevoer geleide
lijk te maken, trachte mogelijke nadeelige
gevolgen van den weidegang te voorko
men door het vee in de wei de eerste
dagen wat hooi of stroo te geven. Is de
wei slecht voorzien, dan dient natuurlijk
wat krachtvoeder te worden bijgevoederd
niet slechts in den beginne, maar ook
later, in tijden van groote droogte, wan
neer er tengevolge daarvan weinig gras
in de wei te vinden is.
De afwisselende temperatuur in de
weiden doet soms het vee niet weinig
kwaadook hierop wordt veel te weinig
acht geslagen. Het schijnt wel of som
migen van meening zijn, dat het weêr
op een koe weinig of geen invloed heeft,
hoewel toch iedere veehouder bij onder
vinding kan weten, dat het verblijf van
het melkvee bij ruw en guur weder zich
al spoedig in den emmei wreekt. Beschut
ting der weiden door omheinend boom
gewas, beschaduwende boomen in de
weiden, nog beter hokken op het land,
waar het vee kan schuilen voor ruwe
slagen en zonnehitte, alsook voor lastige
insecten, hiervoor dient de boer te
zorgen, als hij zijn dieren liefheeft en zijn
belang begrijpt. Waar overigens zooveel
aan het vee ten koste wordt gelegd, mag
dit ook niet worden verzuimd. Het plaat
sen van een stroohoop, vooral om het
vee een droge ligging te verschaffen, ver
dient evenzeer aanbeveling
Dikwijls zal het goed zijn om, indien
men daartoe gelegenheid heeft, de koei
en uit een opene of vochtige wei over
te brengen naar een meer beschutte en
droge. Het doeltreffendst is natuurlijk,
als het kan, bij zeer guur weer, het vee
des nachts onder dak te brengen en
was, tot dat hij hem op eens verzocht
had al de pausen die geregeeid hadden
in Rome (»ik zeg in Rome and6is
zou het getal onnoemelijk zijn," liet hij
er op volgen, niet begrijpend* welke
schrikkelijke saitire bij op zich zelf uit
sprak) op te noemen toevallig kende hij
zoo wat de twaalf eersten en noemde de
vlot op, en had zich toen gered met aan
den proflessor te vragen of hij zoo goed
zou willen zijn om den dertienden te
noemen, want dat hij dan weer voort
zou kunnen gaan. Waarom nu die pro
fessor besloot mij dat pleizier niet te
doen, heeteD, moet ik u bekennen niet
te kunnen oplossen
Een algemeen gelach volgde daarop, en
onder elkander zeide men »het is toch
een geleerd man, he 1"
De andere anecdote, betrekking heb
bende op eene ontmoeting met den
koning na het ontvangen van zijne eorste
decoratie, geleek te veel op deze om haar
to vertellen.
Bondt keek tegen den kollossus van
geleerdheid op met het diepste ontzag en
de grootste verwondering.
Het was moeilijk voor Wilgenhout te
verduren, dat Spilman, die, bijgestaan
door zijne levendige vrouw, heel aai dig
van den Oost kon vertellen, ook voor
eenigen tijd het woord kreeg. Met natuur
lijkheid, en dus, z nder het zelf te weten,
op eigenaardige, schoone wijze verhaalde
hij alle bijzonderheden van een tygerjacht,
waarbij hij tegenwoordig was geweest.
Toen hij geëindigd had riep zijne vrouw
uit: »0, ik dat nooit vergeten zal, tijgers
niet gevaarlijk, hij late de Indianeu maar
vechten, maar de veimoeienis. hij halt
dood thuis komme, bn ikke bijna geen
man bonne." Zooals men weet, vei war
ren de Indische vi ouwen altijd de hulp-
wei kwoorden zijn en hebben ze meende
dat ze bijna weduwe was geworden.
»Zoo zie je wat vooreen vrouw ik van
Indië meegebracht heb, meneeren die
zelf erkent, dal
»0, men wel mij begrijpt zat," riep zij
daar tusschen door zonder de minste ver
legenheid.
Boudewijn was al weder vol bewonde
ring, zoowel voor Spilman; die zooveel
in de wereld gezien en tegen een tjjger
had durven vechten, als voor diens vrouw
die zoo vlug zonder verlegenheid durfde
antwooiden en dat nog wel eene bruine
vrouw, waarvan hij toch altpd eene idee
had gehad, alsof die wezens nauwelijks
tot het menschengeslacht behoorden.
Mevrouw," sprak de gastvrouw, en ze
richtte zich tot het weeuwtje, »mag ik
vragen, kan men u gezien hebben in
Natura V Ik meen gisterenavond als
ik het wel heb in gezelschap met notaris
van 't Zand. 't Zal ongeveer 's avonds te
half acht geweest zijn -- misschien acht
ure, de avonden worden al lang tegen
woordig, niet waar
Ja mevrouw, ik ben gisteren daar ge
weest; en in het vrij groote gezeLchip
dat ik daar gevonden hob, zag ik ook den
notaris. Ik was er eigenlijk met mijn
zwager Van Holmen."
»Lief tegenwoordig in Artis, niet waai
»Ja, toch zou het er plezieriger zijn als
men zich er vrijer bewegen kon," ant-
wooulde mevrouw Halm, altyd nog een
weinig gepiqueerd door de onaangename
tirade van do gastvrouw. Deze echter
gaf niet gauw kamp en antwoordde
Welnu, de wandelingen aan de overzij
zijn uitgebreid genoeg geworden. Mjj
dunkt, dat men moeilijk vrijer wandelen
kan dan daar."
Artis heeft bij mij alle reputatie ver
loren," hernam Wilgenhout. »sinds het
wetenschappelijke, niet meer op den voor
grond staat. Dat heet eene zoölogische
tuin, wat doet men er 1 Men gaat de
muziek te booren, fraaie muziek, toegi -
staan, men kijkt naar de lieve dames,
heele lieve dames, alweer toegegeven
(algemeen gelach) ik neem het niet kwa
lijk, op ;ich zelf beschouwd dat men liever
naar de dames kijkt dan naar de dieren,
ik zelf ga aan dat euvel mank, maar ap-
res tout, noem het dan geen zoölogischen
tuin ik geloof niet dat er een Buffon of
Cuvier door die zoogenaamde wetenschap
pelijke inrichting zal gevormd worden.''
Dit alles was voor onzen Boud abraca
dabra, waut h(j wist nog niet wat
Artis was.
Spilman^ de eenige, die den dokter nog