4A4|ü J i No.78. Florette, of de eerste liefde Woensdag 9 Januari 1901 Nieuws- en Advertentieblad voor Zeen wsch-Vlaanderen F. DIELEMAfl, Land- en Tuinbouw. FEUILLETON. Buitenland. 'u;w ïolnev IeiS/iisnooH •V.OOlöDJül lu «1 .1 1ÜV ^inok)Hqj;jL>l Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER AXEL. Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters wordei naar olaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Inleidend woord. Meststoffen. Van theorie willen vele menschen niets weten. Ook op landbouwgebied kan men het, volgens sommigen, zonder theorie best stellen. Verklaarde nog niet kort geleden een raadslid eener plattelands gemeente, dat een voer mest hem meer waard was dan een landbouwcursus of landbouwlezing Het moeten wel totaal onkundigen zijn, die zoo spreken. Ja, op de practijk kómt het aan, dat spreekt van zelf. Doch zonder theorie geen practijk. De eerste is de voorloopster der laat ste. De theorie eener wetenschap is de leer der grondregelen, welker toepassing is de practijk. Die regelen zijn de vrucht van onderzoek en nadenken. In dezen tijd meer dan ooit, na de belangrijke ontdekkingen op wetenschappelijk gebied na al wat in de laatste vijftig jaren aan het licht is gebracht omtrent planten voeding en plantengroei, dient de practische landbouwer althans eenige kennis daarvan te bezitten, zal zijn be- drijf hem de gewenschte en zoo hoog noodige winsten opleveren. En dit is ook waar: hoe uitgebreider en grondiger die kennis, hoe helderder zijn inzicht is, in al wat zijn bedrijf raakt, des te grooter voordeelen zal dit hem kunnen geven. Kennis is gelddit spreekwoord geldt niet het minst voor den landbouwer, en wij willen daarom in deze rubriek onze lezers voorlichten omtrent al datgene, wat voor hen van belang, d. w. z. tot stoffelijk voordeel kan zijn. van Hendrik IV. Nu giDg hij langs den naasten omweg» die kronkelende in breede kringen om het kasteel heenliep, voorbij een zeker klein net huisje. Daar loerde hij naar een venster om een zekeren pijl te zien. O hoe sneed het hem ijselijk door het hart want aan het venster stond een zeker meisje, en het venster was open, en de geheele hemel was open. Florette stond hu het open venster en bond de lange vlechten van haar lang, zwart, fraai haar om haar hoofd. Haar teedere boezem was onbedekt, haar voor hoofd schitterde als sneeuw onder de donkere lokken van haar zijden haar, Voer haar aan het venster lagen bloemen die zij vermoedelijk reeds een plaatsje in het haar, of op den hoed,ol aanharen boezem had toegedacht. Hendrik wierp eenen vriendelijken groet naar het ven ster, Florett9 groette vriendelijk terug Hendrik klom op een bankje, zoo was hij bijna zoo groot als Florette, voor wien hij dicht bij het venster stond. Een blos vloog over het engelachtige t gelaat en over den sneeuwwitten albasten hals. Hij vroeg»Moet ik u aan uw toilet helpen?" Op die wijze wenschen wij naar onze krachten iets bij te dragen tot opheffing en verbetering van landbouwtoestanden en veebedrijf Wij beginnen met een enkel woord over meststoffen. Stalmest is de natuur lijke, de door de natuur aangewezene hóofdmest. Hij bestaat uit de vaste en vloeibare uitwerpselen (ook de vloeibare hebben groote waarde, dit wordt nog te vaak vergeten onzer huisdieren, vei mengd met een of ander strooisel. Dit strooisel is ook, evenals de uitwerpselen zelf, van planten afkomstig. En hierin ligt de verklaring van het feit, dat stal mest alle voedingsstoffen bevat. Geen won der dus, dat ook van wetenschappelijke zijde de stalmest op hoogen prijs wordt gesteld, wat wel eens gedacht wordt van niet. Daarvoor is echter nog een andere reden. Door het verteren van stalmest ontstaat humus (teelaarde) in den grond, afkomstig vooreerst van stroodeelen en verder van onverteerde stukjes van het door het vee gebruikte voeder Humus (het zuiverst voorkomende in holle boomen) is een der voornaamste voorwaarden der vruchtbaarheid van den grond. Hij geeft aan den grond de zwarte kleur en maakt dien los, poreus, zooals het heet. zoodat de bodem beter bewerkt kan worden en er de lucht goed in kan doordringen. Humusrijke gronden bezit ten meer dan andere het vermogen om niet alleen water, doch ook zekere voe dingsstoffen vast te houden, te bewaren zoodat zij voor den groei der planten kunnen dienen. We zeggen dusstalmest geeft plan- tenvoedsel en doet tevens den onmisbaren humus ontstaan. Dit laatste kan van kunstmest niet gezegd worden. Die geeft alleen planten voedsel. Wie zoo geluk kig is, dat hij genoeg stalmest tot zijn beschikking heeft, zal zeker aan kunst mest geen behoefte gevoelen, al is be mesting uitsluitend met stalmest toch ook dan niet aan te bevelen. Maar we weten het, er is te groot gebrek aan mest. En dat gebrek is niet van van daag of gisteren. Door de behoefte daar aan ging men er toe over, in de steden de menschelijke uitwerpselen, het keu ken-afval. het veegsel van de straten, den modder uit goten en riolen te ver zamelen Deze gemengde mest, compost dongmengselmest staat over het alge meen goed aangeschreven en terecht, hoewel bemesting daarmee in vele streken lang niet goedkoop uitkomt Maar ook deze nieuwe bron bleek ontoereikend, toen de bevolking zich steeds uitbreidde en de behoeften daardoor grooter werden De gronden moesten meer opbrengen en gelukkigeen onuitputtelijke bron werd dank zij de wetenschap, geopend. Het was de wetenschap der scheikunde, welke ons de bestanddeelen der planten leerde kennen die ons dus deed zien, welk voedsel de gewassen noodig hebben, elk naar zijn aard, welke stoffen derhalve voor een goede teelt in den bodem be lmoren te zijn En - dit is het voor naamste diezelfde wetenschap wees om de geschikte stoffen aanwaaruit wij, dat wil zeggen, de kunstmestfabriekanten, dat plantenvoedsel kunnen bereiden Dat vas een ware uitkomst, een redding uit den nood Maar tevens kwam met deze vor dering der wetenschap tot de landbou- Zij vroeg: »zijt gij reeds zoo vroeg op, jonge heer?" Hij meende, dat het in geheel niet vroeg was, en zij meende, dat zij geen hulp noodig had. Hij m ende dat zij bovendien geen ander tooisel noo dig had, dan haar eigen persoon, om schoon te zijnen zij meende dat hij een spotter was, wat hem in het geheel niet aardig stond. Hij beweerde, dat hij meer waarheid gesproken had dan tnans sedert zij hem de roos had gegeven, had hij haar niet kunnen vergeten. Zij be weerde, tot zulk eenen goedkoopen prijs was het toch gemakkelijk zich bij hem onvergetelijk te maken. Het berouwde hem dat hij de roos terug had gegeven liever zou hy die tot eene gedachtenis behouden hebben en haar berouwde het dat zij juist maar slechte bloemen - had genomen, die daar voor haar lagen doch zij gaf hem die gaarne, wanneer hem dit tot genoegen konde verstrekken. Hij verzekerde, terwijl bij eenige bloemen voor de borst stak, de slechte bloemen hadden eerst waarde- door de geefster. En zij beweerdedeze bloemen waren werkelijk zeer fraai, nu hy die op zijne borst gestoken had. Zoo meenden en geloofden, betreurden en verzekerden de beide luidjes nog veei, toen de oude Lukas in eene zijkamer Florette riep. Nu boog het meisje zich zoet lachende naar den jongen vorst, er, verdween. HeDdrik ging weder naar het kasteel; doch hij gevoelde geen grond wers de onafwijsbare eischOntwikkelt uGeen scheikundigen behoeft ge allen te worden, waar wel dient ge, in uw eigen belang, ten einde van uw gronden de grootst mogelijke opbrengst te ver krijgen, kennis te nemen van de resul taten, de uitkomsten, waartoe de ontdek kingen der wetenschap op landbouwge bied hebben geleid. B. onder zich. En toen hy in het kasteel kwam, had men hem reeds gezocht, het geen hem zeer onverschillig was, HET BEL0ISTEBEN. Toen de oude Lukas des middags uit den tuin van het kasieel kwam om te eten, zeide hij»wie mij toch die poets speelt? Daar heeft die ongeroepen tuin man weder gearbeid, de bedden wel ver deeld, wel geëffend en begonnen die met bloemen te beplanten, Reeds vroeg, toen ik builen 's nuis kwam, was de arbeid verricht en de tuinman verdwenen. Ik heb den geheelen morgen op den loer ge legen, en nogmaals niets ontdekt. Het is met dat ding in het geheel niet pluis. Die werkt waarschijnlijk des nachts by het schijnen der sterren. Toen Florette des avonds met den emmer bij de bron de la Garenne kwam kwam het haar eerst in de gedachte, dat de jonge prins wel de tuinier kon zijn want het was ongeveer van deze zijde, dat hij des morgens van daar uit den tuin bij haar aan haar aan hel venster was gekomen. Toen het bof na zonsondergang van het feest terug keerde, had Hendrik niets beters te doen, dan door den geheelen tuin van het kasteel te dwalen. Hij kwam bij de Garenne-fonteinuaar vond hij Flo- reltes hoed liggenhij nam hem, hij drukte hem aan zijne borst, hij kuste hem. Hij plukte in het duister de schoonste Nog altijd geen bericht van eenig ernstig gevecht tusschen Engelschen en Boeren in deKaapkolonie, tenzij men als zoodanig wil aannemen een telegrammetje uit Cradock, ten westen Middelburg, waarin gezegd wordt, dat de Engelschen tever geefs daar trachtten de Boeren uit hun stelling te verdrijven, 's Nachts ontruim den de Boeren echter hun positie en trokken naar Bethesda. De censor te Kaapstad heeft waar schijnlijk het bericht niet begrepen en 't daarom doorgelaten, lo. Zal het ge vecht zoo heel ernstig niet geweest zijn. want dan zouden er meer dan vijf man zijn gesneuveld2o. het trekken van de Boeren naar Bethesda, dat zuidelijker ligt, was gevolg geven aan hun plan. De Engelschen hebben, dit zal wel de waarheid zijn, te vergeefs getracht de Boeren tegen te houden op hun trek na ir het Zuiden. De Boeren bekommeren zich daarbij weinig, of er hier of daar een Engelsch garnizoentje in hun rug blijft, waar het toch moot blijven om de stategische positie niet prijs te geven. Het bericht is uit Cradock buitendien heel oud, want het dagteekent van 1 Jan. bloemen, waar hij die vond, haalde van het kasteel eeD schoon hemelsblauw lint, en wond de bloemen tot eene soort van krans om den hoed. Dan sloor» hy naar het huis van den tuinman. Daar waren de vensters gesloten, alles sliep, hij hing den hoed aan het venster. Den volgenden morgen was Florette, tegen alle gewoonte van bet huis en tegen hare eigene gewoonte, vroeger opgestaan, dan de zon was opgegaan, want zij had zich vast voorgenomen, baren ouden vader eenige vreugde te verschaffen, en den nachtelijken tuinier te ontdekken en te verraden. Daarbij was zij ook een weinig nieuwsgierig, hoewel de jonge meisjes dat juist gewoonlijk in het geheel niet zijn. Ook was het misschien nog eene andere gedachte, die zij aan niemand zeide, en die men daarom ook niet weet. Toen zij zich in de diepste stilte had aangekleed en het venster opende, zag zij den hoed met het hemelsblauwe lint en daaiom been den grooten krans van bloe men. Nu herinnerde zij zich, den hoed den vorigen avond bij de fontein in den tuin te hebben laten liggen. Zij lachte eerst tegen de bloemen en het lint, dan trok zij een donker gezicht. »Ach!" zuchtte zij: »Nu is hy toch vroeger opgeweest dan ik. Hij was dus reeds hier." Wien zij eigenlijk met dien Hij meende, zeide zij niet. Zij zag de bloemen nog eenmaal aan, maakte die los, zette ze in een pot frisch water, rolde het

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1901 | | pagina 1