t I t'J U13 LI i a Bil No. 61. Woensdag 7 November I !I(N). laarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse h -Vlaanderen F. DIELEMAN, Onnoodige Gruwelen. FEUILLETON. WIE REGEERT ER? Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 8 Maknden 50 centfranco pdjfi post 60 cent voor België 80 cent. Afzónderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER AXEL. Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters wordei naar olaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Onder bovengemeld opschrift heeft de Ned. Vereeniging tot Bescherming van Dieren een kleine brochure in het licht gegeven, die zonder twijfel veel nut kan stichten. Waar wij zooveel ellende rondom ons zien, waar wij menschen hunne mede- menschen zien vermoorden, waarvan de nieuwsbladen ons helaas telkens nieuwe bewijzen geven, waar de onderlinge liefde nog zoo weinig gevonden wordt, daar is het geen wonder, dat de mensch van zijn macht over de dierenwereld het schandelijkst misbruik maakt; en dat komt voort, voor een groot deel uit onver schilligheid, uit sleur, maar ook uit onkunde en onnadenkendheid. Men vergeet, dat het dier, evenzeer als de mensch gevoel heeft en op een goede humane behandeling aanspraak heeft. En wat in deze ook een groote factor is, is dit, dat de ouders hun kinderen in deze niet voorgaan in het goede, en hunne kinderen niet verbieden dieren te martelen of te pijnigen. Men laat hen hun gang gaan, daarbij verge tende, dat zij in deze de wet der alge- meene liefde helpen overtreden En waar men dierenmishandeling letterlijk dagelijks ziet, daar vragen wij ons met bevreemding af, of de dieren zulk een slechte behan deling verdienen? Zijn zij niet veeleer de vrienden der menschen. zonder welke zij verlegen zouden staan. Het edele paard bijvoorbeeld dat onze zware lasten, trekt en in den oorlog zijn ruiter draagt, dat onze akkers en velden met inspanning van alle krachten omploegt, - de koe, die ons melk, boter en kaas, en ten slotte I DE O 5 R V E E G. Nikolaas was van verwondering buiten zich zeiven, toen hij de koninklijke be nneming ontving. Hij maakte zich dade lijk gereed, den minister en de overige beambten op het minisieiie zijne opwach ting te maken. De minister zeide »ik stelde u gaarne aan den koning voor, want ik wilde in u de nagedachtenis van den heer Larmes eeren." »Mjjne verdienste bij uwe benoeming, is gering" zeide de secretarisgeneraal, »evenwel moet ik bekennen, dat het mij eenige moeite gekost heeft, maar ik k nde het voortreffelijke werk, dat gij in naam van den heer Larmes gemaakt hebt. Als rechtschapen man kon ik niemand anders den minister aanbevelen. Zoo bemerkte Nikolaas bij zijne bezoe ken, dat even als deze twee mannen, allen, die boven hem gesteld waien, zonder zijne voorkennis, op de edelmoedigste wijze voor hem gearbeid hadden. Toen hij het mejuffrouw de Pons vertelde, zeide zij lachende>gij zijt een zot, Niuolaas. De hoofdpersoon hebt gij vergetenverzoek morgen den prins Soubise om gehoor, en kus hem de hand. Vergeet het niet." »De prins Soubise is de hoofdpersoon ten koste van haar eigen leven, haar vleesch tot voedsel geeft, de hond, die ons erf bewaakt en ons eene trouw betoont, die zóó oprecht, bij menschen zelden ge vonden wordt, de vogel, die zingende ons verkwikt met zijn vroolijk lied, en ons tevens eieren en voedsel levert, het wild gedierte onzer velden, dat ons mede tot voedsel verstrekt, in een woord deze nuttige dieren, verdienen zij niet veeleer onze liefde en een zachte behandeling. De mensch is hun aller hoofdvijand. Dat blijkt o a. hieruit, dat zij aanstonds vluchten zoodra de mensch in hun nabijheid komt. En dat is een aanklacht tegen ons. Hoe menigmaal kan men in onze omgeving van ergerlijke dierenmishandeling getuige zijn. De meeste der arme trekhonden hebben een erbar melijk leven. De stomme dieren kunnen niet spreken, als men hun lasten laat trekken, die hunne krachten te boven gaan. Zij kunnen niet spreken, als men hun niet te eten geeft. En zulke on- menschen zijn er ook in onze omgeving tot schande van onzen medemensch moet zulks worden gezegd, lieden, die hun trekhond, van een heelen dag zwoegens en trekken, doodelijk vermoeid thuis ge komen. een schop geve, in plaats van voedsel. Dergelijke lieden hebben de aan spraak op den naam mensch verbeurd. De paarden, worden ze niet meestal tot openbare ergernis der omstanders mis handeld, waar men ze vóór mallejans boomen laat voorttrekken, of liever slee pen die kennelijk aan zwaarte hun krach ten yerre te boven gaanziet men ze niet menigmaal met doorwonde borst zich voortsleepen niet," zeide Nikolaas, »maar mijne schoone zusier, wie ik duizendmaal liever d9 hand kus." Evenwel was Nikolaas wijs genoeg, ook den volgenden dag den prins Soubise zijne opwachting te gaan maken, en de prins, die zag dat Nikolaas een jong en aangenaam man was, was wijs genoeg hem op het gemoed te drukken, mevrouw de Pompadour zijne dankbaarheid te be tuigen. De boekhouder gehoorzaamde en de b - minde des konings was niet ongevoelig voor dit eerbewijs, dat zij gevoelde wel verdiend te hebben. Hare daad was haar daarom nog zooveel te aangenamer, daar zij dezelve niet alleen aan een dankbaren maar ook aan een bevalLgon man bewe zen had. De beer Rosier, wien de zaken van de marine niet vreemd voorkwamen, ver wierf wpldra de tevredenheid van al de genen, die boven hem gesteld waren, ja zelfs van den minister, eigenlijk niet om de wijze waarop hij zich van zijne zaken kweet, maar omdat men niet wist, hoe hij eene plaats verkregen had, voor welke allen een gunsteling aanbevolen hadden. Men vermoedde, dat hi] hooge beschermers aan het hof had. Iedei behandelde hem daarom met voorkomendheid. Nikolaas, Z9er tevreden met zijn lot, en bekend met den weg, dien het lot tusschen hem en koning Lodewijk gebaand had, ge noot dien voorspoed met allo bescheiden heid. Hij had vroeger nederigheid genoeg, Zeker, wij stellen den mensch verre boven het diermaar juist daarom, om dat de mensch hooger staat, moet hij ook aan dat hooger standpunt beant woorden, en waar hp de koning der schep ping heet, dat ook zijnwat in een land geschiedt, waar de koning zijn volk tiranniek regeert, dat geschiedt niet, kan niet geschieden in de dierenwereld. De menschen jagen een koning weg, die hen tiranniseert, doch het stomme zwakke dier vermag dat niet, maar moet zich aan de willekeur van den mensch-tiran onderwerpen. Waarlijk, het lijden, waar aan beiden, mensch en dier blootstaan, is groot, de mensch lijdt evenwel meestal door eigen schuld, doch het onschuldige dier niet Wjj zeiden hierboven, dat velen beter weten, en juist zij, die een open oog voor de mishandelingen der dieren hebben, zijn geroepen, hiertegen te getui gen door woord en daad Maar. wat ziet men, wanneer men voor een mishandeld dier tusschenbeide treedt In plaats van waardeering, oogt, men doorgaans spot. En waarom? Heeft dat mishan delde dier, dat zichzelven niet verdedi gen kan, heeft het zwakke geen helper noodig En is het tusschenbeide komen geen bewijs van een edel hart, dat in zijn liefde niet den mensch alleen, maar ook het hulpelooze dier insluit Wij willen hier uit bovengenoemde brochure u een en ander mededeelen. Allereerst vinde hier vermelding de wijze van dooden der dieren. Hoe menigmaal wordt het slachten gepleegd door lieden, die er geen verstand van hebben, en daardoor den doodstijd van het dier uoo- deloos verlengen. Is het niet al genoeg, om op oen lot, zooals hem nu te beurt was gevallen geen aanspraak te maken, en thans geen overmoed genoeg meer te verlangen. Dat was bjj hem nu wel niet het gevolg van zijne wijsheid en deugd, maar van eene bedaarheid gepaard met onnadenkendheid Men trok hem ir. alle ge zelschappen, waartoe hij als burgerlijk ambtenaar toegang kOD hebben, en menig aardige, Parijsche dame wierp hem haar toovernet toe, dat zijne bedaardheid en onnadenkendheid evenwel als spinneweb- ben verscheurden want zelfs voor de schoone Paulina gevoelde hij niets meer dan eene eerbiedige hartelijkheid, en de vertrouwelijkheid tusschen hen was meer het werk der gewoonte dan hartstocht. Paulina had meer en ook een dieper ge voel. Zij beminde mot teederheid, on hoe ontevreden zij ook dikwijls over zijnen koelen eerbied zijn mocht, dankte zij hem, wanneer zij bedaard nadacht, dikwijls in haar hait voor zijne broederlijke nalatig heid. Zjj was daarom niet minder over tuigd, dat zij door hem bemind weid met een vuur, dat hare bekoorlijkheden toe kwam. Nikolaas maakte haar ook bekend met al zijne vrouwelijke kennissen, en met ,de moeite, die sommige scboonen zich gaver.. Welk een grooter blijk d m dit kon hij haar van zijne getrouwheid geven Evenwel beschuldigde zij hem, dat hij te veel tijd aan zijne uitspanningen en te weinig aan haar begon te wijden. Bijna berouwt het mij," zeide zij prui- wanneer een dier voor ons zijn leven laat, of heeft de mensch ook nog het recht, het te martelen, en is hij niet veeleer verplicht, zoo suel mogelijk te dooden. Een verdere gruwel is het ver voer van vee en den veehandel, De mis handeling der diereu begint op de markt plaats of nog vroeger, om bij het slach ten nog hooger te klimmen. En wat ziet men iu onze omgeving zoo menig maal, zoodat het tot openbare ergenis strekthet onbarmhartig ranselen van koeien, die uit of naar de weide gedre ven, gevolgd door jongens, die geeuerlei menschelijk gevoel hebben, gewapend met korte dikke knuppels, waarmede men de diereu, ook als zij rustig voort loopen, onverschillig waar men ze raakt achterna werpt. Hebben onze land bouwers, die dit kunnen verbieden dan inderdaad zoo weinig mensche lijk gevoel, dat ze dit laten begaan. Het is maar een dier, dat is de treurige ver- ontschuldiging, op grond waarvan men alles tegenover het dier geoorloofd acht. Eu toch heeft elk dier recht op een humane behandeling. Waarom verbiedt men dien koewachters dan dat ellendig mishandelen der koeien niet? Het is wederom die treurige onverschilligheid, die sleur, die in deze alles beheerscht. Daar staat in den Bijbel, dat de recht vaardige het leven van zijn beest kent, waar de barmhartigheden der goddeloozeu wreed zijn. Helaas! dit laatste zien wij telkens bevestigd, terwijl het eerste zoo zelden wordt gevonden. Daar zijn mid delen om die gruweleu te voorkomen en onder deze een afdoend middel dit, geen vleesch meer te gebruiken Men lende tot hem, dat ik u tot boekhouder heb gemaakt. Het ware beter geweest, dat ik u als uotenscbrijver gehouden had, dan waart gij te huis gebleven, en zou ik u hebben kunnen spieken, zoo dikwijls als ik wilde." Hij beloofde beterschap en hield ook woord, evenwel op eene wijze, die geheel tegen zijn zin was. Toen hij op zekeren avond met eenige vrienden in den tuin van Drouet was, waar men bal en vauxhal hield, en waar de geheele ïbeau monde", zelfs velen uit de hoogere standen zich bevonden, bemerk te hij onder de danseressen eene zijnet- kennissen, do dochter van den boekbinder die gewoonlijk voor het bureau van marine werkte. Zij was bekend onder den naam van de schoone Julia. Het meisje was hem zeer onverschillig, maar zij danste als eene sylphide met den heer Brown, een Engelsch- man, die tot het gevolg van den Britschen ambassadeur, den graaf van Albemarie, behoorde. Nikolaas bewonderde haar, en gevoelde zich gevleid, toen zij hem in het voorbijgaan opmerkte, hem vriendelijk toe lachte er, niet naliet hem nu en dan een vriendelijken blik tee werpen. Sir Brown, haar danser, sloeg dit oogenspel gade. Het scheen hem niet half zoowel te bevallen als Nikolaas. Toen de Brit haar na het eindigen van den dans naar ee«e sopha bracht om uit te rusten, en met haar een gesprek aanknoopte, trad Nikolaas nader. Zij scheen hem verwacht te hebben, nam

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1900 | | pagina 1